De Belgische vissersvloot kampt met problemen: er zijn te weinig vissen en te hoge vangstquota. En steeds minder vissers vinden het beroep interessant. Ze hebben ongelijk. Een reportage vanop de Z. 186 Shannon, op de Ierse Zee.

‘Dertig jaar ben ik visser’, vertelt motorist Jef Van Eeghem. ‘Ik heb het eens uitgerekend: dat betekent 23 jaar op zee en zeven jaar thuis. Twee schipbreuken heb ik overleefd. Het werk is nu wel minder hard dan vroeger, toen de vis uit de netten gewoon op het dek werd gestort en we alles stuk voor stuk moesten oprapen. Nu is er een loopband voor het sorteren. De sector is ook beschaafder geworden, hoewel de meeste schippers nog altijd niet weten wie onze premier is. Wat verdwijnt, is de kameraadschap. Vroeger werd er veel gekaart, nu liggen de meesten na een visbeurt in hun kooi naar een video te kijken.’

De Shannon is wekenlang op zee. Er wordt ononderbroken gevist, dag en nacht, in weer en wind, met een cyclus van 2,5 uren voor het ophalen van de netten, de ideale tijdspanne om genoeg vis te vangen en de vangst niet te beschadigen door hem te lang mee te slepen. Een ijzeren routine met veel handwerk.

‘Het is hard werk’, beaamt schipper Philippe Godfroid. ‘We hebben steeds meer moeite om een goede bemanning te vinden. De visserijschool levert jaarlijks maar een vijftal geschikte krachten af, van wie een aantal dan nog voor de baggersector kiest, met zijn veel beter sociaal statuut. Gelukkig kunnen mensen zonder veel diploma’s in de visserij nog redelijk goed verdienen.’

Een bemanningslid krijgt 4,5 procent van de opbrengst van de vangst – op jaarbasis wordt dat gemiddeld ongeveer 30.000 euro netto. Maar voorlopig kent de sector geen pensioen of andere sociale voordelen. Het sociaal leven is grotendeels beperkt tot de collega’s op de 37 meter lange vissersboot met zijn krappe en comfortloze kooien en keuken, en met het constante gedreun van motoren in de oren. Het stuift er soms, op de vissersboten.

‘Een groeiende groep vissers heeft moeite met de lange afwezigheden van het gezin’, ervoer Godfroid. ‘Ik ben voorstander van een verder terugschroeven van het aantal dagen dat we op zee mogen doorbrengen – een door de Europese Commissie gestimuleerde maatregel om de druk op de visstocks te verminderen. We komen van meer dan driehonderd zeedagen per jaar, en zitten nu aan maximaal 255 dagen. Daar mogen er gerust nog vijftig van af.’

De laatste echte jagers

Godfroids bemanning is het daar niet mee eens. Meer dagen bij de familie impliceert minder geld in de portemonnee. En de mannen zeggen dat ze graag op zee zijn. Een avontuurlijk leven in een echte mannenwereld, en thuis een zeebonkstatus die je niet puurt uit werk in een kippenslachterij of een industriële bakkerij. Niet te veel gedoe over veiligheids- en andere normen. Aan boord van de Shannon heerst een verfrissende nonchalance, ondanks de strakgespannen zware kabels en het soms spekgladde dek, en de statistieken die zeggen dat visser een van de gevaarlijkste beroepen is. Bij elke vangst is er de spanning over wat er in de netten hangt.

‘Wij zijn de laatste echte jagers’, zegt stuurman Christoph Van Haecke. ‘Wij moeten de vis zoeken, en daarbij steunen we grotendeels op onze ervaring: waar we in welk seizoen goede vangsten hadden. Er bestaan geen kaarten van de visbestanden, en voor de bodemvissen waarop wij jagen zijn sonar en andere viszoektechnieken niet bruikbaar. Ons succes hangt grotendeels af van onze vakkennis. Maar één ding is zeker: er zit meer vis in de zee dan de biologen beweren.’

Meer nog dan het groeiend tekort aan vissers is de daling van het visbestand de achilleshiel van de visserij. De rapporten van visserijwetenschappers liegen er niet om. Volgens de laatste berichten zou de kabeljauw binnen vijftien jaar uitgestorven kunnen zijn. Er werd ondubbelzinnig aangetoond dat de visserij de genetische samenstelling van de kabeljauw veranderd heeft: de vis rijpt op veel jongere leeftijd dan vroeger, omdat de grootste vissen systematisch weggevangen worden. Jonge vissen produceren minder nakomelingen dan oude.

Maar de vissers zijn niet onder de indruk. ‘De wetenschappers werken met foutieve gegevens’, stelt schipper Godfroid. ‘Wij hebben al gemerkt dat een Belgisch onderzoeksschip een paar kabeljauwen ving op een plaats waar wij er tonnen bovenhaalden. Bovendien zijn de biologen voor een groot deel afhankelijk van de gegevens die wij verschaffen. En het quotasysteem waaraan wij door hun alarmerende rapporten met handen en voeten gebonden zijn, dwingt ons er soms toe om niet nauwkeurig te zijn met de informatie die we hen bezorgen.’

Om problemen te vermijden, wordt de vis namelijk niet altijd aangegeven op de plaats waar hij gevangen is. Soms gaan vissers een paar keer slepen in een zone waar ze meestal niet vissen, maar waar ons land bijvoorbeeld een hoeveelheid tong mag vangen. De permanente satellietcontrole waarmee de schepen gevolgd worden, registreert hun aanwezigheid in die zone, maar vervolgens gaan ze tong vissen op een plaats waar er meer zit, maar waar ze minder mogen vangen. Die vis wordt dan gedeeltelijk als afkomstig uit de andere zone gerapporteerd.

Dat gebeurt met medeweten van de Dienst voor Zeevisserij die de controles uitvoert, en die poogt flexibel genoeg te zijn om het de vissers niet nog moeilijker te maken dan het al is. Het quotasysteem dat de Europese Commissie oplegt, is ingewikkeld – Godfroid heeft voor dit jaar al een dikke map met nieuwe regels en reglementen verzameld. Europa bepaalt hoeveel vis van welke soort elk land op een bepaalde plaats mag vangen. Soms wordt er een dagplafond per boot bepaald, soms wordt de totale aanvoer van de vloot geplafonneerd.

Voor 600 euro zeeduivel

De boetes bij overtreding kunnen waanzinnig hoog zijn. ‘Onlangs kreeg ik in Frankrijk een boete van 40.000 euro omdat ik 100 kilo zeeduivel, met een marktwaarde van 600 euro, aan boord had die ik niet mocht hebben, maar die ik bewaard had omdat hij toch dood was’, vertelt Godfroid. ‘De eigenaars van de schepen (de reders) schuiven dit soort problemen gemakkelijk op hun schippers af, die daardoor in financiële moeilijkheden kunnen komen. De meeste schippers hebben een strafblad, wat moeilijk is als ze bijvoorbeeld toch ander werk willen zoeken. Een systeem van administratieve boetes zou veel efficiënter zijn, zoals het tijdelijk aan de ketting leggen van een schip. Zo wordt iedere betrokkene een beetje gestraft, en niet alleen de schipper.’

Het meest absurde aan het Europese systeem zijn volgens Godfroid de bijvangsten: ‘Wij vissen vooral op tong, pladijs en andere platvissen. Maar we vangen ook een twintigtal andere soorten, zoals kabeljauw en schelvis. Als het quotum voor een soort al gehaald is, moeten we alles wat we van die soort vangen terug in zee gooien. Rondvissen als kabeljauw en schelvis overleven dat niet. Die gaan dus dood de zee in. Voor dure vissen als tarbot en zonnevis, of voor sommige veel voorkomende soorten als rog, zijn er geen quota, omdat er te weinig wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn. Het kan dus gebeuren dat reders hun schippers verplichten om te blijven vissen op zulke soorten, waarbij het grootste deel van de vangst weer in zee moet worden gegooid. Een uitermate verspillend systeem. We gooien soms meer dode vis terug dan we er bewaren. En dat komt niet in de vangstcijfers terecht, want de reders verbieden ons die informatie op de formulieren in te vullen.’

Het is soms slikken als de netten op het dek geopend worden en honderden kilo’s leven in de vergaarbakken vallen. Op sommige plaatsen worden massa’s zeesterren, wulken en heremietkreeftjes opgevist, die allemaal terug de zee in worden gespoeld – een hele bodembiotoop ontwricht. Een boomkorvissersboot als de Shannon sleept twintig kilometer per visbeurt, dat betekent ongeveer tweehonderd kilometer bodem omgewoeld per dag. Honderden hondshaaitjes en andere vissen die te klein of commercieel niet interessant zijn, verdwijnen weer in zee. De haaien overleven dat meestal, de andere soorten worden opgevist door zeevogels als jan-van-genten die met honderden als een carrousel rond de boot draaien en de dode vissen met een spectaculaire duik uit het water halen.

De meeste vissers zijn niet geboeid door deze natuurtaferelen. Ze vinden alleen de vissen interessant, als een vorm van inkomen. Een dag moet 5000 euro bruto aan vis opbrengen om rendabel te zijn. De matrozen Freddy Snauwaert en Bart Van den Berghe van de Shannon selecteren routinematig de geschikte vissen en halen er met enkele snelle bewegingen de darmen uit. Matroos David (‘Bolle’) Couhysder – de jongste van de zeskoppige bemanning – schikt de vissen in het ruim op een laag ijs, zodat ze vers blijven tot het schip een haven aandoet.

Een keiharde competitie

Op de Shannon stapten de drie oudste bemanningsleden meer dan twintig jaar geleden spontaan de visserij in, vanuit een andere sector. De drie jongsten komen echter uit een vissersfamilie. Niet alleen de kabeljauw lijkt uit te sterven, ook de vissers. Er is geen aanvoer van buitenaf meer.

‘We zijn een kleine sector’, zucht Godfroid. ‘Er zijn nog 122 boten, zo’n zeshonderd vissers, vierduizend families die van de visserij leven. Daarmee zijn we kleiner dan Ford-Genk, zodat we weinig aandacht krijgen. Verdere afbouw van de sector wordt problematisch, want we naderen de leefbaarheidslimiet. Als er nog een paar boten uit de vaart worden gehaald, zal de sector niet meer interessant zijn voor visverwerkers en andere nevenbedrijven, zodat die er de brui aan zullen geven. Dan zal de Belgische visserij onder een kritisch minimum belanden.’

De onderlinge competitie is, mede door het quotasysteem, keihard. ‘Het zijn altijd dezelfden die aan de touwtjes trekken’, ondervond Godfroid. ‘Ik heb er jaren voor gepleit dat niet altijd dezelfde reders aan het hoofd zouden staan van de quotacommissie. Die werkten met voorkennis en bepaalden de quota zelfs in functie van de posities van hun boten. Gelukkig hebben we dat systeem kunnen doorbreken. Het is zo al moeilijk genoeg. Veel problemen zouden voorkomen kunnen worden door quota per schip toe te kennen. Dan kan iedereen, onafhankelijk van de anderen, zijn strategie bepalen.’

Godfroid kent zijn schip door en door. Het volstaat dat een pot mayonaise ineens op de keukentafel verschuift om te weten dat een van zijn netten vast hangt. Hij heeft in de sector de reputatie een rebel te zijn en hangt geregeld aan de alarmbel. Hij is zelf ook een liefhebber van vis, in tegenstelling tot de meeste matrozen – zelfs op vrijdag, traditioneel visdag, werd er op de Shannon friet met stoofvlees geserveerd. ’s Nachts kijkt Godfroid naar de maansverduistering en andere hemelverschijnselen, overdag kan hij, zelfs na 23 jaar op zee, genieten van de dolfijnen, de jan-van-genten en de vele vogels die een tussenstop op zijn boot maken.

Hij probeert zijn bemanning enkele basisprincipes van een milieuvriendelijk leven bij te brengen. Met wisselend succes. De door Godfroid opgelegde gescheiden afvalophaling in de keuken werd wel doorgevoerd, maar het gesorteerde afval kwam niet in een havencontainer terecht. Het werd netjes gescheiden uit een patrijspoort de zee in gekieperd. Een programma als Clean the Sea, dat vissers stimuleert de vele rommel die ze opvissen op de kade af te leveren, leidt tot gegrinnik – de Shannon had al een Ford Escort en een torpedo met lanceerbuis in zijn netten.

Het streven naar een duurzame visserij vinden de meeste vissers maar niks. ‘Ik besef dat we minder kabeljauw vangen dan vroeger’, geeft Godfroid toe. ‘Ik weet dat de boomkorvisserij onder vuur komt, omdat ze schade aan de bodem zou toebrengen. Ik ben in Noorwegen naar een alternatieve vistechniek gaan kijken, waarbij de netten niet over de bodem slepen maar er boven blijven hangen, en waarbij veel minder brandstof wordt verbruikt. Maar het kost minstens 400.000 euro om een boot daaraan aan te passen. Veel reders durven zo’n investering niet aan – een goede vissersboot kost vier miljoen euro en daarbovenop moet nog een peperdure vislicentie worden betaald. Ik vrees dat de boomkorvisserij gewoon zal moeten uitdoven, en dat jonge reders de nieuwe methodes zullen moeten introduceren.’

Toch pikt Godfroid het niet dat de visserij de zwartepiet doorgeschoven krijgt voor de vermindering van het kabeljauwbestand. Er kunnen andere factoren in het spel zijn. De vis zou zich slechts moeizaam aanpassen aan de verhoging van de temperatuur van het zeewater als gevolg van het broeikaseffect.

Maar er is een wet in de biologie die zegt dat het aantal roofdieren bepaald wordt door het aantal prooien – en niet omgekeerd. Door de moderne vistechnieken, en als gevolg van de zware subsidiëringsmaatregelen wordt de visserij echter al langer rendabel gehouden dan verantwoord is volgens de aantallen vissen. Dat leidde al tot catastrofes, zoals het totaal in elkaar storten van de kabeljauwstocks (en de visserij) voor de oostelijke kust van Canada. De Europese autoriteiten willen een vergelijkbare ramp vermijden: de vissersvloot moet minstens veertig procent kleiner worden.

‘Ik begrijp hun bekommernis’, zegt Godfroid op de dag dat hij verplicht wordt zijn visactiviteiten te verleggen omdat hij al (een beetje) meer schelvis gevangen had dan toegelaten was. ‘Maar ik begrijp niet hoe ze denken dat te realiseren met de huidige maatregelen. We gaan geen kabeljauw beschermen door hem dood in zee te gooien. Misschien moeten ze zich concentreren op het tijdelijk verbieden van de vangst in zones waar de kabeljauw zich graag voortplant.’

Ook Godfroid moet, ondanks zijn goede bedoelingen, soms plooien voor de wetten van de markt. Hij probeert altijd een zo gevarieerd mogelijke vangst binnen te halen: wat kwaliteit (dure vis), wat kwantiteit (tonnen goedkopere vis, zoals rog). Maar de prijs van rog was de vorige weken niet wat hij had moeten zijn. Zodat de vissers verplicht werden weer te gaan vangen in de zone waaruit ze al te veel schelvis hadden opgehaald.

‘We zullen honderden kilo’s schelvis dood weer in zee moeten gooien’, meldt Godfroid gelaten. ‘De jan-van-genten zullen er wel bij varen.’

Door Dirk Draulans

‘Kabeljauw wordt niet beschermd door hem dood weer in zee te gooien.’

Vissers geven soms bewust foutieve informatie over hun vangsten door.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content