De weg van Brugge naar Novgorod, een reis van keizer Augustus tot Mikhail Gorbatsjov.

Als zeeën en rivieren natuurlijke vervoersmogelijkheden zijn, zijn straten en spoorwegen dat niet. Zij zijn mensenwerk en getuigen van een zekere civilisatie. Ze werden aangelegd om de mensen zelf en hun goederen te vervoeren, om culturen, religies, ideeën en talen te verspreiden, om oorlogen te voeren of om deportaties en migraties te organiseren. Eén van de belangrijkste wegen in de late Middeleeuwen was ongetwijfeld de weg (of het kluwen van wegen) die Brugge en Novgorod, zeg maar West- en Oost-Europa, met elkaar verbond. Over de geschiedenis van de weg gaat een bijzonder originele en indrukwekkende expositie in het Duitse Essen, zelf één van de tientallen etappes op die weg. De tentoonstelling is tevens ?eine Strasse durch die europaïsche Geschichte? geworden. Ze vertelt namelijk een verhaal van tweeduizend jaar, van keizer Augustus tot Mikhail Gorbatsjov.

?Unsere Weg?, zoals die in de tentoonstelling vaak wordt genoemd, splitst al direct in Brugge en loopt ofwel over Gent, Brussel, Tienen en Tongeren of over Antwerpen, Mechelen, Leuven en Diest naar Maastricht. Vandaar gaat het naar Aken en Jülich. Daar is er opnieuw een vertakking, enerzijds naar Keulen en Wuppertal en anderzijds naar Neuss en Essen, om terug samen te komen in Dortmund. Zo gaat het nog enkele keren. Belangrijke steden verder op de weg zijn Maagdenburg, Potsdam, Berlijn, Danzig (nu Gdansk), Königsberg (nu Kaliningrad), Tilsit, Vilnius, Memel (nu Klaipeda), Riga, Reval (nu Tallinn), Sint-Petersburg en Novgorod. De weg loopt grotendeels doorheen de Noord-Europese laagvlakte en kruist rivieren als de Schelde, de Maas, de Rijn, de Weser, de Elbe, de Weichsel, de Memel en de Düna. De weg werd niet altijd even druk gebruikt. Daarom worden in de expositie dwarsdoorsneden in de geschiedenis gemaakt, waarbij dan wat uitdrukkelijker wordt stilgestaan.

De idee voor de tentoonstelling komt van Ulrich Borsdorf, directeur van het Ruhrlandmuseum in Essen. Ergens in 1990 stond hij, zoals gebruikelijk in het drukke Ruhrgebied, in de file op de ?B 1?, de weg die Duitsland dwars doorkruist. Op de autoradio werd vastgesteld dat het verkeer drastisch was toegenomen sinds de val van de Berlijnse Muur en het opdoeken van het IJzeren Gordijn. Tja, dacht Borsdorf, decennialang is de weg tussen Oost- en West-Europa inderdaad versperd geweest en wat wij nu meemaken, is eigenlijk maar de herhaling van wat eeuwen terug dagelijkse kost was. Waarom het verhaal van die oost-westverbinding niet eens vertellen en visualiseren ? Veertien wetenschappelijke medewerkers zetten zich aan het werk, 300 bruikleners waren bereid stukken uit te lenen, zo’n 5000 voorwerpen werden gekeurd, 2000 ervan werden voor de expositie geselecteerd en 245 auteurs werden bereid gevonden om een bijdrage te leveren voor de kloeke catalogus van 2,6 kilogram.

DE SLAG VAN VARUS

Al zullen stukken van de weg wel gebruikt zijn door de Kelten en de Germanen, toch begint het historisch verhaal bij de Romeinen. Zij hadden goede, rechte wegen nodig om hun legioenen snel van de ene plaats naar de andere te brengen of om, eens zij ergens gevestigd waren, hun goederen vanuit het zuiden aan te voeren. De Romeinse heirbanen zijn legendarisch. Eén ervan verbond Lyon met het noordelijker gelegen Bavay en vandaar liep de weg door naar Tongeren. Daar kruiste hij de weg die Boulogne met Keulen verbond, en precies dat stuk weg lag aan de basis van de grote weg naar het oosten. Daarom begint de tentoonstelling met de Romeinse aanwezigheid in het noorden van Gallië en in het Rijngebied.

Het leger en de handel waren de twee factoren die de aanleg van de weg noodzakelijk maakten. Enkele mijlpalen (kopieën), een naaf en een as van een Romeinse wagen, zwaarden, helmen, pijlpunten, waarvan vele afkomstig uit Kalkriese bij Osnabrück, verwijzen naar de Romeinse expansie over de Rijn. Omstreeks het begin van onze tijdrekening probeerden de legioenen herhaaldelijk door te dringen in Germanië. Pas na een nederlaag in het jaar 9 (de Slag van Varus), staakten de Romeinen definitief hun pogingen om Germanië te onderwerpen.

Archeologen hebben die slag pas recent kunnen situeren in Kalkriese. Dat alles maakte echter geen einde van de Romeinse economische expansie naar het oosten. Daarvan getuigen een aantal ?schatten?, in de eerste plaats de ?Hildesheimer Silberschatz?, waarvan enkele kopieën in de tentoonstelling te zien zijn. De echte stukken zijn waarschijnlijk te broos om vervoerd te worden of onverzekerbaar. De schat bevat zo’n 60 bekers, schalen en kraters van verguld zilver. Ze dateren van de eerste eeuw en komen uit Italië.

Hoe zij in Hildesheim terechtkwamen waar zij in 1886 werden ontdekt is een raadsel. Twee andere (Romeinse) schatten uit de eerste en tweede eeuw werden in vorstengraven gevonden, de ene in Marwedel aan de Elbe, de andere in Leg Piekarski in Polen. Aan de hand van dit materiaal merkt de bezoeker dat de weg langzamerhand verder naar het oosten wordt doorgetrokken. Maar ook uit het oosten kwamen goederen naar het westen. In het Romeinse Keulen werden fragmenten van beeldjes in barnsteen gevonden, een materie die kenmerkend is voor de Oostzee. Ook in een Merovingisch vrouwengraf op het Vrijthof in Maastricht werden juwelen in barnsteen gevonden. Dat de handel met het Middellandse Zeegebied intussen ook niet was stilgevallen, bewijzen enkele voorwerpen in ivoor afkomstig uit Constantinopel, Syrië en Noord-Afrika. Die kruisjes en pyxissen uit de kerkschatkamers van Maastricht, Keulen, Xanten en Essen wijzen meteen ook op de christianisatie die ook Noord-Oost-Europa bereikte.

Karel de Grote ruilde Parijs voor Aken als hoofdstad van zijn Frankisch-Karolingische rijk. Legers en missionarissen namen weldra de ?via regis?, de koningsweg tussen Aken en Maagdenburg. Eerst werd Paderborn een belangrijk centrum van het rijk en Otto I maakte in de tiende eeuw van Maagdenburg zijn hoofdstad. Hij stichtte ook het bisdom Brandenburg. Slavische vorsten op hun beurt bouwden in Polen hun rijk uit rond de steden Posen (Poznan) en Gnesen (Gniezno). Heel wat verder naar het oosten groeide de nederzetting Novgorod in de elfde-twaalfde eeuw uit tot een belangrijk handelscentrum en de hoofdplaats van een vorstendom.

OVER ZEE EN OVER DE WEG

In de twaalfde eeuw hadden Duitse handelaars al uitgebreide contacten met de Noord-Russische stad. Ook missionarissen trokken naar het oosten. Norbertus van Xanten, bijvoorbeeld, evolueerde van prediker tot ordestichter en later tot aartsbisschop van Maagdenburg. Het verhaal van de Karolingische en Ottoonse periode wordt in de tentoonstelling geïllustreerd met wapens, kerkschatten, oorkonden en (kopieën van) de Rijkskroon, de Rijksappel en de Rijksscepter. Er zijn ook handschriften met miniaturen en boekbanden, ingelegd met plaatjes in ivoor, onder meer uit Luik.

Even verder wordt ook stilgestaan bij de rol die de priester-ridders van de Duitse Orde in het gebied van de Oostzee speelden. Zij waren in 1225 door de hertog van Masovië ter hulp geroepen om zijn heidense buren te bedwingen en te bekeren. Maar vanaf het begin van de dertiende eeuw wist de ridderorde in de streek een stevige staat uit te bouwen met de burcht van Marienburg (nu Malbork in Polen) als residentie van de Hoogmeester van de orde.

Aan de andere kant van Europa groeiden plaatsen als Ieper en Gent, vooral dankzij de textielindustrie, uit tot belangrijke economische centra. Brugge moest het vooral hebben van de haven. De stad werd tussen 1200 en 1450 de draaischijf van de handel tussen Castilië, Venetië, Genua enerzijds en de Duitse Hanzesteden anderzijds. Lübeck op zijn beurt werd de draaischijf van de handel tussen Brugge en de steden aan de Oostzee en van Noord-Rusland, onder meer Novgorod en Vilnius.

De handel van de Hanze verliep vooral over zee, maar ook over de weg werden goederen vervoerd. In Brugge was één van de belangrijkste kantoren gevestigd van de Duitse Hanzehandelaars of de ?Oosterlingen? zoals ze er werden genoemd. Dat verhaal wordt geïllustreerd met reisbenodigdheden, boeken, wijnvaten uit een voor Danzig gezonden schip, ceramiek, schrijftabletjes, glas, Mechelse beeldjes en veel munten. Tot ver in Rusland werden munten uit Brugge, Gent en Brussel gevonden. Ook worden de vele steden op de route gevisualiseerd met behulp van oude prenten.

Voorts wordt even stilgestaan bij de joodse gemeenten, die van Brussel tot Maagdenburg op de route te vinden waren. Soms kregen de joden privilegies, soms werden zij vervolgd. Zo wordt de oorkonde getoond die Jean Berthout, heer van Nekkerspoel in de buurt van Mechelen, in 1295 uitvaardigde en waarbij hij aan joden, Toscaners en Lombarden de toegang tot zijn gebied verbood. Ook pelgrims gebruikten de weg naar het oosten en die pelgrims hadden beschermheiligen nodig. Sint Christoffel is er één van, maar ook Sint Joris. In opvallend veel kerken langs de route naar het oosten werden beelden en iconen van hem vereerd. Merkwaardig is ook het beeld van Sint Gertrudis van Nijvel, dat werd vereerd in een kerk in Riga (Letland).

Vanzelfsprekend vond ook de Reformatie de weg naar het oosten. Königsberg groeide uit tot het belangrijkste centrum van de protestantse drukkunst in de buurt. Luthers geschriften vonden er gretig aftrek. Zelfs Albrecht van Brandenburg-Ansbach, de grootmeester van de Duitse Orde, koos al in 1522 voor het lutheranisme. Polen en Litouwen bleven grotendeels trouw aan het katholicisme en dat werd nog versterkt door de jezuïeten van de Contrareformatie. In het begin van de zeventiende eeuw trokken ook 15.000 hugenoten die in Frankrijk werden vervolgd, naar Berlijn en de steden aan de Oostzee. Ze vulden daar de bevolking aan die was uitgedund door de Dertigjarige oorlog, waarin Rusland, Polen, Zweden en Pruisen betrokken waren.

DE FRANSE VERLICHTING

Andere ideeën werden een goede eeuw later ook in het Balticum en het noorden van Duitsland verspreid. In 1737, amper twintig jaar na de stichting van de eerste loge in Londen, werd ook in Hamburg een loge opgericht. De filosofen en wetenschapslui van de Franse verlichting, d’Alembert, Voltaire, Diderot, kregen navolging in de personen van Fichte, von Humboldt, Herder en Kant. Van Immanuel Kant is bekend dat hij zijn woonplaats Königsberg nooit heeft verlaten. Zijn ideeën en geschriften bevruchtten wel grondig de West-Europese filosofie.

De vorsten van die periode zagen zichzelf trouwens ook als aanhangers van de Verlichting. Katharina de Grote correspondeerde met Diderot en Voltaire en deze laatste verbleef aan het hof van Frederik de Grote in Potsdam. In de tentoonstelling is een ronde portrettengalerie van al deze grote namen te zien. In het midden ervan wordt even stilgestaan bij de grote reiziger Peter de Grote. Zoals bekend, verbleef die tweemaal voor langere tijd in West-Europa. Enkele voorwerpen uit zijn ?Wunderkammer? zijn er uitgestald, een kinderhoofdje op sterk water, een kistje met tanden die de tsaar zelf getrokken heeft en twee didactische figuurtjes in ivoor die de ingewanden van de mens tonen. Ook de reisbenodigdheden van de tsaar, zijn jas, zijn laarzen, zijn reisapotheek zijn er te zien.

De volgende episode van het verhaal is de Franse Revolutie en Napoleon. De kleine Corsicaan trok met zijn legers door Duitsland naar Rusland, waar hij zowel overwinningen als nederlagen kende. In Berlijn haalde hij de quadriga, het vierspan, van de Brandenburger Tor en bracht die naar Parijs. Napoleon wilde daar een museum van de Europese cultuur bouwen. Hitler zou dat idee later overnemen, maar dan in Linz. De quadriga keerde na Waterloo wel naar Berlijn terug. In 1814 waren er trouwens ook Russische troepen in Mechelen gelegerd. Een van de paardenkoppen in brons, een werk van Schadow, is in de expositie te zien. De tentoonstelling toont ook hoe de nieuwe nationale staten die in de vorige eeuw ontstonden, zichzelf een verleden bij elkaar schilderden. Er zijn werken met de eedaflegging van koning Leopold I of de uitroeping van het Duitse keizerrijk, maar historieschilders als Louis Gallait recupereerden ook verhalen uit het verleden als ?Belgische? geschiedenis.

Intussen waren er nieuwe verkeers- en verbindingsmogelijkheden ontstaan. De postkoets reed van stad naar stad, het postwezen werd Europees uitgebouwd, de wegen kregen een stenen bedding ( chaussée) en in 1831 reed tussen Brussel en Mechelen de eerste trein van het continent. Telegraaf en telefoon werden uitgevonden en de industrialisatie zette zich omstreeks 1850 volop door, in Essen bijvoorbeeld met de staalfabrieken van de familie Krupp.

DE GROTE OORLOG

De rest van de tentoonstelling vertelt het verhaal van de triomf en de tragiek van onze eeuw. Het begint met de Grote Oorlog, geïllustreerd onder meer met een hoop granaatsplinters van de Vlaamse slagvelden en enkele fotoalbums van een Duits soldaat, die in het Balticum en in de Westhoek had gediend. In de nasleep van de oorlog bloeit het communisme op, zowel in Rusland ( Lenin) als in Berlijn ( Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg), in Duitsland wordt de Reichsautobahn de trots van Hitler.

In de Tweede Wereldoorlog wordt ?de weg? opnieuw tragisch actueel. Er zijn de legerbewegingen, er is het Oostfront, er zijn de deportaties. In het KZ Breendonk werden klederen gemaakt uit oude Belgische legeruniformen. In het getto van Vilnius werd in 1943 toch nog theater gespeeld, getuige een affiche. In hetzelfde Vilnius werden nog maar enkele jaren geleden fragmenten teruggevonden van een halfverbrande Thorarol. Albert Speer ontwierp zijn plannen voor het nieuwe ?Germania?…

Na de oorlog begon weldra de Koude Oorlog. ?Moskau will das Ruhrgebied? staat er op een affiche uit 1952. Europa wordt opgedeeld. De weg is geblokkeerd. En wat volgt, hebben we grotendeels allemaal meebeleefd. De verkiezing van een Poolse paus, de trage opwarming van de oost-west-relaties, Solidarnosc, glasnost en perestrojka, Gorbatsjov, de Trabantjes en de val van de domino’s eind 1989. Het verkeer op de weg tussen Brugge en Novgorod kreeg weer vrij spel. Het verhaal is evenwel niet ten einde. Nieuwe hoofdstukken worden nog elke dag geschreven, over de vrouwenhandel bijvoorbeeld, of over de Oost-Europese maffia in Antwerpen.

Paul Dossche

?Transit. Brügge-Novgorod. Eine Strasse durch die europaïsche Geschichte?, in het Ruhrlandmuseum in Essen. Tot 21/9.

Ivoortablet met kruisiging op een Keulse boekband, Keulen, omstreeks 1050 en 1480, koper, eik, bergkristal : handel kende geen grenzen.

Durch Arbeit zum Sieg ! Durch Sieg zum Frieden, 1918, ontwerp Alexander Cay : de weg werd tragisch actueel.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content