Minister van Gezondheidsbeleid Wivina Demeester over haar goede bedoelingen en de kritiek op haar decreet. Een gesprek.

De kritiek op het decreet dat minister Wivina Demeester (CVP) doordrukte in verband met de integrale kwaliteitszorg in de verzorgingsvoorzieningen, is niet mals. Sommige artsen en juristen beweren dat de tekst zo vaag en gebrekkig geformuleerd is, dat het decreet de deur openzet voor euthanasie.

WIVINA DEMEESTER : Dat is niet de bedoeling. We willen, uitgaande van de zorg om de patiënt, dat een zo perfect mogelijke zorg wordt verstrekt. De medische wereld zoekt spijkers op laag water. Sommige dokters proberen aan te tonen dat wij geen kwaliteitsbeleid in de voorzieningen kunnen organiseren. Deze reactie heeft te maken met corporatisme. Ik heb zo’n vraag nooit horen stellen door mensen die echt bekommerd zijn om de zorg voor de patiënt.

Kwaliteit koppelen aan maatschappelijke aanvaardbaarheid is volgens sommigen niet ongevaarlijk.

DEMEESTER : Men mag elk woord ontleden en alle juridische spitsvondigheden naar boven halen, men kan niet ontkennen dat er problemen in de gezondheidszorg zijn. Als we die op een goede manier willen organiseren, moeten we kwaliteitszorg ontwikkelen, met dokters, verpleegkundigen, bestuur. Daarbij moet de patiënt worden betrokken, die staat centraal. We willen vanuit de sector zelf een procedure op gang krijgen, om de kwaliteit van de zorg te meten.

De memorie van toelichting bij het decreet heeft het ook over therapeutische hardnekkigheid.

DEMEESTER : Dat is een voorbeeld. We willen klaarheid scheppen. In deze context gaat men natuurlijk automatisch aan euthanasie denken. Maar, een paar voorbeelden die sprekender zijn. In ons land varieert het aantal appendices dat wordt weggenomen, afhankelijk van de regio, van 71 tot 465 per 100.000 inwoners. Dokters zeggen dat er te veel baarmoeders weggenomen worden. Er gebeuren te veel uitstrijkjes. Zijn mammografieën bij vrouwen ouder dan 25 jaar noodzakelijk ? Daarop slaat deze tekst.

De memorie van toelichting zegt ook : vooral bij het begin en bij het einde van het leven rijzen vragen naar de ongebreidelde toepassing van de voorhanden zijnde medische technieken.

DEMEESTER : Een voorbeeld in verband met het begin van het leven is in-vitrofertilisatie (IVF). In Vlaanderen bestaan nu al een veertigtal centra voor IVF. Dat is veel te veel. Sommige centra doen een groot aantal pogingen per koppel. Nochtans neemt in verhouding de kans op succes heel erg af. Ik denk dat het psychologisch niet goed is de ingreep zo dikwijls te laten gebeuren. Kinderen van IVF-personen zouden ook minder vruchtbaar zijn. Dergelijke technieken moeten dus met de nodige zorg worden toegepast.

Het begrip maatschappelijke aanvaardbaarheid ligt moeilijk. Krijgt iemand die veel gerookt heeft nog een longtransplantatie ?

DEMEESTER : Wij willen ons niet uitspreken over behandelingen. We willen niet in de plaats treden van de arts. Wij zeggen : de voorzieningen moeten nagaan of hun procedures kwaliteitsvol verlopen. Op basis van een kwaliteitsplan en -handboek moeten zij werken aan integrale kwaliteitszorg, de procedures permanent verbeteren.

Zorg moet maatschappelijk aanvaardbaar zijn, moet er dan een maatschappelijk debat komen over grote thema’s ?

DEMEESTER : Natuurlijk. We zien gezondheidszorg op basis van de gezondheidsindicatoren : studies waarin belangrijke informatie over de gezondheidstoestand van de bevolking zijn geregistreerd. Met dit cijfermateriaal willen wij om de vijf jaar, in samenspraak met de Vlaamse Gezondheidsraad en het Vlaamse parlement, de gezondheidsdoelstellingen bepalen. Aan de hand van de debatten stippelen we telkens de doelstellingen voor de vijf volgende jaren uit. Als we zouden vaststellen dat Vlaanderen slecht scoort op het vlak van longkanker en we zien dat dat gerelateerd is aan het rookgedrag, dan zou zo’n gezondheidsdoelstelling kunnen bestaan uit rookpreventie.

Maar we hebben geen debatcultuur.

DEMEESTER : Dat heeft te maken met het feit dat wij in Vlaanderen nog maar beperkt bevoegd zijn voor de gezondheidszorg. De gezondheidszorg steunde in het federale land altijd op debatten tussen dokters, ziekenfondsen, het Riziv en een beetje de overheid. Die gingen altijd over centen en organisatie. In het verleden is de cultuur niet ontwikkeld om doelstellingen te bepalen.

Zal dat verbeteren als de gezondheidszorg gedefederaliseerd wordt ?

DEMEESTER : Het zal vooral beter gaan als de gezondheidszorg op één parlementair niveau gecoördineerd wordt. Een deel van de gezondheidszorg is nu al gemeenschapsmaterie. Ik denk dat we in die richting verder moeten evolueren. De problemen die zich nu op federaal vlak stellen, zullen op het niveau van Vlaanderen niet eenvoudiger worden. Maar in Vlaanderen groeit een andere geest dan in Wallonië.

Volgens het advies van de Raad van State is de Vlaamse Gemeenschap niet bevoegd voor de verzorgingsinstellingen.

DEMEESTER : Dat advies is niet correct. We mogen als Gemeenschap, naast de basisreglementering, bijkomende regels stellen. Kwaliteitszorg is zo’n bijkomende regel. Wij houden ons dus strikt aan de federale regels. Kwaliteitszorg, de procedures daarin en de ontwikkeling ervan is een bijkomend element. We kunnen dan aan de erkenning bijkomende voorwaarden koppelen, bovenop de federale regels. Ik kan mij moeilijk voorstellen dat men zich verzet tegen een goede kwaliteit in de gezondheidszorg. Wij hebben de thesis van de Raad van State volledig weerlegd. Onze juristen zeggen ons dat Vlaanderen hiervoor wel degelijk bevoegd is. Op grond daarvan heeft de hele Vlaamse regering en daarna het Vlaamse parlement het ontwerp goedgekeurd. De federale regering heeft beroep aangetekend bij het Arbitragehof, dus kan de discussie nog blijven doorgaan. Het Arbitragehof zal de knoop moeten doorhakken.

Als de wetgevers niet zorgen voor eenduidige wetten, die niet op meerdere manieren kunnen geïnterpreteerd worden ?

DEMEESTER : De memorie van toelichting heeft geen enkele waarde meer als het decreet is goedgekeurd. Alleen het verslag telt dan mee.

Is het niet gevaarlijk voor de patiënt om kwaliteit te koppelen aan maatschappelijke aanvaardbaarheid ?

DEMEESTER : Wat moet een verzorgingsvoorziening doen ? Ze maakt haar kwaliteitsplan, stelt haar kwaliteitshandboek op. Hiervoor moet ze nadenken over haar doelstellingen, een missie formuleren. Ze moet thema’s ontwikkelen, want ze kan niet alles tegelijk aanpakken. Ze kan er zelf ook thema’s aan toevoegen. Er komen verplichte en vrije thema’s. Een verplicht thema wordt waarschijnlijk het onthaal van de cliënt/patiënt. Hoe kan dat verbeteren ? Een voorziening kiest in het begin best thema’s, waarin ze sterk is en ze zich nog kan verbeteren. Voor het einde van het jaar willen we het geheel opstarten. De Vlaamse Gezondheidsraad heeft nu de opdracht gekregen een aantal thema’s voor te stellen.

Het kwaliteitsdecreet wil dus een kader bieden om de kwaliteit te verbeteren ?

DEMEESTER : Ja. Van 2001 af wordt kwaliteitszorg ook gekoppeld aan de erkenning. De voorzieningen zijn dus gehouden aan verplichtingen. Als ze daar niet aan voldoen, kunnen ze hun erkenning kwijtraken. Ze zijn verplicht een kwaliteitsplan in te dienen.

Maar de overheid gaat geen regels opleggen in verband met bepaalde medische therapieën ?

DEMEESTER : Dat is nooit de bedoeling geweest. Gezondheidsvoorzieningen moeten rond bepaalde thema’s werken. Het gaat om procesverbeteringen. Bij ontslag moet, bijvoorbeeld, voldoende informatie gegeven worden aan de patiënt over zijn situatie en de verdere opvolging. Een interessant criterium in dit verband is de communicatie naar de huisarts. Sommige ziekenhuizen doen dit, andere niet. Hier kunnen we de kwaliteitszorg verbeteren. Wij gaan niet optreden en zeggen wat medisch kan of niet kan. Ik kan niet zeggen of er gemiddeld 71 appendices moeten uitgenomen worden, of 465. Wij stellen alleen vast dat er een groot verschil bestaat. Dus vragen we ons af of sommige ?ingrepen? wel nodig zijn. Eigenlijk gaat kwaliteitszorg alleen over het opzetten van procedures, waardoor de kwaliteit kan gecontroleerd worden.

En men ook niet langer overbodige ingrepen gaat uitvoeren ?

DEMEESTER : Ja, maar dat is niet de bedoeling van dit decreet. We willen niet komen tot een vermindering van bepaalde therapieën.

En tot bezuinigen eigenlijk ook niet ?

DEMEESTER : Absoluut niet. De bedoeling is aan de patiënt/cliënt optimale zorg te verstrekken. Daartoe moet je controleprocedures ontwikkelen.

Moeten verzorgingsvoorzieningen dan een ander beleid nastreven ?

DEMEESTER : Een raad van bestuur van een ziekenhuis werkt louter financieel-technisch. Hoe kunnen we rondkomen ? Dat mag niet het hoofddoel worden. Wij vragen nu de raden van bestuur : hoe gaan jullie kwaliteit garanderen ? Misschien moeten zij dan een aantal dingen wijzigen in hun beleid.

In het raam van een eventuele verdere defederalisering denkt u allicht ook al na over de krachtlijnen van een Vlaams gezondheidsbeleid.

DEMEESTER : Er kan veel preventief gewerkt worden. Dat willen we doen via een lokaal, regionaal gezondheidsoverleg met de huisartsen. Het ziekenhuisbeleid moet worden ontwikkeld, samen met een ploeg van mensen uit de praktijk. We vertrekken van zeer belangrijke dingen, onder andere : de patiënt staat centraal. De gezondheidszorg moet voor iedereen betaalbaar zijn. Anders zou er voor de onderste laag zelfs niet langer voldoende zorg aanwezig zijn. Daar wil ik absoluut niet naar evolueren. Ik wil vertrekken vanuit een groter preventief beleid, samen met de huisartsen. Die krijgen een zeer belangrijke functie. Maar dat veronderstelt dan weer voorwaarden die nog niet voorhanden zijn. Zoals het unieke dossier, dat eigendom is van de patiënt en dat hij kan meenemen als hij naar een andere arts wil stappen. We zijn bezig met de ontwikkeling van dat lokale gezondheidsoverleg, waarin de huisarts een centrale rol speelt. Van begin volgend jaar af zouden we dat op gang willen brengen.

Omdat preventief optreden goedkoper is dan curatief ?

DEMEESTER : Absoluut niet. Preventie is niet altijd goedkoper, ze kan ook veel geld kosten. Het is wel bewezen dat je maar een goed gezondheidsbeleid kunt voeren als je dat ook combineert met preventie. Een preventiebeleid voeren, betekent sterkere ondersteuning van de rol van de huisarts. Als we dit verder defederaliseren, zal de vraag zijn : hoe gaan we dit financieren ?

M.T.

Minister Wivina Demeester : We vragen ons af of sommige ingrepen wel nodig zijn.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content