De Verenigde Naties beraden zich over ‘slimme’ sancties tegen Sudan.
Eerst komen de bommenwerpers van het regeringsleger. Daarna de Arabische milities, op paarden en kamelen, als de ruiters van de Apocalyps. Ze leggen dorpen in de as, ze moorden, plunderen en verkrachten. Onder de zwarte bevolking van de westelijk Sudanese regio Darfur vallen iedere dag naar schatting duizend doden. Meer dan een miljoen mensen zijn op de vlucht. Er heerst hongersnood. Met het regenseizoen voor de deur, wordt gevreesd voor het uitbreken van epidemieën.
Hulpverleners en mensenrechtenorganisaties waarschuwen al maanden voor een ‘humanitaire ramp’. Het Amerikaanse Congres ging vorige week nog een stapje verder en nam het woord ‘genocide’ in de mond. Als daar inderdaad sprake van is, geeft dat de wereldgemeenschap niet alleen het morele recht, maar ook de volkenrechtelijke plicht tot een militaire interventie. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties gaf de regering in Khartoem afgelopen vrijdag nog dertig dagen de tijd om een einde te maken aan de wreedheden. Anders volgen er ‘maatregelen’.
Het wereldgeweten komt weer boven. Hebben we dan niets geleerd van de drama’s in Rwanda, Bosnië en Kosovo? Juist wel, vinden ook onverdachte figuren als de speciale VN-gezant voor Sudan, de voormalige Nederlandse minister voor Ontwikkelingssamenwerking Jan Pronk. Pronk betwijfelt of het zenden van een internationale vredesmacht de beste oplossing is. Te riskant. De komst van ‘kruisvaarders’ zou de moordmachine niet stoppen en radicale islamitische groeperingen in Sudan provoceren tot nog meer geweld. Ook de stabiliteit in de buurlanden zou erdoor worden aangetast.
Sancties dan? Die treffen, zoals bekend, nauwelijks regeringen, maar vooral onschuldige burgers. ‘Slimme’ sancties moeten het zijn. Een wapenembargo maakt weinig kans: Rusland bijvoorbeeld, levert gevechtsvliegtuigen aan Khartoem. Een olie-embargo botst met de belangen van de Franse en Chinese olie-industrie in Sudan. Het zal dus wel blijven bij noodhulp en diplomatieke druk. De leiders van de Afrikaanse Unie, vorige week in de Ghanese hoofdstad Accra bijeen, hebben al laten weten dat ze hun eigen boontjes wel zullen doppen – zij verwachten van het Westen alleen financiële en logistieke steun. En ze willen vooral niet dat er aan de grenzen, die in 1884 door de koloniale grootmachten met passer en liniaal op de Afrikaanse landkaart zijn getrokken, wordt geraakt. Maar krijgsheren en vluchtelingen hebben daar weinig boodschap aan.
P.P.