Het trauma is geen kleine affaire, het is de ervaring van de radicaalste grens.

Waarom zijn we zo ?thuis? in barbaarse toestanden en handelingen ? Waarom ondergaan en begaan we ze in de loop van de geschiedenis met zoveel onbeleerbare volharding ? Waarom spitsen we er als buitenstaander meteen alle aandacht op ? Om het aan te klagen of om er ook gefascineerd naar te kijken ? Waarom klinkt alle verontwaardiging erover niet alleen machteloos maar vooral ook twijfelachtig ?

De veroordeling lijkt niet onze enige relatie te zijn tot extreme, barbaarse verhoudingen. Blijkbaar gaat er van het extreem bedreigende op onszelf of op anderen uitgeoefend niet alleen afweer, maar ook aantrekkingskracht uit. Met ?nieuwsgierigheid? is weinig verduidelijkt, we willen niet ?weten?, maar ondergaan. Sterker nog, in deze fascinatie zetten we bevrijdend ieder weten opzij.

Onze fascinatie heeft dus de kleur van regressie. Onze verbale afwijzing doet niets af aan onze fundamentele praktische en theoretische passiviteit. Een passiviteit die de toeschouwers, maar zeker ook de betrokkenen, niet ervaren als een onverdeeld genot, maar integendeel als een trauma. En toch blijken we daartoe aangetrokken.

Het trauma is geen kleine affaire. Zich in een situatie bevinden waar je niets kunt doen, bedreigt de fragiele constructie van bewustzijn, taal en normerende oriëntatie. De traumatiserende ervaring ontneemt je het woord en daarmee de mogelijkheid van een standpunt. Niets ?eigens? is nog mogelijk. En precies daardoor wordt de noodzaak van het woord dwingender. De mens spreekt omdat hij uit het trauma komt. Tegelijk is men in dat spreken nooit in staat het trauma te vatten, men is gedoemd het altijd weer te laten ontglippen. Woord, gedachte en herinnering zijn de fragiele ontsnappingsroute uit de implosie van het trauma. Tegelijk dragen ze alle sporen van het trauma : daarom, zegt Marc Nacht, wordt het denken ook gehaat, want daarin keert het traumatische terug.

EXTREME SENSATIES

Traumatiserend is de gebeurtenis die we niet kunnen verwerken : waar woorden, zingeving, structurering tekortschieten. Het traumatiserende aan een ervaring is precies het besef van die onmogelijkheid. Een trauma is niet noodzakelijk spectaculair, het is de ervaring van de radicaalste grens, namelijk wat mij overkomt, kan ik niet meer denken, ik kan mezelf er niet meer tegenover zetten. De consequentie daarvan is beroezende paniek, pijn en waan : de ordenende subjectpositie wordt immers opgeheven. Omdat men geen verhouding tot het traumatiserende kan ontwikkkelen, blijft men er ook aan gebonden als aan een te volbrengen en tegelijk onvolbrengbare taak. Men begrijpt dat afkeer en aantrekking de twee kanten van het traumatiserende gebeuren zijn. Metafoor voor die dubbelheid is de herhaling.

We maken een draaibeweging ter plaatse, door het op elkaar inhaken van afstoten en aantrekken. In de herhaling zelf heffen we bovendien ieder eigen standpunt en ieder ander standpunt op : de herhaling is een dood punt, een blinde, gevoelloze plek. Daarin is de herhaling zelf reeds fascinerend.

Wie in de herhaling zit, bevindt zich buiten de tijd. De tijd waarin de dood schuilt, maar ook het trauma dat als een doodservaring werkt. Via de herhaling is tenminste die lineaire tijd opgeheven. Wie in de herhaling zit, heeft geen toekomst meer, maar dus ook geen dood die hem zal treffen. Daarin schuilt een ander aspect van de roes van het traumatiserende. Het is een intense ervaring van vitaliteit : extreme sportvormen, extreme sensaties.

Het heeft alles met hun wezenlijke onbeschrijfbaarheid te maken en dus met het ontkomen aan de subject-positie, fundamenteel beperkt en eindig. Het traumatiserend barbaarse is aantrekkelijk omdat uitgerekend in de aanblik van het extreemste gevaar, de sterfelijke begrenzing van het ik omslaat in een uiterst vitale prikkel : een bulderende take off weg van dat ?ik?.

GEORGANISEERDE TRAUMA’S

Tegenover dit explosieve mengsel van de sensatie staat de herinnering die de sterfelijkheid verdubbelt, omdat daaraan het verleden wordt toegevoegd, dat wat al gestorven is. De sensatie daarentegen kent geen herinnering, daarom moet ze ook altijd weer worden herhaald.

Het traumatiserende is een immense motor, niet alleen voor het individuele, maar wellicht nog meer voor het collectieve leven. Samenlevingen ondergaan georganiseerde trauma’s (hun oorlogen en burgeroorlogen). Als het ?ik? door het trauma sensationeel gevaar loopt en zichzelf dreigt te verliezen, dan is de collectieve dimensie daar alleen maar een gunstiger klimaat voor : in het collectieve heeft men al een deel van het ?ik? afgestaan. In deze context doet de exaltatie zich niet meer voor ?in en aan? het subject maar ?erbuiten?. Het individuele ?ik? wordt een restfunctie, de exalatie bevindt zich al radicaal elders, buiten ?hem?.

Heel de cultuur is erop gericht dergelijke vormen en verschijnselen af te wenden, te verdringen. Haar mooiste strategie is te verklaren. Daarmee lijkt men te kunnen ontsnappen aan de herhaling eigen aan het onverklaarde. Het onverklaarbare is beroezend, daarom dat iedere roes door cultuur verklaard moet worden en in de verklaring hoort te verdwijnen. Een immense en tot mislukking gedoemde arbeid.

Waarom trouwens die arbeid, als door de opheffing van iedere mogelijkheid tot arbeid in de traumatiserende roes, een oplossing voor handen lijkt voor ?alles?. Tegenover deze optie van de regressie laat de collectiviteit geregeld de wapens zakken. Vandaag doen onze samenlevingen dat door hun pact met de techniek waarin nieuwe sensaties geconstrueerd worden, nieuwe ervaringen, nieuwe terreinen voor het extreme worden ontsloten. De techniek is geen handlanger van de rede, maar van de regressie ; geen instrument van de herinnering, maar haar principiële antipode. Het trauma is versplintering en desintegratie. Techniek bewerkt die versnippering in toenemende mate. Daarin is het de voorbode van een triomferende doodslust. De techniek omgeeft ons ?als een baarmoeder, zonder moeder?.

DOOR HET OBJECT BEGEERD

Neem de cijfermatige voorstellling van het sociale : het illustreert en bewerkt de versnippering van het sociale lichaam. In de idee van een functionele bedrijfsleiding die zich vandaag van alle activiteiten moeiteloos meester maakt, triomfeert een zogenaamde objectiviteit, triomfeert dus het object als de tegenpool van het subject. Terwijl wetenschap nog altijd de ambitie lijkt te kunnen hooghouden ons bevrijdende de werkelijkheid te ontsluieren, is ze in werkelijkheid de plaats waar het subject tot woordeloosheid wordt gecommandeerd : wij leven vandaag onder dat trauma. Van deze wetenschap en techniek is de mens het object geworden (net zoals hij al iedere avond knus zittend en geheel onwetend door het tv-scherm verkocht wordt aan de adverteerder).

Het verlangen vandaag heeft unieke instrumenten verworven om haar paradoxale doel te bereiken : namelijk om het subject van het verlangen uit te schakelen ten voordele van het object van het verlangen. De publiciteit illustreert dit mechanisme openlijk : wij worden door het object begeerd.

Het ziet er naar uit dat zijn dood het belangrijkste product is van de mens. Haar waarde blijkt enorm : men produceert en cultiveert haar. Het leven lijkt maar een middel om dat andere te bekomen. We hebben het lawaai van het leven van doen om de fascinerende stilte en haar zwijgen mogelijk te maken. Beschaving, cultuur en herinnering daarentegen doen afstand van de schone stilte die de trauma’s begeleidt. Zij probeert het ondoenlijke : momenten te organiseren waarin het traumatiserende kan verschijnen en even worden bezworen.

Dirk Lauwaert

Marc Nacht, ?A l’aise dans la barbarie?, Grasset, Parijs, 135 blz.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content