René Devisch en Filip De Boeck verrichten allebei veldwerk in Afrika. Wij moeten naar Afrika leren luisteren, betogen zij.
Professor antropologie René Devisch (KU Leuven), oprichter en coördinator van het Africa Research Centre, besteedt al jaren aandacht aan de zogeheten Onafhankelijke Kerken in Congo en in het bijzonder in Kinshasa, waar hun actieradius soms niet verder reikt dan de hoek van de straat. Tot die onafhankelijke kerken behoren de honderden charismatische genezingskerken, waartoe minstens eenvijfde van Kinshasa’s bevolking zich bekent. Devisch: ‘Zij roepen de voorouderfiguur in als zij de Heilige Geest aanbidden en verstrengelen zo de katholieke liturgie met het cultuureigen geloof. De Pentecostal Churches of Pinksterkerken daarentegen gaan uit van een protestantse traditie, die haar oorsprong vindt in het negentiende-eeuwse Amerika. Ook zij hebben het inheemse geloof en de daarbij aansluitende rituelen geassimileerd met de christelijke heilsleer en sacramenten. De Pinksterkerken hebben geen overkoepelende hiërarchie, maar zijn wel onderling met elkaar verwant.’
Volgens Africana, de onlangs verschenen Encyclopedia of the African and African American experience zijn er reeds meer dan 400 miljoen aanhangers van Pinksterkerken in de wereld: dat komt overeen met een op de vier christenen. Zij zijn de snelst groeiende religieuze beweging in Afrika. Maar vreemd genoeg worden de Pinksterkerken zelfs in toonaangevende publicaties en op internationale fora vaak over het hoofd gezien.
Professor antropologie Filip De Boeck (KU Leuven), medestichter van het Africa Research Centre, verricht sinds 1987 veldwerk in het zuidwesten van Congo, onder andere in Kikwit. Daarbij heeft hij onder meer onderzoek gedaan naar de veranderingen die de diamantsmokkel vanuit Angola in de leefwereld van jonge Congolozen heeft teweeggebracht. Hij werkt nu in samenwerking met buitenlandse collegae en University of Chicago Press aan een boek over kinderen en jongeren in Afrika ten zuiden van de Sahara. De Boeck: ‘De onheilsboodschap als zou Afrika een verloren continent zijn, is zonder meer de nieuwste versie van het oude koloniale discours. Ze negeert de kracht van de Afrikaanse culturen en wil de blanke bemoeienis goedpraten. Onze beleidsmakers moeten dringend leren zien wat er werkelijk leeft in Afrika – en niet uitsluitend oog hebben voor wat ze wíllen zien. De antropoloog kan hen daarbij helpen. Niet als een Robin Hood of als een cultureel bemiddelaar, zoals de zogeheten ontwikkelingsantropologie voorstelt. Het geloof in dit soort culturele bemiddeling is even naïef, indien niet even absurd als de pleidooien voor empowerment. Alsof de andere zijn wereld zomaar voor ons open wil stellen en alsof het Noorden bereid is het Zuiden de ruimte te bieden waarbinnen het werkelijk macht kan verwerven. Niemand staat zijn macht zomaar af.’
‘Het Noorden moet eerst leren luisteren en die rol ernstig nemen. Wij moeten, met de grootst mogelijke openheid van geest, dringend een beter inzicht verwerven in de denkwereld van de Afrikaanse volkeren en in de toekomst die zij voor zichzelf beogen. Ook als die soms radicaal indruist tegen onze eigen opvattingen en inzichten.’
Frank De Moor