Interview met de Algerijnse schrijfster Malika Mokeddem, over de neergaande invloed van de gewapende islamisten.
De berichten over massale moordpartijen in Algerijnse dorpen worden steeds gruwelijker. Soms worden er honderd mensen tegelijk over de kling gejaagd door islamistische guerrillastrijders. Toch is het Front Islamique du Salut of Fis definitief aan de verliezende hand, meent de Algerijnse schrijfster Malika Mokeddem. De meeste leiders ervan zijn dood of gevangen genomen, en hun aanhang onder het volk is na jaren burgeroorlog drastisch afgenomen. Wat overblijft is een bloedige vendetta tussen afzonderlijke, vaak nog met elkaar rivaliserende fundamentalistische strijdgroepen enerzijds, en het leger anderzijds, maar deze strijd concentreert zich steeds meer in de hoofdstad Algiers en omgeving. De massale slachtpartijen vormen volgens Mokeddem in feite een laatste poging van de fundamentalisten de bevolking te intimideren en zo te voorkomen dat de Algerijnen de vijfde juni weer naar de stembus gaan.
Malika Mokeddem woont en werkt al jaren als arts in de Zuid-Franse stad Montpellier. Ze verliet Algerije in 1977, maar keerde sindsdien geregeld terug. Sinds de onrust van 1991 komt ze zelfs vaker in haar geboortestad Oran dan tijdens de rustige jaren tachtig, zij het steeds anoniem, omdat de schrijfster Mokeddem door moslimfundamentalisten al verscheidene malen met de dood werd bedreigd. In haar in het Frans geschreven romans, waarvan onlangs ?Dromen en Moordenaars? in Nederlandse vertaling verscheen, spelen Algerijnse vrouwen steeds de hoofdrol. Het vertaalde boek beschrijft het leven van een Algerijnse intellectuele vrouw, die kort na de onafhankelijkheid van het land wordt geboren en volwassen wordt tijdens de opkomst van het moslimfundamentalisme. Het gaat over de pogingen van die vrouw om een zelfstandig bestaan te leiden in een land dat dit steeds meer bemoeilijkt. Mokeddems personage is bepaald geen op zichzelf staand geval. Volgens de schrijfster is de belangrijkste sociale verandering die de Algerijnse maatschappij de afgelopen decennia heeft ondergaan die van de positie van de vrouw.
MALIKA MOKEDDEM : De urbanisering en industrialisering hebben de traditionele rol van de grote familie ondermijnd. Vroeger was een vrouw slechts moeder en echtgenote. Ze had niets te vertellen, tot ze in de menopauze kwam. Dan fungeerde ze niet langer als seksueel object en had ze dus ook niet veel meer van haar man te vrezen. Als oudere vrouw nam ze in zekere zin wraak, en als grootmoeder bestierde ze de hele familie. Ze genoot eindelijk respect en was zelfs degene die bepaalde met welke meisjes haar kleinzonen dienden te trouwen. Tegenwoordig kunnen de meeste mannen zo’n familie niet langer in hun eentje onderhouden. De huizen zijn kleiner geworden. Veel gezinnen wonen in appartementen, zonder de grootouders. Vrouwen hebben door de toenemende armoede massaal de arbeidsmarkt moeten betreden. Velen van hen hebben geen of weinig onderwijs genoten, en zijn als schoonmaakster of huishoudster aan de slag gegaan.
Zij die wel naar school zijn geweest, hebben al snel begrepen dat kennis de enige sleutel is tot onafhankelijkheid. Dank zij het redelijk goede onderwijs in de jaren zestig en zeventig zijn ze zeer goed vertegenwoordigd in intellectuele beroepen. Tachtig procent van de artsen zijn vrouwen, maar ook tachtig procent van de leraren, terwijl ook veel advocaten, journalisten enzovoorts vrouwen zijn. Dat is een ontwikkeling die hoe dan ook niet meer terug te draaien is, hoezeer het Fis de vrouwen ook terug wil hebben in hun traditionele, onderworpen rol.
Het Fis heeft geprobeerd met dreigementen van represailles ouders zover te krijgen dat ze hun dochters niet meer naar school sturen. Als het daarin lang genoeg slaagt, kan het de klok toch alsnog terugdraaien ?
MOKEDDEM : In 1994 hebben de fundamentalisten inderdaad tussen de zeshonderd en achthonderd schoolgebouwen platgebrand, maar toch brachten de ouders in oktober van dat jaar hun kinderen massaal naar school. Dat is een bewijs voor het bestaan onder de bevolking van een breed verzet tegen de terreur van het Fis, een verzet dat door dit soort massale acties alleen maar sterker wordt. De macht van de fundamentalisten berustte voor een aanzienlijk deel op een soort verdeel-en-heers-tactiek. In veel families wist men niet of een broer of neef in het geheim geen aanhanger was van het Fis, en werd er dus een geforceerd stilzwijgen bewaard over politieke kwesties. Maar als men dan zag dat die broer of neef zijn dochters ook naar school bracht, werd er opgelucht adem gehaald. Dit soort acties van het Fis hebben uiteindelijk een averechts effect gehad.
De massale moordpartijen van de jongste maanden moeten toch weer tot een opleving van de angst hebben geleid ?
MOKEDDEM : Eigenlijk niet. Ten eerste bewijzen dit soort afschuwelijke, maar ook willekeurige terreuracties dat de fundamentalisten niet langer over de hoge organisatiegraad beschikken die nodig is om gericht te moorden. In de eerste jaren na het ongeldig verklaren van de verkiezingsuitslag en de machtsgreep van het leger konden ze dat wel. Iedereen die zich als tegenstander van het Fis ontpopte, of zelfs maar de verdenking op zich laadde dat te kunnen zijn, riskeerde met de dood te worden bedreigd en vervolgens ook inderdaad te worden vermoord. Tegenwoordig moeten de Gia en de andere strijdgroepen hun toevlucht nemen tot autobommen en andere methoden om maar zoveel mogelijk mensen te doden en te verwonden. Dat is niet minder gruwelijk, maar toch voelen daardoor steeds minder tegenstanders van de fundamentalisten zich persoonlijk geviseerd.
In de tweede plaats beperkt het terrorisme zich steeds meer tot Algiers en omgeving. In de rest van land wordt het almaar kalmer. Wie naar Oran reist, de tweede stad van het land, zal zich verbazen over het normale straatbeeld dat hij daar aantreft. Toen ik er afgelopen december een paar weken logeerde, viel me op hoeveel vrijer en ongedwongener de mensen zich daar gedroegen dan een jaar daarvoor. Er worden zelfs weer grapjes gemaakt over de situatie. Het is een bittere, zwarte humor, maar toch, er is weer hoop en optimisme onder de mensen, ondanks de moordpartijen en ondanks de voortdurende werkloosheid en armoede. De angst is verminderd, niet vergroot.
Maar niet in de hoofdstad. Waarom concentreren de fundamentalisten zich zo sterk op Algiers ?
MOKEDDEM : De burgeroorlog heeft steeds meer het karakter aangenomen van een bloedige vendetta tussen de islamisten en het leger, waarbij het leger ook bepaald niet vrij te pleiten is van terrorisme. Bovendien hopen de fundamentalisten buitenlandse investeerders af te schrikken door het economisch en bestuurlijke centrum van het land zoveel mogelijk te terroriseren. De desastreuze economische situatie van Algerije speelde het Fis eind jaren tachtig al in de hand. Het is één van de weinige troeven die het nog heeft, en naarmate het op alle fronten terrein verliest, houdt het daar steeds hardnekkiger aan vast.
Het islamisme is geen verschijnsel dat zich tot Algerije alleen beperkt. Zou een overwinning van fundamentalisten elders, bijvoorbeeld in Turkije of Jordanië, de aanhang en de kansen van het Fis weer kunnen doen toenemen ?
MOKEDDEM : Nee, want al die landen verschillen veel teveel van elkaar. Algerijnen zijn nu eenmaal geen Turken of Iraniërs. Het is typisch Europees om alle landen met een islamitische godsdienst maar op één hoop te gooien. Ik geloof dus niet dat eventuele acties van fundamentalisten in Turkije of Jordanië veel invloed kunnen hebben op de gebeurtenissen in Algerije. Maar omgekeerd geloof ik wel dat een overwinning van het Fis in 1991 een groot effect zou hebben gehad op de buurlanden Tunesië en Marokko. De daar heersende regimes zouden best omvergeworpen hebben kunnen zijn, want ook die landen tellen redelijk invloedrijke islamistische groeperingen.
Zes jaar geleden kozen veel Algerijnen voor het minste van twee kwaden : de militaire dictatuur. Ook als de rol van het Fis definitief is uitgespeeld, blijft dat minste kwaad niettemin aan de macht.
MOKEDDEM : In mijn roman omschrijf ik het leger als een militaire kaste die koste wat het kost zijn privileges verdedigt. Het leger heeft ons tot nu toe behoed voor een fundamentalistische dictatuur, maar in plaats daarvan werden we wel met een militaire dictatuur opgezadeld en dat terwijl de meeste Algerijnen in 1988 een democratie wilden. Of Algerije een democratisch bestuur zal kunnen verwerven en, vooral, behouden, hangt volgens mij in belangrijke mate af van de kwaliteit van ons onderwijs. De achteruitgang van het onderwijs in de jaren tachtig is deels verantwoordelijk voor het feit dat zoveel jongeren aanvankelijk partij kozen voor het Fis. De regering van het Front de Libération Nationale (FLN) is eind jaren zeventig reeds begonnen met de sluipende islamisering van de scholen en universiteiten. Moslimfundamentalisten werden ongemoeid gelaten toen ze hun invloed op de universiteiten vergrootten, terwijl de democraten voortdurend werden gedwarsboomd. De positie van het Frans werd sterk verzwakt en het klassiek Arabisch werd overal verplicht ingevoerd. In Algerije wordt weliswaar door een groot deel van de bevolking Arabisch gesproken, maar dat is zo verschillend van de klassieke vorm van de taal, dat veel Algerijnen niet eens meer in staat waren het nieuws te volgen toen de journaallezers op televisie er van de ene op de andere dag naar overschakelden. Dergelijke idiote maatregelen hebben ons land absoluut geen goed gedaan en ik hoop dat we er in de toekomst bespaard van zullen blijven. Ik ben niet bang meer voor een overwinning van de fundamentalisten, maar ik vrees voor de toekomst van ons land, want als het onderwijssysteem niet verbetert, zal het ook geen kritisch denkende burgers kunnen voortbrengen en die zijn essentieel voor het functioneren van een democratie.
U bent optimistisch, maar veel hardnekkige tradities staan de democratisering en emancipatie in de weg. U beschrijft hoe veel geëmancipeerde en goed opgeleide vrouwen na een relatie van jaren door hun vriend verlaten worden omdat die toegeeft aan de druk van de familie en trouwt met een door zijn ouders uitgezocht meisje, vaak nog een analfabete.
MOKEDDEM : Dat is één van de vele paradoxen van de Algerijnse samenleving. De vrouwen die het slachtoffer zijn van het machisme, die in wezen niets anders zijn dan de slaaf van hun echtgenoten, zijn tegelijkertijd de eersten om hun zonen bij te brengen dat een vrouw minderwaardig is aan een man. De islam wordt nu al jaren door de fundamentalisten misbruikt om hun machtsaanspraken en wrede praktijken te rechtvaardigen, maar diezelfde islam maakte tijdens de jaren zestig en zeventig een relatief grote tolerantie mogelijk. Zelfs de positie van het Frans is één grote paradox. Tijdens de koloniale tijd was het de taal van de onderdrukker, maar dankzij het invoeren van de leerplicht heeft Algerije in de jaren zestig en zeventig meer francofonen voortgebracht dan er onder het Franse bewind ooit zijn geweest. Frans opende voor mijn generatie het venster op de westerse wetenschap en cultuur, vandaar dat de fundamentalisten en de leiding van het dictatoriale FLN-bewind al jaren voor de verkiezingen van 1991 geprobeerd hebben de kennis en invloed van die taal te minimaliseren. Vrouwen zijn altijd de grootste slachtoffers geweest van de islamitische tradities, maar ze zijn ook het belangrijkste doorgeefluik ervan geweest. Nu de traditionele familie aan het verdwijnen is en vrouwen wel buitenshuis moeten gaan werken, wordt die cyclus misschien voorgoed doorbroken. Misschien hebben de slechte tradities, net als de moslimfundamentalisten, hun beste tijd hoe dan ook al gehad.
Jeroen Kuypers Piet de Moor
Malika Mokeddem : ?Dromen en Moordenaars?, De Geus/Epo, Breda, 1997, 158 blz., 698 fr.
Algerijnse vrouwen stonden midden mei in Parijs op de eerste rij om te protesteren tegen de burgeroorlog in hun land.