
De politie van morgen
In tijden van terreurdreiging lijkt politieagent niet onmiddellijk het meest aantrekkelijke beroep. Toch lanceert de stad Brussel net nu een vooropleiding om meer Brusselaars bij de politie te krijgen. Knack volgde mee vanaf de schoolbanken. ‘Ik ga niet bij de politie om achter een bureautje te zitten.’
‘Kent iemand van jullie de grote baas van de Federale Politie?’ ‘Euh, geen idee.’ ‘Wacht, is er onlangs geen nieuwe benoemd?’ ‘Och ja, die kleine blonde.’ ‘Met die rare bril.’ Geroezemoes op de banken. ‘Niemand die haar naam kent?’ Algemene stilte. Op het scherm verschijnt een nieuwe slide, waarop de commissaris-generaal van de Federale Politie glimlachend de klas in kijkt. ‘Je vous présente: Cathérine De Bolle.’ ‘De Bol? Hoe schrijf je dat ?’ ‘Op zijn Vlaams: De Bolle.’ ‘En de voornaam?’ ‘Dat doet er niet doe. Voor ons is het sowieso madame De Bolle.’
De studenten gapen naar het scherm en noteren aarzelend haar naam. De klas bestaat uit een bont allegaartje twintigers en dertigers. Bijna alle studenten zijn geboren en getogen Brusselaars met één droom: politieagent worden. Maar hun toekomstige grote baas lijkt niemand hier te kennen. ‘Dat is typerend voor de problematiek in Brussel’, zucht Edmund Eloy, rechercheur bij de zone Brussel-Hoofdstad Elsene, die samen met een collega zijn beroep komt voorstellen. ‘Veel kandidaat-politieagenten hebben geen flauw idee van wat de politie doet. Ze denken dat wij niets anders doen dan de hele dag parkeerboetes uitschrijven.’ De studenten blijken inderdaad niet altijd even goed op de hoogte. ‘Die voetgangerszone aan de Beurs, was dat jullie idee?’ wil een van de cursisten weten, die het autovrije centrum duidelijk maar matig kan appreciëren. ‘Nee, dat was een politieke beslissing’, antwoordt Eloy met een glimlach. ‘De burgemeester en het schepencollege beslissen, wij voeren uit.’
Het moet gezegd dat Eloy zijn beroep zeker niet rooskleurig voorstelt. Samen met collega-rechercheur Mehdi Lkoutbi benadrukt hij ook de minder aangename kanten van het beroep. ‘Als politieagent zie je dingen die je liever niet wilt zien: lijken, mishandelde kinderen, gebroken gezinnen. Je komt in contact met ongelofelijke klootzakken. En toch moet je altijd beleefd blijven. Als je daar niet mee om kunt, word je maar beter geen flik.’ Anderzijds verlies je dagelijks ook tijd aan onnozelheden, waarschuwt Lkoutbi. ‘Je krijgt oproepen van bejaarden omdat de zekering is gesprongen. Of huisvrouwen die bellen omdat hun kat in een boom is geklommen en er niet meer uit durft. Ook op die oproepen moeten we verplicht reageren. Per slot van rekening betalen die mensen mee aan ons loon.’
Knelpuntberoep
Politieagent is in Brussel stilaan een knelpuntberoep. Het personeelstekort is een lang aanslepend probleem, dat in tijden van terreurdreiging pijnlijk zichtbaar wordt. Over het gehele Brussels Hoofdstedelijk Gewest was er eind 2015 nog een gezamenlijk tekort van 768 agenten. Vooral in de zone Brussel-Hoofdstad-Elsene is het tekort (320 agenten) nijpend. Bovendien heeft de federale regering besloten het maximaal aantal toegelaten rekruten te beperken tot 800, waar dat tot voor kort 1400 bedroeg. Dat aantal wordt binnenkort misschien wel weer opgetrokken.
Het grootste probleem blijft het toelatingsexamen. Kandidaat-politieagenten moeten slagen voor een serie proeven, alvorens ze tot de politieschool worden toegelaten. Naast cognitieve tests en een fysieke proef is er ook een psychologische screening: kandidaten moeten voor een commissie verschijnen en hun motivatie verdedigen. Op elk onderdeel scoren de Brusselse kandidaten aanzienlijk slechter dan de Vlaamse en de Waalse. De slaagpercentages liggen over het hele land bijzonder laag: nauwelijks tien procent van de kandidaten wordt toegelaten tot de politieopleiding.
Bovendien wordt het Brusselse korps vandaag voor een aanzienlijk deel bevolkt door niet-Brusselaars, die niet altijd feeling hebben met de Brusselse realiteit. Om de slaagcijfers onder Brusselaars omhoog te krijgen, organiseert de Franstalige beroepsschool Cours industriels een vooropleiding die studenten moet klaarstomen voor de toelatingsproeven. De school ligt op de rand van de Anneessenswijk, op de grens met Kuregem. De opstart werd grondig verstoord door de terreurdreiging. De grote infodag, waarop directrice Tatiana Vanderstock de opleiding in de kijker wilde zetten, werd afgelast door de lockdown, toen alle Brusselse scholen in allerijl dichtgingen. ‘Plotseling waren alle politieagenten een potentieel terreurdoelwit’, zucht Vanderstock. ‘Dat is bezwaarlijk goede reclame voor een opleiding.’
Die ongerustheid bleek evenwel overbodig. Ondanks het terreurdreigingsniveau raakten bijna alle dertig beschikbare plaatsen ingevuld. Onder studenten blijkt de terreurdreiging geen issue. ‘Ach ja, elk beroep heeft zijn risico’s’, zegt Francesco (41). ‘Als je in de bouw werkt, kun je ook van een dak vallen. Alleen heb je daar geen militairen die je beschermen.’ Hij geeft toe dat hij vooral om economische redenen bij de politie wil. ‘Ik ben opgeleid als carrosseriebouwer, maar ik heb er nooit werk mee gevonden. Ik ben het beu om almaar thuis te zitten. Bij de politie heb je tenminste werkzekerheid, het salaris is lang niet slecht, en het is geen onaangenaam werk. Je komt buiten, je hebt contact met de mensen.’
Voor sommige studenten is de terreurdreiging zelfs een bron van motivatie. ‘De lockdown was een beslissend moment voor mij’, vertelt Meriem (34), een trotse Molenbeekse met geblondeerd haar. ‘Ik vond het ontzettend jammer dat ik geen politieagent was toen we nog dreigingsniveau vier hadden. Ik had maar wat graag met andere politieagenten door Brussel gepatrouilleerd. Toen besefte ik pas echt hoe graag ik mijn steentje wilde bijdragen aan de veiligheid in mijn geboortestad.’ Ze erkent dat het geen vanzelfsprekende keuze is voor een alleenstaande moeder van drie. De risico’s van de job schrikken haar helemaal niet af, beweert ze. ‘Om eerlijk te zijn: ik hoop dat er actie inzit. Ik hou van sport, ik kick op adrenaline. Ik ga niet bij de politie om achter een bureautje te zitten.’ Over de fysieke tests maakt ze zich geen zorgen. ‘Ik heb al elke sport gedaan die je je maar kunt indenken: hardlopen, voetbal, gevechtssporten. Ik voel me perfect in staat om interventies uit te voeren.’
Belabberd Frans
Toch wordt het een enorme uitdaging om de studenten in enkele maanden tijd klaar te stomen voor de toelatingsproeven, erkent Vanderstock. Vooral Frans blijkt een reuzengroot probleem. In Brussel faalt bijna de helft van de kandidaten op de taaltest. Ook in de vooropleiding blijkt taal een serieus obstakel. Dat is best opmerkelijk, omdat bijna iedereen in de klas vrij foutloos Frans spreekt. Het verschil tussen c’est, s’est, ces, sait en sais blijkt voor velen echter een onoverkomelijke hindernis. De meerderheid van de cursisten slaagt er niet in om zonder kanjers van spelfouten te schrijven. Pierre (25), een opgeschoten jongeman uit Charleroi met een snor waarop menig rijkswachter jaloers was geweest, slaakt een diepe zucht. Hij heeft het politie-examen al eens afgelegd, maar werd genekt door zijn grote aantal spelfouten. ‘Op school was ik niet de meest voorbeeldige leerling’, geeft hij toe. ‘Ik zag niet in waarom je correct zou moeten spellen. Nu heb ik ingezien dat ik zonder spelling niet vooruitkom. Ik hoop dat ik het nog onder de knie krijg.’
‘Het niveau is echt belabberd’, zucht Julie Moens, die de taallessen verzorgt. ‘Vooral op het gebied van spelling is het een absolute catastrofe. Ik moet dingen uitleggen die je normaal in het lager onderwijs leert.’ De studenten zijn nochtans allesbehalve dom, nuanceert Moens. ‘De meerderheid heeft gewoon nooit gewerkt in een sector waarvoor je correct moet kunnen spellen. Ze schrijven enkel sms-taal, waarin het algemeen aanvaard is om fonetisch te spellen. Daardoor weten ze niet meer wat woorden betekenen. Ze staan er gewoon niet bij stil of ze nu een werkwoord of een substantief gebruiken.’
Nog opmerkelijker is de les psychotechnische vaardigheden op zaterdagmorgen. Op het bord staan cirkels en vierkantjes die volgens een bepaald patroon van vorm, kleur of grootte veranderen. Het zijn de typische tests die bedrijven gebruiken om te peilen naar de intelligentie en het redeneringsvermogen van potentiële werknemers. De studenten hebben welgeteld anderhalve minuut om een oefening tot een goed einde te brengen. Er wordt gesakkerd, geblazen en gevloekt. ‘Het belangrijkste bij dergelijke tests is dat je kalm blijft’, zegt psycholoog Jean-Christophe Steinbach, die de lessenreeks verzorgt. ‘Veel kandidaten zijn perfect in staat zo’n test goed af te leggen, maar slagen daar niet in door de stress. De meesten hebben geen hoger onderwijs gedaan. Ze hebben nooit geleerd hoe je je zelfstandig op zo’n test hoort voor te bereiden. Ze hebben niet de reflex om bijvoorbeeld op internet op zoek te gaan naar voorbeeldvragen. De meeste kandidaten buizen op het examen omdat ze slecht voorbereid zijn, niet omdat ze niet slim genoeg zouden zijn. Daarom probeer ik hen een methode aan te leren, zodat ze meer op hun gemak zijn wanneer ze de test maken. Ik ben er zeker van dat de resultaten gevoelig zullen verbeteren, eens ze vertrouwd raken met hoe zo’n test werkt.’
Bang voor racisme
De Brusselse korpsen hebben ook een diversiteitsprobleem. Terwijl de bevolking de voorbije decennia enorm divers is geworden, is het politiekorps nog niet helemaal mee geëvolueerd. Aan kandidaten is er nochtans geen gebrek: 61 procent van de kandidaten in Brussel heeft een migratieachtergrond. Alleen slagen net zij er vaak niet in door de toelatingsproeven te spartelen. In de voorbereidende cursus heeft ongeveer twee derde van de studenten een migratieachtergrond. Een van hen is Souleymane (35), een Senegalees met een stem als een literatuurprofessor maar een lichaam als een pletwals. ‘Ik heb altijd politieagent willen worden, maar in Senegal was dat nooit een optie. En hier kan ik het voorlopig niet worden, omdat ik pas eind februari de Belgische nationaliteit krijg. Ik hoop echt dat het in orde komt. Ik woon hier nog maar vijf jaar, maar ik voel me echt Brusselaar. Ik ben zelfs Nederlands aan het leren, om met Nederlandstaligen te kunnen praten.’
Toch maakt Souleymane zich zorgen over de wijk in Elsene waar hij woont. ‘Ik woon in een wijk met veel vandalisme en drugshandel. De politie komt handen te kort. Ik zie veel criminaliteit, maar ik kan niet ingrijpen omdat ik geen politieagent ben. Het frustreert me enorm dat er zo veel straffeloosheid is in Brussel. Zonder rechtvaardigheid gaat een maatschappij kapot.’ Zijn persoonlijke ervaringen met de Brusselse politie zijn uitsluitend positief, vertelt hij. Toch merkt hij ook binnen de Afrikaanse gemeenschap veel wantrouwen. ‘Veel Afrikanen willen geen politieagent zijn, omdat ze bang zijn voor racisme. Ik besef dat sommigen mij met de rug zullen aankijken als ik politieagent word, maar daar trek ik me niets van aan. Ik wil nuttig zijn voor de maatschappij.’
Ook Youssef (30), geboren in Schaarbeek als kind van Marokkaans ouders, heeft niets dan lof over de politie van zijn quartier. ‘Ik heb eigenlijk enkel positieve ervaringen met de politie. Natuurlijk word ik wel eens tegengehouden, maar dat heeft niets met mijn uiterlijk te maken. Als ik met een auto rijd, mag de politie toch controleren of ik een rijbewijs heb?’ De voorbije jaren werkte Youssef als buschauffeur bij de MIVB. ‘Dat heeft tegenwoordig veel weg van politiewerk’, grijnst hij. ‘Om de zoveel dagen moest ik een amokmaker van de bus zetten. Verkeersagressie, vandalisme, bestelwagens die de weg blokkeren: het was elke dag wel iets. (grijnst) Ik denk dat ik als politieagent veel werk ga hebben.’
Ook Youssef beseft dat hij als politieagent bij een deel van de Marokkaanse gemeenschap in ongenade zal vallen. ‘Het zij zo’, zegt hij schouderophalend. ‘Waarom zou ik als Marokkaan niet bij de politie mogen gaan? Waarom zou ik niet bekommerd mogen zijn om mijn stad? Ik ben het beu dat sommige Marrokkanen zich verstoppen achter hun huidskleur.’
DOOR JEROEN ZUALLAERT, FOTO’S FRANKY VERDICKT
Souleymane : ‘Ik zie veel criminaliteit, maar ik kan niet ingrijpen omdat ik geen politieagent ben.’
Youssef: ”Waarom zou ik als Marokkaan niet bij de politie mogen gaan?’