De Romeinen waren hun eigen grootste critici

JULIUS CAESAR'De moord op Caesar was niet glamoureus. Het was een slordige bedoening.'

Vluchtelingen aan onze grenzen, militaire fiasco’s in het Midden-Oosten en levendige debatten over het dilemma tussen vrijheid en veiligheid. Soms lijkt onze tijd een kopie van de Romeinse oudheid. Uiteenlopende politici als Bart De Wever, Mark Rutte, Marine Le Pen en John F. Kennedy hebben die parallel getrokken. Maar gaan zulke vergelijkingen wel op? Volgens Romekenner en historica Mary Beard moeten we daar voorzichtig mee omspringen. Rome biedt geen eenvoudige blauwdruk voor onze tijd. En de lessen die we van de Romeinen kunnen leren, zouden weleens heel opmerkelijk kunnen zijn.

De verleiding is groot om parallellen te trekken tussen de Romeinen en onze tijd. Zij zetten desastreuze militaire campagnes op in gebieden waar wij ook mislukt zijn. Ook voor hen was Irak een kerkhof, en een van hun zwaarste militaire nederlagen leden ze in de buurt van de hedendaagse grens tussen Turkije en Syrië. In een vlaag van wreedheid die doet denken aan het sadisme van de IS werd het hoofd van de Romeinse commandant door de vijand afgehakt en als rekwisiet gebruikt in een toneelstuk.

De Romeinen worstelden met migratiestromen. Aan het einde van de vierde eeuw was de rivier de Donau net zoals Calais vandaag een doorgangsplaats voor vluchtelingen geworden. Vaak wordt beweerd dat het Romeinse Rijk werd binnengevallen door hordes barbaren. Maar we kunnen dat net zo goed een volksverhuizing van economische en politieke vluchtelingen noemen. De Romeinse elites hadden, net als de onze, nauwelijks een idee hoe ze deze crisis moesten aanpakken, al waren ze minder humaan. Een keer werd er, tot afgrijzen van sommige Romeinse burgers, zelfs hondenvlees – toen ook een taboe – verkocht aan de asielzoekers die erin geslaagd waren de rivier over te steken. Het was slechts een zoveelste voorval in een reeks impasses, compromissen en militaire conflicten die uiteindelijk tot de ondergang van het centrale gezag in het westelijk deel van het Romeinse Rijk zou leiden. De migratiecrisis werd nog versterkt door de berekenende houding van de Romeinen in het oostelijk deel van het Rijk. Hun oplossing? Stuur de migranten door naar het westen, dan zijn ze het probleem van iemand anders.

Ook in Rome zelf was het leven herkenbaar. De miljoenenstad worstelde met files, en er werden wetten gemaakt die zwaar vervoer overdag verboden. Het resultaat was dat er enorm veel klachten over nachtlawaai binnenliepen. De stadsplanning was een probleem: hoe hoog mochten appartementsgebouwen worden en uit welke materialen moesten ze opgetrokken worden om ze brandveilig te houden? Ondertussen maakte de politieke klasse zich druk om fraudeschandalen. Steeds weer probeerde men te voorkomen dat gezagsdragers zich verrijkten ten koste van de staat. Zelfs de om zijn integriteit bekende Marcus Tullius Cicero – politicus, dichter, filosoof en grappenmaker – bleek na een buitenlandse opdracht een klein fortuin verdiend te hebben door op ‘economische’ wijze met zijn onkostenvergoedingen om te springen.

Steuntrekkers en dwarse pubers

De Romeinen debatteerden eindeloos over het verstrekken van gratis of gesubsidieerd graan aan de inwoners van de eeuwige stad: de eerste helft van de bekende ‘brood en spelen’ die volgens een vlijmscherpe satiricus het volk beroofde van alle energie en onafhankelijkheid. Was dit een verdedigbaar gebruik van de staatsfondsen en een precedent om trots op te zijn, de eerste keer in de geschiedenis dat een westerse staat overging tot het garanderen van de basisbehoeften van zijn burgers? Of werd de staatskas erdoor geruïneerd en luiheid aangemoedigd? Een rijke Romein werd ooit betrapt terwijl hij stond aan te schuiven voor een toelage waarvan hij een keiharde tegenstander was geweest en die hij zeker niet nodig had. Gevraagd waarom hij dat deed, antwoordde hij: ‘Als jullie de rijkdom van de staat beginnen uit te delen, kom ik ook mijn deel ophalen, dank u.’ De gelijkenis met de bejaarde miljonair die er vandaag op staat een gratis buspas te krijgen, ligt voor de hand. Maar ondanks al die gelijkenissen, moeten we voorzichtig zijn. Het Oude Rome bestuderen is een moeilijke evenwichtsoefening. Aan de ene kant lijkt alles heel herkenbaar, en niet alleen omdat wij kampen met het migratievraagstuk of zoals de Romeinen discussiëren over wat het betekent vrij te zijn of welk seksueel gedrag geoorloofd is. Er zijn Romeinse grappen waar we nog altijd om kunnen lachen of monumenten die we herkennen. Het familiale leven is weinig veranderd, met al zijn ruzies, echtscheidingen en dwarsliggende pubers. Cicero’s teleurstelling over zijn zoon Marcus, die tijdens zijn studie aan de universiteit van Athene liever plezier maakte dan de cursus filosofie bij te wonen, is maar al te herkenbaar. Net zoals een dilemma uit een Romeins voorspel-je-toekomst-spelletje. Een van de vele vragen die de ongeruste speler kon stellen was: ‘Zal ik betrapt worden op overspel?’ Een mogelijk antwoord, dat getuigde van grote wijsheid en realisme luidde: ‘Ja, maar nu nog niet.’

Tegelijkertijd is de Romeinse wereld totaal vreemd. We zijn ons daar voor een stuk bewust van. Door de slavernij hadden de Romeinen een heel ander en verstoord mensbeeld. Noch de Grieken, noch de Romeinen raakten het eens over de vraag of een slaaf nu een mens of een object was. Vuilnis werd niet opgehaald, waardoor Rome, naar onze normen, schokkend smerig was. Verhalen over straathonden die op een chic feestje binnenglipten met tussen de tanden een menselijk lichaamsdeel dat ze op straat hadden gevonden, waren alom bekend. En dan hebben we het nog niet gehad over de slachtpartijen in de gladiatorenarena’s of de dood veroorzaakt door ziektes die vandaag makkelijk te genezen zijn. Meer dan de helft van de Romeinen haalde zijn tiende verjaardag niet. Het kraambed was voor Romeinse vrouwen net zo dodelijk als de oorlog voor de mannen.

Van andere verschillen zijn we ons minder bewust. De grens tussen contraceptie en kindermoord was vaag. Omdat het veiliger was van een kind af te raken na de geboorte dan ervoor, werden duizenden ongewenste baby’s op vuilnishopen gegooid. Net zo vaak vergeten we de piepjonge, uitgehuwelijkte meisjes. Toen iemand Cicero vroeg waarom hij als zestiger met een maagdelijk tienermeisje trouwde, merkte hij op: ‘Maak je geen zorgen, morgenochtend is ze een volwassen vrouw.’ Het lijkt een pijnlijk grimmig antwoord, maar de schrijver die Cicero aanhaalde, vond het een briljante, grappige manier om de kritiek te pareren. Het is slechts een van de voorbeelden die tonen hoe groot de afstand tussen de Romeinse en onze eigen wereld is.

‘In naam van de vrijheid’

In tegenstelling tot wat velen denken, biedt de Romeinse geschiedenis ons weinig concrete lessen, en geen eenvoudige checklist van dingen die we maar beter kunnen doen of laten. We hoeven de Romeinen niet te bestuderen om te beseffen dat het misschien geen goed idee is om militair in te grijpen in het Midden-Oosten of dat oneetbaar voedsel aan migranten uitdelen agressie uitlokt. Bovendien waren de Romeinen het net zo oneens met elkaar als wij over de vraag hoe de wereld werkt, of zou moeten werken.

Toch blijven de Romeinen vandaag relevant: zij hebben ons de taal gegeven waarmee wij onze wereld definiëren en over onszelf nadenken. De westerse cultuur is natuurlijk niet alleen de erfgenaam van het klassieke verleden, ook het jodendom, het christendom en de islam speelden een belangrijke rol. Maar sinds de renaissance zijn de meeste van onze ideeën over macht, burgerschap, verantwoordelijkheid, politiek geweld en imperialisme gevormd en getest in dialoog met de Romeinen en hun geschriften.

Dat merken we niet alleen in woorden als ‘senator’ of ‘dictator’, maar ook in onze eigen slogans en clichés. Het Trojaanse paard is nog altijd bekend, net zoals keizer Nero die op zijn harp getokkeld zou hebben terwijl de stad afbrandde. Het woordje ‘plebs’ blijft een belediging en kan, wanneer in het openbaar uitgesproken, een politicus tot aftreden dwingen (de Britse Conservatieve politicus Andrew Mitchell moest aftreden nadat hij een politieagent uitschold voor plebs, nvdr.) Ook in de politieke geografie merken we de invloed van Rome. De voornaamste reden waarom Londen, ondanks zijn onfortuinlijke ligging, de hoofdstad is van het Verenigd Koninkrijk is dat de Romeinen er de hoofdstad van hun provincie Britannia van maakten. Groot-Brittannië is op vele vlakken een Romeinse creatie.

Maar belangrijker zijn de fundamentele principes en symbolen die we van de Romeinen geërfd hebben en waarmee wij discussiëren over politiek en activisme. Hoewel William Shakespeare van de moord op Julius Caesar op de iden van maart in 44 v. Chr. in zijn tragedie Julius Caesar een glamoureuze daad maakte, was ze in realiteit een verwarde, slordige aangelegenheid. Ze werd geleid door de afstotelijke Marcus Junus Brutus. Brutus’ grootste verdienste tot dan waren de woekerinteresten die hij de Cyprioten had opgelegd. Toen ze hun lening niet konden terugbetalen, liet hij de belangrijkste raadkamer van het eiland belegeren. Vijf raadsleden kwamen om van de honger. Tijdens de moord stierven per ongeluk verscheidene onschuldigen. Op termijn bevorderde ze de vestiging van een keizerrijk, terwijl dat net het omgekeerde was van wat de samenzweerders wilden bereiken. Toch is de moord sindsdien uitgegroeid tot het model en de rechtvaardiging om met ’tirannen’ af te rekenen in naam van de ‘vrijheid’.

Cicero’s terroristische complot

Twintig jaar voor de moord op Caesar vond een gebeurtenis plaats die een al even diep spoor naliet in de westerse geschiedenis en het westerse denken. In 63 v. Chr. bekleedde Cicero het consulaat, het hoogste politieke ambt in Rome. Hij beweerde – en geloofde dat waarschijnlijk zelf – dat hij een terroristisch complot had ontdekt dat de regering wilde omverwerpen en verscheidene oudere politici, onder wie hemzelf, vermoorden. Het meesterbrein achter dit plan was de failliete aristocraat Catilina, die er niet in geslaagd was op een legale manier de macht te grijpen. Met een borstplaat onder zijn toga verscheen Cicero in de senaat, wat te vergelijken valt met vandaag in het parlement opdagen met een kogelvrij vest en een pistool in de hand, en beschuldigde Catilina. Die vluchtte en Cicero liet de overige samenzweerders arresteren. Onder het mom van de nationale veiligheid liet hij hen zonder enig proces meteen executeren.

Alles wat we over deze gebeurtenissen weten, hebben we van Cicero zelf. De vier speeches waarin hij Catilina beschuldigde van verraad, werden bijna meteen opgenomen in het Romeinse schoolcurriculum als typevoorbeelden van overredende retoriek en worden tot vandaag, zij het minder intensief, bestudeerd. Maar niet iedereen accepteert Cicero’s versie van de feiten. Wat Catilina echt van plan was, en in welke mate de ‘rode dreiging’ het gevolg was van Cicero’s conservatieve paranoia, weten we niet. Maar zelfs als Catilina schuldig was, had elke Romeinse burger het recht op een eerlijk proces. Net zoals nu was een standrechtelijke executie tegen de wet.

Nooit zou Cicero’s reputatie herstellen van deze smet. De Romeinen bleven discussiëren over de basale tegenstelling tussen de plicht van de verkozenen om de veiligheid van de staat te vrijwaren en de burgerlijke vrijheid van ieder mens, hoe crimineel die ook mocht zijn. Die discussie blijft actueel. Denk bijvoorbeeld aan het debat over het opsluiten van verdachten zonder proces, zoals in Guantánamo Bay.

De schaduw van Cicero en Catilina heeft de afgelopen eeuwen over heel wat publieke debatten gehangen en soms is die erfenis bijzonder expliciet. Zo citeerde Ted Cruz, de conservatieve, Republikeinse senator uit Texas vorig jaar Cicero’s toespraken toen hij president Barack Obama’s immigratiebeleid onder vuur nam. En enkele jaren geleden droegen antiregeringsbetogers in Hongarije spandoeken met citaten van Cicero erop.

Asterix en de afgehakte hoofden

De oudheid verdient onze aandacht. Maar moeten we de Romeinen bewonderen? Vijftig jaar lang heb ik Rome bestudeerd, en ik steiger als ik mensen over het grote Romeinse Rijk en zijn roemruchte veroveraars hoor praten. De slachtoffers van Rome moeten er vast anders over hebben gedacht. .

Toch kunnen we er niet omheen dat Rome onze politieke, culturele en literaire tradities diepgaand beïnvloed heeft. Daarom zou onze wereld een stuk armer en veel onbegrijpelijker zijn wanneer we niet langer de dialoog zouden aangaan met Rome.

Maar we moeten ons realiseren dat de Romeinse geschiedenis vandaag niet meer dezelfde is als een eeuw geleden. Niet dat we betere historici zijn dan onze voorgangers, maar wij hebben heel andere invalshoeken en interesses. Zo hebben we een andere kijk op genderrollen. Livia, de vrouw van de eerste keizer Augustus, werd lange tijd voorgesteld als een sluwe intrigante en gifmengster. Vandaag begrijpen we dat die visie door een lange, mannelijke traditie gevormd werd waar de neiging bestond om machtige vrouwen als egoïstische, gemene krengen af te schilderen. Niet dat Livia volstrekt onschuldig was, maar we zouden haar tekortdoen als we haar zouden reduceren tot een heks die achter de schermen de touwtjes in handen hield.

Wat we volgens mij vooral moeten bijstellen, is het imago van de Romeinen als gewelddadig uitschot. Strips zoals Asterix hebben ons het idee gegeven dat de Galliërs ingenieuze, grappige lieden waren en de Romeinen brute strijders. Hoe onschuldig en grappig Asterix ook mag zijn, hij verstoort wel ons beeld van de geschiedenis. Want hoe kon Rome, aanvankelijk een onooglijk stadje in Italië, uitgroeien tot een wereldrijk? Was dat louter, zoals vaak wordt beweerd, omdat de Romeinen verslaafd waren aan agressie en veroveringstochten en alleen wakker lagen van militair succes?

De Romeinse veroveringen waren ongetwijfeld gewelddadig. Caesars verovering van Gallië is niet helemaal onterecht vergeleken met een genocide, en werd ook door een aantal toenmalige Romeinen in die termen bekritiseerd. Een van Caesars politieke rivalen stelde zelfs voor om hem aan te klagen wegens oorlogsmisdaden, waarbij de jury zou bestaan uit leden van de volkeren de hij had verslagen. De Romeinen waren hun eigen grootste critici. Zo schreef de historicus Tacitus in de tweede eeuw na Christus: ‘De Romeinse legioenen laten een woestenij achter en noemen dat vrede.’

De Romeinen waren daarmee geen uitzondering. Ze overrompelden geen vreedzame staatjes die zich rustig met hun eigen zaken bezighielden en in harmonie met elkaar samenleefden. De wereld werd bepaald door het endemische geweld van allerlei kleine rijkjes. De meeste vijanden van Rome waren net zo militaristisch en al even sadistisch. Een Griekse reiziger die een paar decennia voor Caesars invasie Gallië bezocht, beschreef hoe de hoofden van vijanden aan de Gallische hutten hingen. Een vreselijk gezicht, gaf hij hoe, al raakte je er na een tijdje wel aan gewend.

Precies dat maakt het beeld van Rome dat we uit Asterix kennen niet onschuldig. Want waarom waren de Romeinen in een universeel gewelddadige wereld zo veel succesvoller dan hun rivalen? Het antwoord op die vraag ligt niet in hun superieure militaire tactiek, betere wapens of zogenaamd grotere wreedheid, maar in hun politieke koers. In de eerste eeuwen van het rijk was het standaardpraktijk – en daarmee was Rome vrijwel uniek – om van de overwonnen volkeren Romeinse burgers te maken. Wat eens vijanden waren geweest, werden daardoor bondgenoten. Net zoals die wanhopige vluchtelingen aan de Donau moeten hebben gehoopt, was het Romeinse Rijk gebouwd op de uitbreiding van burgerschap en het accepteren van buitenstaanders.

Onder het mom van nationale veiligheid liet Cicero samenzweerders zonder proces executeren.

Asterix heeft ons beeld van de Romeinen vertekend.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content