Nu Walter I in het stof heeft gebeten tegenover Walter II, richt hij zijn agressie op Walter III wegens Walter IV. Voor de leken: I is Pauli, II is Clippeleyr, III Grootaers en IV Capiau.
Eerst moeten wij onderstrepen dat Walter I dit jaar niet naar de Tour de France is gegaan. II, III en IV trouwens ook niet, maar van I wekt het meer verwondering. Vorig jaar was hij er namelijk wél. En dat hebben we geweten. Walter had op de voorpagina van zijn krant een dagelijkse column: ‘Pauli in het Peloton.’ Waarin hij onder meer schandaal verwekte door een lyrische verheerlijking van het kontje van Robbie McEwen, onweerstaanbaar (‘om in te bijten’) in de witte koersbroek die de Australiër toen moet hebben gedragen.
Voor Walter was het bijna een substituut voor het nog veel onweerstaanbaardere kontje van Mia De Schamphelaere. Dat weliswaar zelden in een witte koersbroek te bewonderen valt, maar evenzeer verleidt in een roomkleurige deux-pièces. Die op simpel verzoek kan worden omgetoverd in een une-pièce. En mits de gordijnen tijdig worden gesloten in een pas-de-pièce-du-tout. Wij gaan daar in het kader van deze bijdrage niet verder op in, ieder make voor zichzelf de voorstelling die hij hiervan maken kan.
Walter werd hitsiger naarmate de Tour vorderde, en werd ei zo na uit de karavaan gezet toen hij na een zware bergrit vanachter een campingwagen Miss France te grazen had genomen. Enkele uren later arriveerde hij in een goedkoop bedevaardershotelle-tje in Lourdes. De Morgen is nu eenmaal Knack niet, en het geld van de duizend maal honderdduizend is al lang verbrast door Paul Goossens, die er zich vier landhuizen in Toscane mee heeft gekocht.
Pauli sliep die nacht slecht, door een latent schuldgevoel en het onophoudelijke gepiep van rolstoelwieltjes op weg naar de Grot, en stelde, toen hij om negen uur beneden kwam, tot zijn afgrijzen vast dat er geen ontbijt meer te krijgen was. De bedevaarders vertrekken in alle vroegte, het schijnt dat wonderen zich vooral bij dageraad voltrekken. En in de meeste hotelletjes in Lourdes wordt het ontbijt geserveerd tussen vier uur en halfzes.
In ‘Pauli in het Peloton’ werden alle remmen losgegooid. ‘Het is nog niet erg genoeg dat ze met hun horrelvoeten en hun scheve schouders in mijn weg lopen, en met al die mismaakte kindjes mijn appetijt bederven’, kegelde Walter enkele van de laatste taboes omver. ‘Zorgen ze er ook nog eens voor dat een Tourverslaggever met een lege maag de weg op moet. Beseft zo een gehandicapte eigenlijk wel hoe lastig een bergetappe in de Ronde is?’
Dezelfde dag had voor de kantoren van De Morgen een betoging van een zestiental gehandicaptenverenigingen plaats. De zes met veel moeite verkochte abonnementen op de krant werden alle zes opgezegd, en de lezersrubriek kwam met vier bladzijden niet toe. Walter eiste van aan de Frans-Spaanse grens dat hij bij elke brief een naschrift mocht schrijven, en schudde daarin nog enkele extra beledigingen uit zijn pen. Dat hij het voor die kindjes had willen opnemen, tegen de valse hoop en de commercie waarin ze worden meegesleept, en dat de gemiddelde lezer van De Morgen kennelijk te dom was om dat te begrijpen, was zijn fout niet.
Vanuit zijn gammele volgwagen kneep Walter tijdens de volgende rit alle Baskische vrouwen langs het parcours waar hij maar knijpen kon, en wekte met zijn schunnige liederen grote verontwaardiging onder de Vlaamse en Nederlandse toeschouwers.
Dit jaar is hij niet gegaan. Reden: David Millar! Proloogspecialist en, als wij de kenners mogen geloven, een zeer aantrekkelijke man. Walter was in elk geval verrukt over de Schot van Cofidis, die hij op een dag per ongeluk omschreef als de Schat van Cafidis. Had hij voor de keuze gestaan tussen een naakte David Millar en een, horesco referens, naakte Mia De Schamphelaere… hij had het niet geweten. Op doping betrapt!! Niet Mia, David. Op epo dan nog. Voor Walter stortte de wereld nog maar eens in.
‘Neen, níét David Millar. Laat het niet waar zijn’, zo begon hij een emotionele aflevering van ‘Pauli’s Pen’, waarin hij toegaf dat hij, tegen beter weten in, was blijven geloven dat in het peloton toch nog een páár coureurs zuiver reden. Onder wie Millar. Maar ook die illusie had hij moeten opbergen. ‘Foert’ tegen het wielrennen. Zoals hij een week voordien ‘foert’ tegen ethische principes had gezegd. En vervolgens had gepleit voor het opnemen van het Vlaams Blok in de regering, en het afschaffen van het migrantenstemrecht en het recht op sociale uitkeringen voor allochtonen.
‘Waarom ik stilaan niet meer van wielrennen hou’, stond als kop boven de column over David Millar, en het besluit loog er niet om. Het kon tevens worden geïnterpreteerd als een sneer naar De Schampheleer: ‘Als je grote liefde je bedriegt, niet eenmaal, niet driemaal, maar keer op keer en telkens met een ander, dan is het ooit uit met de liefde. Dat doet pijn, maar te vals is te vals en uit is uit.’
En zo komt het dat Walter is thuisgebleven. En in ‘Pauli’s Pen’ van lieverlee dan maar uithaalde naar Walter Grootaers. Omdat die het Rad van Fortuin presenteert! Als vijftienjarige was Pauli nochtans ondersteboven geweest van De Kreuners. Zij heeft stijl en vooral het voor jongens als hij revelerende Ik dans wel met mezelf waren messteken dwars door zijn borst geweest. De Kreuners, dat waren rockers van bij ons. Ruige gasten. Die een zurkeltrut als Mia De Schamphelaere desnoods met geweld namen. En zie nu: Ben Crabbé en Walter Grootaers… de opvolgers van Jan Theys en Walter Capiau. Voor Pauli drong de conclusie zich op: ‘Foert tegen De Kreuners.’
Koen Meulenaere