De Rode Duivels spelen in Dublin de heen- wedstrijd van een barrageduel om de eind- ronde van het wereldkampioenschap voetbal.
Als we van de Ieren niet kunnen winnen, blijven we beter thuis. We zullen dan wel moeten trouwens, maar daar gaat het niet om. Niet winnen van een boerenpolderploeg als de Ierse Republiek, zijnde de op zich al beperkte Tony Cascarino en tien nog minder begaafde kompanen, betekent dat we niets te zoeken hebben op een toernooi waaraan de beste 32 nationale teams ter wereld deelnemen. Op de Fifa-ranglijst staan we overigens 48ste. In hoogstaander sporten dan voetbal, zou het zo goed als ondoenbaar zijn om vanuit die positie in de eindtabel te geraken. Nu goed, de Ieren moeten we pakken, zo niet moeten we ophouden met voetballen. Verkoop alle stadions, zet er winkelcentra op zoals in Turnhout, en laat de voetbalsport over aan het buitenland.
De voorbije tien jaar heeft de Ierse Republiek weliswaar voor een paar opmerkelijke resultaten gezorgd, maar dat was enkel dankzij de vers gevangen forellen en de Guinness van bondscoach Jack Charlton. De giraffe, zoals hij als speler bij het grote Leeds United werd genoemd, ging er prat op dat hij misschien niet in het Guinness Book of Records stond, maar alleszins wel in het Records Book of Guinness.
Wij vergeten nooit de wereldbeker ’90 in Italië. Alle ploegen lagen in streng bewaakte hotels. Militairen met het geweer in aanslag aan de poort, elk doorgangsbewijs vier keer getoetst aan de gegevens in de centrale computer, elke map of tas binnenstebuiten gekeerd. En geen enkele afspraak in orde, Italianen zijn sterk in die dingen. De enige uitzondering op al die stringente regels en formaliteiten werd gevormd door de Ieren, die hun hoofdkwartier hadden gevonden in de groene long buiten Rome. Bij de paus in Castelgandolfo rechtsaf, en dan een kilometer of vijftien verder tot aan een adembenemend mooi binnenmeer. Daar logeerden de Ieren. Geen militair te zien, niet de minste vorm van bewaking. En aan de hoteldeur geen metaaldetector of infraroodlamp, maar een dubbele tapkraan van Guinness. En aan de toren lege vaten achter het schuurtje te zien, had die kraan haar werk gedaan. De spelers lagen lui onderuit in de zetels. Kaartend, dobbelend of gooiend met dartspijltjes. Hun witte sproetenvel rood kleurend in de zon. Of gewoon hun roes uitslapend.
SLA HET MIDDENVELD MAAR OVER
Bondstrainers staan in zo een toernooi stijf van de zenuwen. Wij hebben er één van een zuiders land weten exploderen, toen er plotseling een zwarte kat voor zijn voeten liep. Afgevoerd die man, in een dwangbuis. De Ierse coach evenwel, kuierde rustig heen en weer van het hotelterras naar het meer en terug, met onder zijn arm het voor alle fotografen goed zichtbare boek : ?Fishing in Italy.? Een standaardwerk. Elke journalist mocht Charlton om het even wanneer naar zijn mening vragen. Op voorwaarde dat het niet over voetbal ging, want dat interesseerde Big Jack niet in het minst. En zeker niet over tactiek, een in Ierland onbekend begrip.
Charlton ging uit van één eenvoudig basisaxioma : ?Er is nog nooit een doelpunt gevallen in het midden van het veld.? Dus sloeg hij dat compartiment over. Ierland speelde in een door weinig andere trainers gebezigde 7-0-3-veldbezetting. De zeven verdedigers hadden van kindsbeen af geleerd dat ze moesten schoppen naar wat in de buurt van hun voeten kwam. Was dat de bal, des te beter. Was dat het been van een onfortuinlijke tegenstander, ook goed. Aangezien die tegenstanders het na een korte aanpassingsperiode wel uit hun hoofd lieten om in de buurt van de Ierse verdedigers op te duiken, moesten deze laatsten zelden een doelpunt incasseren. Temeer daar Pat Bonner in de goal stond. Indien nuchter, niet te passeren.
De groene backs schoten dus elke bal kilometers ver en hoog weg. Over de hoofden van de vijf werkloze middenvelders van de tegenpartij, tot bij de drie groene aanvallers. Die droegen namen als Aldridge, Stapleton, Cascarino, Galvin of Quinnn, en trapten de bal even hoog en even ver weer terug. Of over de tribune. Of tegen het achterhoofd van de scheidsrechter. Of tegen mekaar. Zo nu en dan belandde hij zelfs per ongeluk in het doel waarin hij volgens de opzet van het spel moest belanden, en won Ierland de match met 1-0.
Voor de loting van de wereldbeker in Amerika, toen elke andere bondscoach een lijstje had met favoriete en absoluut te mijden landen, had Charlton slechts één wens : niet in Detroit spelen. De Silverdome is namelijk een overdekt stadion, en daarin zouden de Ieren hun normale spel niet kunnen ontwikkelen vanwege het dak dat boven het veld hing. Op zestig meter hoogte.
Jack Charlton hield het voor bekeken toen Ierland in december ’95 een testwedstrijd voor Euro’96 met 2-0 verloor tegen Nederland. Zijn opvolger heet Mick McCarthy. Hij voerde een nieuw spelsysteem in. Over de grond ! U leest het goed : over de grond. Met een goed bevolkt middenveld dat via combinatievoetbal en geduldige opbouw de tegenpartij uit verband moet spelen. Hahaha. ’t Is dat het Charlton nog niet ter ore is gekomen, of hij lachte zich dood. Als we van die kerels niet winnen, is er een definitief einde gekomen aan honderdzeventien jaar voetbal in België.
EVEN DE PUNTJES OP DE I ZETTEN
Welnu, beste lezer, het zal op het randje zijn, neem dat van uw zwartgallige verslaggever aan. Niet omdat de Ieren te sterk zijn, laten we ernstig blijven. Cascarino is er ondertussen 35, en speelt bij Nancy in de Franse tweede klasse. Het beruchte Nancy, gevreesd van Milaan tot in Manchester. Wij hebben er minstens vijftien die Cascarino een hele match lang moeiteloos in hun zak steken. Voor de vuist weg, en op gevaar af er vijftien anderen te vergeten : Albert, Verstraeten, De Roover, Noben, Nassen, Emmerechts, Lamberg, Renier, Gysbrechts, Teklak, Massagie, Dugardein, Franken, Serneels, Delbroek en mits een beetje bijtrainen Luc Millecamps.
Nee, we moeten niet kijken naar Ierland. Waren wij Georges Leekens, wij verboden de scout die Ierland-Roemenië heeft gevolgd om met ook maar één van onze spelers contact te hebben. Waar het op aan komt, is de sterkte van het eigen elftal. En daar eindigt helaas ons verhaal. Die sterkte is aan de zwakke kant. Zoals bleek in de jongste twee interlands tegen Nederland en Wales.
Dat het verkeerd loopt met onze nationale ploeg, onderstreepte bondscoach Georges Leekens met zijn selectie voor Wales. Die match had op zich niet veel belang, want ook bij een nederlaag waren de Belgen zo goed als zeker van een barrageduel. Enkel een nederlaag van Nederland in eigen huis tegen Turkije, kon roet in het eten gooien. En van een uitgeschakeld Wales moesten de Rode Duivels geen fanatiek weerwerk vrezen.
Daarvan profiteerde Leekens om de puntjes even op de i te zetten, en zwierde zeven man, die er in Nederland bij waren, uit de kern. En niet van de minsten. Op kop twee buitenlandse ?vedetten? : Bertrand Crasson van Napels, en Philippe Albert van Newcastle. Twee van onze allerslechtste pionnen in de met 3-1 verloren wedstrijd in Rotterdam. Crasson deed in die match alles verkeerd wat een voetballer zoal verkeerd kan doen, tot een inworp plompweg in Nederlandse voeten toe. Hij werd al bij de rust vervangen door Regis Genaux. Ook geen wonder van techniek en speldoorzicht, maar in elk geval gezegend met een grote soms te grote dosis agressiviteit. Het in- en opkomen van Genaux bracht de Belgen kort na de rust even in de match, al was dat bij de eerste Hollandse tegenaanval meteen afgelopen. Toch was het een klein lichtpuntje.
En Albert, tja… potentieel allicht onze beste voetballer. Iemand met tot voor enkele weken een vaste plaats in een topteam uit de sterkste competitie ter wereld. Maar in de nationale ploeg wil het maar niet lukken. Albert is niet in staat de Rode Duivels de meerwaarde te geven, die zijn status als clubspeler mag doen verwachten. Vaak is hij een minwaarde. De Philippe Albert van Anderlecht en Newcastle, onverbiddelijk in verdediging en levensgevaarlijk in het uitkomen, hebben we in de nationale ploeg nooit gezien. En het nonchalante, dat altijd in zijn manier van voetballen heeft gezeten, trekt het hele elftal naar beneden. Dat hij na zij niet-selectie tegen Wales een punt zette achter de Rode Duivels, is bijna logisch. Zeker nu hij bij Newcastle op de bank is verzeild. Dat hij afzegde een uur nadat zijn wederoproeping officieel bekend was gemaakt, is typisch voor deze gewezen Gouden Schoen, die aan vormelijkheden zijn voeten veegt. Op het veld en ernaast.
DE MATCH TEGEN WALES LIEP GOED AF
De offday van Crasson en Albert, was één van de redenen waarom de tactiek in Rotterdam faalde. Dat Van Meir en Vidovic het al niet beter deden, was een andere verklaring. Leekens wilde hoog verdedigen, wat vereist dat de verdedigers bij balbezit onmiddellijk opschuiven naar de middellijn. Maar dat is bij een voornemen gebleven. Te wijten aan de sterkte van de Nederlanders, en aan een gebrek aan tactische discipline van onze defensie. Dat stak bij Leekens, zelf indertijd een gedisciplineerd verdediger. Waarbij de discipline er in zijn geval in bestond om gedurende negentig minuten fysiek en moreel de man te breken van wie het rugnummer hem vooraf door de trainer was ingefluisterd. Leekens bleef ook niet ongevoelig voor de kritiek van anciens als Enzo Scifo en Franky Van der Elst, die er nadien op wezen dat de Belgen te weinig gedurfd hadden, en zo de Nederlanders alle kansen hadden geboden om hun spel te ontwikkelen.
Eruit dus met Albert en Crasson, zo had Leekens voor zichzelf al beslist de dag na Nederland-België. Genaux was gekwetst. Verder schrapte de trainer ook Schepens, Peeters, Haagdoren en Borkelmans, al werd die laatste noodgedwongen heropgevist. Daarmee was het iedereen duidelijk gemaakt : in de nationale ploeg dient een positieve instelling te heersen, respect voor de tactische richtlijnen, en een tomeloze inzet. Wie zich daar niet naar schikt, mag opkrassen. Tot wanhoop van Leekens moesten ook Scifo, Van Meir en Vidovic opkrassen, geblesseerd op de eerste trainingsdag. Met de geweerde Crasson en Albert was dat de hele vijfmansverdediging van Rotterdam. En dus diende inderhaast een totaal nieuwe achterlijn in elkaar te worden getimmerd : Staelens als libero. Op de man De Roover en Smidts, hoewel die beiden competitieritme misten. Op de flank Deflandre en Van Kerckhoven.
Op de voorlaatste dag van de voorbereiding viel bovendien Gilles De Bilde uit. De Bilde was er de hele week met zijn gedachten niet bij geweest, door het overlijden van zijn grootvader, die een belangrijke rol in zijn leven heeft gespeeld. Na een grondig gesprek met Leekens was hij bereid om er voluit tegenaan te gaan, maar een verzwikte enkel verhinderde dat. Zijn plaats in de basiself werd ingenomen door Danny Boffin, in de Franse competitie uitstekend bezig met Metz.
De match tegen Wales liep goed af, dat wil zeggen : het resultaat. Gelukkig bestaat het Welshe elftal uit negen middelmatige spelers en twee superieure voetballers, en niet omgekeerd. En die twee, Ryan Giggs en Dean Saunders, kwamen pas in de tweede helft onder stoom. Op dat moment was het 3-0, een voorsprong die de Belgen dankten aan een dosis meeval, en aan twee keer tien minuten hoogtempovoetbal. Maar ook die korte periodes volstonden niet om het grote gebrek van het Belgische elftal, en van het Belgische voetbal in het algemeen, te verdoezelen. Geen degelijke opbouw van achteren uit, geen balbeheersing en creativiteit in het middenveld.
Dat kwam na de rust in alle scherpte aan het licht. De verdedigers durfden geen initiatief nemen met de bal, en verkozen die zo snel mogelijk in te leveren bij een medemaat. Jammer genoeg was die er niet, op Franky Van der Elst na dan. Marc Wilmots heeft zijn verdienste als beuker en stormer, maar als spelverdeler is dat heel wat minder. Nico Van Kerckhoven geraakt niet op het niveau van vorig jaar. En Danny Boffin legt met zijn ontelbare sprintjes een onverdroten inzet aan de dag, maar dat loopwerk is niet altijd oordeelkundig, en zijn passen en voorzetten missen nauwkeurigheid.
De nieuwe verdediging werd op precies hetzelfde falen betrapt als haar voorganger een maand eerder in Nederland. Ze liet zich te gemakkelijk terugdringen, kwam niet aan uitvoetballen toe, en raakte onder druk te makkelijk van slag. De manier waarop de Nederlanders bij de drie doelpunten de Belgische achterlinie simpel hadden weggetikt, was pijnlijk. Wales herhaalde die tuchtiging toen Saunders vrij mocht centeren, Hartson vrij mocht koppen, en Giggs vrij mocht binnenduwen. Temidden van liefst vier Belgische spelers van wie er geen enkele de juiste plaats vond om het doelpunt te verhinderen.
EEN DOMME GELE KAART VOOR LUIS
Twee totaal verschillende verdedigingen, twee keer een onvoldoende. Geen middenveld, zeker niet als Staelens en Scifo daar ontbreken, hetzij door blessure, hetzij door een plaats op de liberopost. En tot overmaat van ramp besefte Leekens al tijdens de match tegen Wales dat hij in het barrageduel ook vooraan in de problemen zou zitten. Want kort na de rust kreeg Luis Oliveira geel, na een impulsief handsspel. Ook in Rotterdam had hij een onnodige gele kaart gepakt, waardoor hij automatisch geschorst is voor de heenmatch in Dublin. En Emile Mpenza is nog weken, zo niet maanden, out. Dus moest Leekens een beroep doen op het koningsduo van PSV : Gilles De Bilde en Luc Nilis. Die leveren vanzelfsprekend voldoende kwaliteit als ze honderd procent in orde zijn, maar daar ligt het kalf gebonden. Zowel Nilis als De Bilde hadden af te rekenen met een ernstig enkelletsel, en of ze topfit zijn voor de lijf-aan-lijfgevechten in de Ierse loopgraven moet worden afgewacht.
Voor het Belgisch voetbal is die testmatch tegen de Ieren een kwestie van leven en dood. Wat de Belgische ploegen op het Europees niveau tonen, is niet bepaald indrukwekkend, we mogen onze ogen niet achter een te rooskleurige bril verbergen. Als de nationale ploeg Frankrijk mist, staat de volgende interland met inzet pas over drie jaar op het programma. Dat is eigenlijk alleen voor Georges Leekens een geruststellende gedachte. Tenzij tegen die tijd het voetbal in België is afgeschaft.
Koen Meulenaere
Lorenzo Staelens en Mike Verstraeten in het verweer tegen Wales. De scène zou uit Dublin kunnen komen.
Luc Nilis : honderd procent kwaliteit, maar ook honderd procent in orde ?