Hebben de Belgische politici de moed om eindelijk het eindstation van de staatshervorming vast te leggen?

Zoals altijd in de aanloop naar federale verkiezingen neemt het communautaire opbod tussen Vlaamse en Franstalige politici weer toe. Veel Vlaamse kiezers liggen misschien niet wakker van nog maar eens een nieuw hoofdstuk in de staatshervorming, maar toch doen de partijen er alles aan om hun Vlaamse flank af te dekken. Als ze daarbij iets te veel noten op hun zang krijgen, herinneren hun Franstalige collega’s hen graag aan de mogelijkheid van een Franstalige premier of worden de grenzen van Brussel en passant ter discussie gesteld. De Franstaligen vrezen dat elke nieuwe staatshervorming hen een stap dichter brengt bij het in hun ogen point of no return: de splitsing van de sociale zekerheid, en daarmee de opzegging van de solidariteit tussen de regio’s.

Toch is er de afgelopen bestuursperiode iets veranderd: de voor- en nadelen van een onafhankelijk Vlaanderen worden veel openlijker besproken, en het zijn niet langer uitsluitend politici die het hoogste woord voeren. Zo noteerden de Vlaamse zakenlieden van de denkgroep ‘In de Warande’ vorig jaar in hun Manifest voor een Zelfstandig Vlaanderen in Europa dat ze geen heil meer zagen in het voortbestaan van België. Prompt kregen ze lik op stuk in de manifesten van de Vlaamse topambtenaar Rudy Aernoudt en van de Beweging voor een Federaal België B-plus. Ook de media deden een stevige duit in het zakje, met als uitschieter het nepjournaal van de RTBF van eind vorig jaar waarin werd beweerd dat Vlaanderen eenzijdig de onafhankelijkheid had uitgeroepen. Ondertussen had zogoed als iedereen die ooit op een kieslijst had gestaan wel een mening veil over de terugkeer van nationale partijen of de invoering van een federale kieskring. Her en der gingen ook stemmen op voor de federalisering – het opnieuw naar het federale niveau overhevelen – van bevoegdheden als buitenlandse handel en de geluidsnormen. Maar dat lijkt vandaag haast een groter taboe te zijn dan de splitsing van het land. Veel luider klinken de onheilstijdingen over de deelstaten die elkaar niet meer willen kennen, elkaars kranten niet meer lezen, en elkaars taal zelfs niet meer spreken.

‘Als Tsjechië en Slowakije als vrienden uit elkaar konden gaan, waarom zouden Vlamingen en Walen dat dan niet kunnen?’ luidt de boutade. Daarbij wordt gemakkelijk vergeten dat er in Tsjecho-Slowakije geen discussie bestond over de bestemming van de hoofdstad, dat de overheidsschuld er maar een fractie van de onze bedroeg, en dat de scheiding in de nasleep van het openschuiven van het IJzeren Gordijn plaatsvond. Net als veel Vlamingen vandaag waren de rijke Tsjechen het zat om op te draaien voor de financiële tekorten in de veel armere deelstaat. Toch is de situatie niet echt vergelijkbaar: de levensstandaarden in Vlaanderen en Wallonië verschillen veel minder dan destijds in Tsjechië en Slowakije.

In Wallonië zou er trouwens een bescheiden sociaaleconomische relance aan de gang zijn. ‘De Vlamingen moeten helpen om die kentering te consolideren. Dat is de beste garantie om de transfers in de toekomst te kunnen afbouwen’, zei Rudy Aernoudt onlangs in Knack. ‘Als de transfers in de sociale zekerheid nu zouden verdwijnen, zou de armoedegraad in Wallonië sterk toenemen. En de federale transfers naar de regio’s waar het inkomen per capita lager is dan gemiddeld, gebruikt de Waalse regering grotendeels voor investeringen in de economie. Haal dat weg en Wallonië gaat nog meer bergafwaarts.’

Het probleem is dat de meeste Vlamingen niet geloven dat het zoveelste marshallplan wél zal aanslaan. Ook het idee dat de beruchte transfers vanaf 2013 in omgekeerde richting zullen gaan omdat Wallonië dan zal moeten bijbetalen voor de snellere vergrijzing in Vlaanderen, stuit op heel wat scepticisme. Want met welke middelen zullen ze dat bekostigen?

Niet dat Wallonië Vlaanderen helemaal niets te bieden zou hebben. Om te beginnen, is Wallonië een belangrijk afzetgebied voor Vlaamse producten. Bovendien wonen er heel wat beschikbare, gekwalificeerde arbeidskrachten, en die zijn in Vlaanderen bijzonder schaars aan het worden. ‘Ja, maar ze wíllen ginder niet werken’, is een veelgehoorde platitude. Of beter: ze willen wel een job, maar bij het minste of geringste leggen ze het werk neer. ‘Er wordt in Wallonië inderdaad snel en intensief gestaakt’, zegt politoloog Wilfried Dewachter. ‘De mensen zitten er dan ook in een feodaal systeem. Velen zijn van de wieg tot het graf vastgeklonken aan het dienstbetoon van de socialistische partij en vakbond. Welke ondernemer heeft zin om in zo’n regio te investeren?’ Terwijl ze in Vlaanderen beseffen dat een arbeidsmarkt met machtige, internationale werkgevers een andere aanpak vergt, blijven ze in Wallonië nog veelal in oude denkpatronen steken. Het is dan ook geen toeval dat vooral de SP.A de splitsing van het arbeidsmarktbeleid als communautaire prioriteit naar voren schuift.

DUN DRAADJE

Sinds 1970 heeft de ene staatshervorming de andere opgeroepen, en na 10 juni komt er haast onvermijdelijk een nieuwe ronde. Toch lijken alleen de separatistische partijen Vlaams Belang en N-VA een duidelijk eindstation voor ogen te hebben. Bij de andere blijft dat nogal vaag. De SP.A vraagt nu bijvoorbeeld de splitsing van het werkgelegenheidsbeleid, en tekent een ‘sociale staatshervorming’ uit. Volgens de socialisten kan dat perfect binnen een federaal model worden doorgevoerd, maar over de eindbestemming van Vlaanderen en Wallonië laten ze niets los. Bij de Open VLD pleitte premier Guy Verhofstadt, die tegenwoordig op eieren loopt als het over communautaire zaken gaat, vorige week nog voor een coalitie met een tweederdemeerderheid, omdat er anders weinig of niets in huis kan komen van verdere staatshervorming. Maar waartoe zo’n nieuwe federalisering op termijn moet leiden, zegt hij niet. De CD&V, die een separatistische kartelpartner heeft, streeft in theorie het confederalisme na. Alleen is het allesbehalve zeker dat de christendemocraten ook in de praktijk zover willen gaan.

‘Nochtans geloof ik dat CD&V en de SP.A weten waar ze willen eindigen’, zegt Wilfried Dewachter: ‘Hoelang Vlaanderen en Wallonië nog samen worden gehouden, hangt af van onze politici, hun drijfveren en de prijs die ze voor machtsbehoud willen betalen. PS-voorzitter Elio Di Rupo heeft de sleutel in handen om België nog voor tientallen jaren te verankeren. Maar dan moet hij de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde wel zonder compensatie splitsen, en de afschaffing van de taalfaciliteiten en een verregaande bevoegdheidstoekenning toestaan.’

Ondertussen wordt gretig geijverd voor de regionalisering van nog meer bevoegdheden. Daardoor zou een efficiënter beleid kunnen worden gevoerd op maat van elke regio, zeggen de pleitbezorgers. Maar op een bepaald moment zou die overweging België ook a bridge too far kunnen leiden. ‘Momenteel liggen de meeste bevoegdheden die belangrijk zijn in het kader van de Europese Monetaire Unie (EMU) nog grotendeels op het federale niveau’, zegt grondwetspecialist Patrick Peeters van het Instituut voor constitutioneel recht (KUL). ‘Als dat verandert, en het noorden en het zuiden van ons land een verschillende richting inslaan op het vlak van bijvoorbeeld arbeidsrecht of fiscaliteit, dan zal dat een weerslag hebben op het concurrentievermogen van de beide regio’s. Met andere woorden: dan komt de eenheid van ons land onder zware druk te staan.’

Maar of het ooit tot een echte boedelscheiding komt? Wellicht zal er altijd een draadje overblijven – hoe dun ook – dat Vlaanderen met Wallonië verbindt. De echte vraag is dan ook niet of België moet splitsen, maar wel wat we nog op federaal niveau willen houden. En net daarover ontbreekt elke visie op langere termijn. In andere staten, van Zuid-Afrika tot Duitsland, bestaat er wel een duidelijk kader dat de rol van de deelgebieden bepaalt. In België is het voorlopig zo dat bevoegdheden die niet expliciet aan de gewesten of de gemeenschappen zijn toegewezen op federaal niveau worden uitgeoefend. ‘In artikel 35 van onze grondwet staat sinds 1993 nochtans dat er een lijst van federale bevoegdheden moet worden gemaakt. Maar dat is nooit gebeurd’, zegt Peeters. ‘Het opstellen van zo’n exhaustieve lijst zou een zwaar werk zijn, maar daarna zouden we voorgoed weten waar we aan toe zijn.’ Dat zou wel een politieke krachttoer vergen. Vooral omdat dan onvermijdelijk ook over centen zou worden gepraat, en al het rekenwerk van de bijzondere financieringswet van 1989 moet worden overgedaan. Het is geen verrassing dat geen enkele politicus zich daar vandaag toe geroepen voelt.

Samengevat

De Vlaamse partijen willen na 10 juni meer bevoegdheden regionaliseren, de Franstalige partijen helemaal niet.

Er moet een exhaustieve lijst van federale bevoegdheden worden opgesteld, zoals de grondwet voorschrijft.

DOOR ANN PEUTEMAN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content