Lcd en plasma hebben de beeldbuis uit de huiskamer verdreven, maar ze vechten ook een onderlinge strijd uit. Beide hebben sterkten en zwakten. Wie wint?

B igger is better. Het zou de slagzin kunnen zijn van de producenten van tv-toestellen, ware het niet dat het de slagzin is van de tv- kopers. Wie geld genoeg heeft voor een flatscreen met een diameter van 100 centimer, kiest niet voor een toestel van 81 centimeter. Zo gaat dat met een statussymbool. Ook al is een kleiner model misschien wel een betere keuze. Alles hangt af van de grootte van de kamer waarin het toestel terechtkomt en de afstand tussen de sofa en het scherm. Een flatscreen van 100 centimeter haalt pas een maximaal rendement als je op minstens drie meter afstand zit. Zit je dichterbij, dan worden de korrels in het beeld zichtbaar. Kortom, groter is niet beter. Het lijkt alleen alsof we dat niet willen weten. ‘Mensen gaan graag voor groot’, vertelt Dirk Buckers van Electro Service in Hasselt, dat al meer dan veertig jaar tv’s en andere elektronica verkoopt. ‘We adviseren onze klanten om de grootte van hun tv-toestel af te stemmen op de grootte van hun kamer. Maar we zien ze vaak lonken naar een groter model.’ Het gevolg: ze hebben ongeveer dezelfde kijkbeleving als op de eerste rij in de bioscoop.

De nieuwe tv heeft zijn succes in grote mate te danken aan zijn voorkomen: groot, slank, stijlvol. De plompe beeldbuis van weleer is haast helemaal uit de winkels verdwenen. De vooraanstaande merken zoals Philips, Sony, Panasonic en Loewe hebben een punt gezet achter de productie van beeldbuistelevisies. Ze worden alleen nog gemaakt door enkele onbekende merken, die mikken op de budgetconsument. Maar precies de prijs is de grote troef van de platte schermen. Vier jaar geleden kostte een lcd- of plasmascherm al gauw 5000 euro, vandaag heb je er al een voor 600 euro. Wat nog niet zo lang geleden een onbetaalbare luxe was, ligt nu binnen ieders bereik.

DIGITAAL OF ANALOOG

De superieure beeldkwaliteit, het argument dat het vaakst wordt aangehaald in het voordeel van lcd en plasma, is een halve dwaling. Niemand geeft het graag toe, maar die goeie ouwe beeldbuis haalt doorgaans een hogere beeldkwaliteit dan zijn platte opvolger. Dat ligt niet aan het scherm zelf, maar wel aan de aansluiting. Lcd- en plasmaschermen zijn onovertroffen als ze een digitaal signaal ontvangen, maar ze hebben het moeilijk met een analoog signaal. En de mensen die digitale televisie kijken, zijn nog altijd in de minderheid.

Een analoog signaal kan maar een bepaald aantal beeldpunten weergeven. Het traditionele beeldbuisscherm is daar perfect op afgestemd: het heeft precies het nodige aantal beeldpunten en wordt dus mooi gevuld met het analoge signaal. Als dat lageresolutiesignaal verschijnt op een lcd- of plasmascherm, dat een veel hogere resolutie heeft, moet het beeld worden verdeeld over de extra beeldpunten. Daardoor daalt de beeldkwaliteit. Wanneer wordt overgeschakeld naar een digitaal hogeresolutiesignaal, geeft het scherm 576 beeldlijnen (en in hoge definitie zelfs 1080) in plaats van 520 beeldlijnen weer. Je hebt dan een beter beeld. Een klassieke beeldbuis kan wel digitale beelden weergeven, maar dan moet het toestel met een SCART-kabel worden aangesloten.

LCD OF PLASMA

De beeldbuis is out. Maar wat is in: lcd of plasma? Beide types tv-toestellen hebben voor- en nadelen. Plasma projecteert diepere en warmere kleuren, lcd vooral waarheidsgetrouwe kleuren. Zwart ziet er zwarter uit op een plasma- dan op een lcd-scherm. Een plasmascherm telt meer dan een miljard kleurschakeringen, een lcd-scherm een kleine twintig miljoen. Het lijkt een enorm verschil, maar dat is het niet, omdat onze ogen die fijne schakeringen niet of nauwelijks opmerken.

Plasma laat zich voorstaan op een reactietijd van 0,03 seconde, tegen 0,08 seconden voor de meeste lcd-schermen. Dat betekent dat een voorwerp dat zich snel door het beeld beweegt, minder scherp is op een lcd-scherm. Maar ook dat verschil neemt het menselijk oog nauwelijks waar. En dan is er de kijkhoek: een beeld op een lcd-scherm verliest sneller aan helderheid en scherpte als je het van opzij bekijkt dan een beeld op een plasmascherm.

Lcd was jarenlang beduidend duurder dan plasma, omdat een deel van de schermen dode beeldpunten vertoonde (als gevolg van falende transistors) en daardoor in de fabriek meteen in de vuilbak belandde. Sinds de productietechnieken zijn verbeterd en lcd-schermen in grotere aantallen worden geproduceerd, is die prijskloof helemaal gedicht. Plasma heeft lang last gehad van tv-beelden die in het scherm inbrandden en daar zichtbaar bleven. Dat was vooral vervelend als je keek naar een zender waarvan het logo constant in een hoek van het scherm te zien was. Een plasmascherm is opgebouwd uit minuscule tl-lampen. De weergavesterkte verzwakte als één tl-lamp meer brandde dan een andere. Technologieën zoals Auto Pixel Shift, die ervoor zorgen dat beeldpunten niet altijd met dezelfde lichtintensiteit worden belast, hebben dat probleem intussen uit de wereld geholpen.

60.000 UUR OVERLEVEN

Wanneer alle plussen en minnen worden samengeteld, halen lcd en plasma nagenoeg dezelfde score. Het zou dus logisch zijn dat ze de televisiemarkt netjes onder elkaar verdelen. Maar niets is minder waar: acht op de tien verkochte platte tv-schermen zijn lcd’s, plasma raakt steeds verder achterop. De verklaring, zeggen de specialisten, ligt bij de hogere levensduur van een lcd-scherm. Plasma overleeft 60.000 uur televisiekijken, maar lcd gaat 20.000 uur langer mee. Hoewel de producenten dat niet zwart op wit kunnen bewijzen – de technologieën bestaan amper 60.000 uur (zeven jaar) – kiezen veel grote merken toch resoluut voor lcd.

Maar blijft dat zo? Sony heeft onlangs de allereerste OLED-tv boven de doopvont gehouden. OLED ( organic light-emitting diode) verenigt het beste van plasma en lcd, zonder de nadelen. De grote troeven zijn de ongeëvenaarde beeldkwaliteit, het lage verbruik, de schermdikte van 3 millimeter, de hogere contrastratio, waarheidsgetrouwe kleuren, betere responstijden en de brede kijkhoek. Toshiba en Matsushita hebben intussen bekendgemaakt dat ze Sony willen achternagaan in het OLED-onderzoek. Ook Samsung en Philips en LG volgen.

OLED is geen nieuwe technologie, maar lijkt met een vertraging van een kwarteeuw toch klaar voor de grote doorbraak. Doordat enkele cruciale patenten zijn verlopen, kunnen ook andere elektronicabedrijven met de technologie aan de slag zonder hoge licentierechten te betalen. De levensduur van OLED-schermen laat voorlopig nog te wensen over, maar dat euvel zal snel worden opgelost. Voorlopig betaal je ruim 1500 euro voor een Sony XEL-1 met een schamele schermdiameter van 11 inch en zelfs 40.000 euro voor een model van 70 inch. Binnen een jaar of vier moet van dat bedrag een nulletje afgaan. Nog even geduld.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content