Alles is aan ons te danken. Dat verzinnen we niet zelf, dat vindt Mark De Man. ‘Wij zijn op ons best als de journalisten lastige vragen beginnen te stellen. Dan staat Anderlecht vanzelf op scherp.’
Bij Anderlecht wisten ze al langer dat vroeg of laat een jonge Belg uit hun eigen jeugdopleiding de vaste verdedigende middenvelder van de ploeg zou worden. Dat dat niet Vincent Kompany was, leek om financiële redenen een uitgemaakte zaak. Dat het niet Anthony Vanden Borre is geworden, bewijst dat zelfs de grootste talenten niet eindeloos krediet krijgen. En dat het uiteindelijk Mark De Man werd, toont aan dat een speler die misschien niet de nieuwe Ronaldinho is, maar wel zijn tactische taken tot in de perfectie uitvoert, ook een kans heeft op een mooie carrière.
De Man wordt al eens vergeleken met Timmy Simons. Dat snijdt hout, en hij is er nog blij mee ook. ‘Het is nooit mijn ambitie geweest om op te vallen als speler. Ik wil vooral mijn ploegmaats goed laten spelen. Wat dat betreft, herken ik me in Simons. En ik ben, net als hij, geen zwever, maar een gewone nuchtere Vlaamse jongen.’
Die nuchtere Vlaamse jongen is met Anderlecht op vier speeldagen van het einde in volle titelstrijd gewikkeld, en zegt ferm: ‘De titel kan en mag ons niet meer ontglippen. Want dit is Anderlecht. Wij zijn de enige Belgische ploeg die elk jaar kampioen móét worden. En dit jaar moet het zeker, als je ziet welke inspanningen het bestuur heeft gedaan om nieuwe spelers aan te trekken. Ik ben van mijn zestiende bij deze club, de druk is voor mij al een gewoonte geworden.’
Jullie moeten nog tegen Roeselare, Beveren, Brussels en Bergen. Dat programma ziet er niet loodzwaar uit. Het zijn wat ze noemen ‘kleine’ matchen…
MARK DE MAN:… maar in de kleine matchen word je kampioen. Het is een cliché, maar het klopt.
Geen van die drie zal nog iets te winnen hebben, op Beveren na misschien. Maar de mogelijkheid om Anderlecht de titel af te pakken, zullen ze niet laten liggen.
DE MAN: Zeker niet. Aan motivatie zal het die ploegen niet ontbreken. Er moet er maar één bij lopen die sympathie heeft voor Genk en hij stookt zijn ploeg op om tegen ons de match van het jaar te spelen. Het lot van Anderlecht is dat alle anderen ons graag zien verliezen.
Het valt op dat jullie sinds Nieuwjaar beter voor de dag komen. Waaraan ligt dat?
DE MAN: Er zal ongetwijfeld meer dan één oorzaak zijn, maar ik weet wel dat deze ploeg op zijn best is wanneer de journalisten lastige vragen beginnen te stellen en er druk komt vanuit het bestuur. Zodra de spelletjes in de kranten beginnen, staat de groep vanzelf op scherp. En als het echt moet, kan Anderlecht altijd iets meer. Dat was vorig jaar ook zo. Vóór de winterstop was het niet veel soeps, maar nadien werden we wel kampioen.
Een interessante verklaring. Bondstrainer Stéphane Demol heeft een andere: Anderlecht moest erg veel nieuwe spelers inpassen, maar als die elkaar eenmaal vinden, is paars-wit voor enkele jaren vertrokken.
DE MAN: Misschien heeft hij wel gelijk. Jongens als Mémé Tchité en Lucas Biglia, heel belangrijke spelers, zijn hier nog maar sinds afgelopen zomer. Misschien moeten ze nog wat onder stoom komen, en kunnen ze nóg beter dan wat ze al lieten zien. Zal ik eens een voorspelling doen? Als het bestuur deze ploeg bijeen kan houden, gaan we volgend jaar stunten in de Champions League. Al weet ik ook dat wanneer de clubs van het grote geld afkomen, Anderlecht moet passen.
Publiekslieveling Ahmed Hassan zou willen vertrekken.
DE MAN: Ja, Hassan heeft het privé wat moeilijk. Ik snap hem, hij mist zijn vrouw en kinderen, die in Egypte zijn gebleven. Ik zou het zelf niet kunnen, in een vreemd land ver weg van je gezin. Ik heb vrienden en familie rond mij nodig om goed te kunnen functioneren. Als hij vertrekt, zou dat een aderlating zijn voor deze club. Na Nieuwjaar maakt Hassan het verschil. En hij maakt iets los bij onze supporters, ook niet onbelangrijk. Als hij vertrekt, wacht het bestuur in elk geval een heel moeilijke taak om een gelijkwaardige vervanger te vinden.
Maar dat is momenteel niet de prioriteit bij Anderlecht. Een nieuwe verdedigende middenvelder is dat wel. En laat dat nu net de positie zijn waar ene Mark De Man speelt.
DE MAN: In deze kern ben ik een van de weinigen die op die positie kán spelen. Het is dus normaal dat Anderlecht zich wil indekken voor als ik uitval. Biglia kan in principe ook verdedigende middenvelder zijn, maar voor matchen waarin hard gebikkeld moet worden, heeft hij steun nodig. Ik ben prof bij Anderlecht, de grootste club van het land, dan weet je op voorhand dat de club altijd op zoek is naar nieuwe spelers om het team te versterken, óók als ze tevreden over je zijn. Op dit niveau moet je daar tegen kunnen.
Bij jou heeft het niet veel gescheeld of het was niet gelukt. Op je zestiende liep je een zware beenbreuk op.
DE MAN: Het zou een van mijn laatste matchen voor Oud-Heverlee worden, de avond nadien zouden de jeugdverantwoordelijken van Anderlecht mijn transfer komen regelen. Ik dus met mijn hoofd in de wolken: voor Anderlecht spelen was altijd mijn droom geweest. En toen kwam die wilde tackle langs achteren. Ik hield er een dubbele beenbreuk aan over. Het was niet eens zeker dat ik nog normaal zou kunnen stappen, laat staan lopen of voetballen. Anderlecht heeft toen alsnog gezegd: ‘We geloven zozeer in jou dat we de revalidatie voor onze rekening nemen. Je mag nog altijd tekenen.’ Zoveel vertrouwen op een zo moeilijk moment maakt vanzelf een clubman van je. Ik was daarvoor al een van die vele jonge kereltjes die ieder weekend met hun pa naar de wedstrijden trokken, maar op dat moment is Anderlecht echt mijn ploeg geworden. Ik ben de club er nog altijd erg dankbaar voor. Als ze zouden willen dat ik hier voor tien jaar teken, doe ik dat meteen.
Na die beenbreuk heb ik ongeveer een half jaar nodig gehad om weer op niveau te komen. In het begin had ik het heel moeilijk, ook door de overstap van provinciaal naar nationaal niveau. Anderlecht is ook bij de jeugd de absolute top, hè. Ik kwam terecht in een ploeg vol vedetten in de dop. Uiteindelijk ben ik wel de enige van hen die gebleven is. Misschien zijn die jaren bij Oud-Heverlee een goede investering geweest. Ik kon op mijn tiende al naar Anderlecht, maar dat ging niet door omdat mijn ouders me niet naar de trainingen konden voeren.
Dan zal het thuis wel even oorlog zijn geweest.
DE MAN: Mijn pa zei: ‘Als ze nu komen, dan komen ze later ook.’ Hij heeft gelijk gekregen. Maar als tienjarige ben je niet erg vatbaar voor zo’n argument ( lacht). Ik ben toen héél kwaad geweest op mijn pa en heb thuis veel gevloekt. Maar misschien is die beslissing mijn grote geluk geweest.
Er wordt dikwijls gezegd dat de jeugd van Anderlecht te getalenteerd is voor België, dat ze het daarom te gemakkelijk krijgt en nooit hard genoeg wordt voor het profbestaan.
DE MAN: Dat kan kloppen. We hadden een schitterend team bij de jeugd, vol jonge top-Brazilianen. Maar zodra we iets ouder werden, begon het allemaal wat te slabakken. En op de leeftijd waarop je normaal begint uit te gaan, liep het voor veel jongens mis. Van bij de reserves kun je niet meer teren op talent alleen, dan wordt mentaliteit een even grote troef. Als je dan slecht omringd bent, ben je een vogel voor de kat. Qua talent was ik een van de minsten van mijn lichting. Ik had lang niet zoveel klasse als Yasin Karaca, bijvoorbeeld ( kwam laatst in het nieuws toen hij ging testen bij San Giovanni, in de Italiaanse derde klasse, nvdr). Maar op een bepaald moment bleven die supertalenten ter plaatse trappelen, terwijl ik mezelf net voelde groeien. Dat was niet alleen een kwestie van meer karakter, er komt ook veel geluk bij kijken. Je moet op het juiste moment je kans krijgen, en die ook grijpen natuurlijk.
Deze vrijdag word je 24 en zo veel wedstrijden heb jij ook nog niet op je teller. Eigenlijk ben je vrij laat doorgebroken.
DE MAN: Op mijn achttiende mocht ik eens invallen tegen Germinal Beerschot, maar daarna zat ik anderhalf jaar voortdurend op de bank, ten voordele van Yves Vanderhaeghe, Besnik Hasi en Junior. Destijds kreeg ik vaak het verwijt dat ik niet ambitieus genoeg was. Alsof ik die vaste waarden zomaar uit de ploeg kon spelen! Ik zag die tijd meer als een investering, en ik heb op iedere training een beetje bijgeleerd. Misschien was ik ook niet klaar om titularis te zijn. Als je ziet waar ik nu sta, heb ik dan achteraf geen gelijk gekregen? Nu weet ik ook dat het voor hetzelfde geld heel slecht had kunnen aflopen. Als je niet speelt, is er op de duur ook niemand meer in je geïnteresseerd.
Heb je geen moment gedacht om te vertrekken naar een ploeg waar je wél kon spelen?
DE MAN: Natuurlijk zijn er momenten van twijfel geweest. Er was ook twee keer sprake van om mij te verhuren aan kleinere teams, maar telkens zei de club op het laatste moment dat ik toch niet weg mocht. Ik interpreteerde dat als een teken van vertrouwen.
Je generatiegenoot Maarten Martens koos een andere weg. Hem werd ook een gouden toekomst voorspeld bij Anderlecht, maar toen de kansen uitbleven, trok hij naar Nederland. Met veel succes trouwens.
DE MAN: Maarten heeft een stap terug gezet om er later twee vooruit te zetten. Er werden nogal wat wenkbrauwen gefronst toen hij Anderlecht verliet voor RKC, maar zie hem nu maar eens schitteren bij AZ en bij de nationale ploeg. Tja, op een gegeven moment was het geduld van Maarten op. Ik heb daar alle begrip voor, ik zat min of meer in dezelfde situatie, maar ik heb iets langer gewacht tot mijn kans kwam. Is dat een gebrek aan ambitie of net een bewijs van doorzettingsvermogen? Ik weet het zelf niet.
Zou het kunnen dat het voor een aanvaller veel moeilijker is om door te breken bij Anderlecht dan voor een verdediger?
DE MAN: Dat lijkt de laatste jaren inderdaad de trend. Ikzelf, Anthony Vanden Borre, Vincent Kompany, Jonathan Legaer… de jongeren die konden doorbreken, spelen in de verdediging. Tja, het zwaartepunt van Anderlecht ligt traditioneel vooraan. Je kunt van een jonge gast niet verwachten dat hij Mémé Tchité of Nicolas Frutos uit de ploeg gaat spelen. En dan zit Mbo Mpenza nog op de bank. Nochtans loopt hier zeker jong aanvallend talent rond. Dieumerci Mbokani, die nog maar één keer mocht invallen, is bijvoorbeeld een heel sterke speler. En Sébastien Siani, nu uitgeleend aan Zulte Waregem, wordt ook een heel goeie. Ik vind het wel erg voor die jongens.
Het is typisch Belgisch dat ze lang zullen moeten wachten op hun kans. Bij Ajax gooien ze talenten op achttien jaar al in het bad, of zelfs vroeger. En wie goed genoeg is, blijft wel drijven.
DE MAN: Je moet als Belgische jeugdspeler vooral hopen op een trainer die vertrouwen in je heeft. Weet je wat voor mij het kantelpunt was? De match tegen Slavia Praag vorig seizoen, die zou beslissen over deelname aan de Champions League. De trainer zette toen, compleet onverwacht, Pär Zetterberg op de bank voor mij. En zijn gok lukte. Dan ben je gelanceerd, begint de buitenwereld in je te geloven. Als Franky Vercauteren niet bij Anderlecht zit, weet ik niet hoe het met mij afloopt. Mijn grote geluk was dat Vercauteren nooit naar namen kijkt wanneer hij zijn ploeg opstelt, enkel naar het type speler dat hij nodig heeft voor die match, en naar wat die gebracht heeft op training.
Was je niet jaloers op Kompany? Speelt op dezelfde posities als jij, is een stuk jonger, en kreeg wel meteen zijn kans in de eerste ploeg.
DE MAN: Ik kan me niet vergelijken met Kompany. Dat was een kerel van wie iedereen vanaf het prilste begin wist dat hij een heel grote zou worden. Ik was niet jaloers, ik was trots dat ik heb kunnen samenspelen met een jongen die het later gaat maken bij de grootste topclubs. Van jaloezie heb ik nooit veel last gehad, weet je. Er wordt onder voetballers bijvoorbeeld veel over geld gepraat. Die verdient zoveel en die zoveel, maar als hij naar daar kan vertrekken, wordt het zoveel… Aan dat soort praatjes doe ik nooit mee. Ik ben tevreden met wat ik heb. Ik heb een mooi contract en ik doe mijn job heel graag. Moet je dan nóg meer willen?
Je droomt dus niet van een topclub in het buitenland?
DE MAN: Goh, dan zou het toch een heel mooie ploeg moeten zijn, want het is hier op Anderlecht zeker niet slecht. Dat hoor ik van alle spelers die weggegaan zijn, maar later met veel plezier terugkwamen. Ik heb al verschillende buitenlandse aanbiedingen gehad, ook concrete, maar er zat niets bij waarvoor ik Anderlecht had willen verlaten.
Wat opvalt in je statistieken is dat jij nagenoeg nooit een gele kaart pakt. Dat is heel ongewoon voor een verdedigende middenvelder.
DE MAN: Ik ben niet het type dat een tegenstander in tweeën trapt. Of die iemand zal tackelen gewoon om hem te hebben. ( fijntjes) Misschien heeft het ook wat met intelligentie te maken, met het spel kunnen lezen. Een speler die weet waar de bal zal komen, moet minder vaak tackelen. Omdat ik zo weinig kaarten krijg, zeggen ze weleens dat ik te braaf ben, maar dat is onzin. In de wedstrijd geef ik me altijd 200 procent. Veel schoffelen past ook niet echt in de huisstijl van de ploeg.
Ook opvallend: je hebt in eerste klasse nog nooit gescoord.
DE MAN: Ik heb nochtans al kansen gehad, maar het was altijd net niet. Mij plagen ze daar niet mee, Olivier Deschacht wel. Vandaar dat hij kweetniehoe content was toen hij scoorde tegen Lierse. Misschien zullen ze nu met mij beginnen te lachen. Eigenlijk raar dat ze dat doen. Tchité moet je toch ook niet vragen om mandekker te spelen? Laat iedereen maar bij zijn specialiteit. Maar ik zal érg blij zijn als ik ook eens kan scoren, ja ( lacht).
Doe het dan in de komende matchen, wie weet wordt het de kampioensgoal.
DE MAN: Dát zou een droom zijn.
Klopt het dat je vader een van de vaste piloten van de koning is?
DE MAN: Ja. Hij is twintig jaar F16-piloot geweest, maar nu vliegt hij met Airbussen van het leger. Dat betekent dus ministers vervoeren, maar af en toe ook de koning. Het is nog maar voor even hoor, binnenkort gaat hij met prepensioen.
Je vader piloot en jij voetbalt bij Anderlecht, dat is twee keer een jongensdroom vervuld.
DE MAN: Ik wou ook altijd piloot worden. Het was mijn plan B als het niets zou worden bij Anderlecht. Het avontuurlijke leven van een piloot trok me aan. Weet je dat we zelfs nog in Florida hebben gewoond, toen mijn pa daar op missie zat? Zelf heb ik daar niet veel herinneringen meer aan, ik was nog klein. Maar mijn ouders praten nog voortdurend over het mooie leven dat ze daar hadden. Die microbe heb ik wel wat te pakken. Ik hou ook van Amerika en het Amerikaanse leven.
Ze hebben daar ook een profcompetitie.
DE MAN: Jaja, ik hoor je al komen ( lacht). Ik ben David Beckham niet.
Ben je vaak ongerust geweest, met een vader die gevechtspiloot was?
DE MAN: ( knikt) Bij de Tweede Golfoorlog heeft hij ook gevlogen. Dan weet je dat er altijd dingen kunnen gebeuren. Maar we hebben daar thuis nooit veel over gepraat. Bewust. Je moet het niet moeilijker maken dan het al is.
DOOR JEF VAN BAELEN