Hij erkent dat Israël schuld heeft aan het Palestijnse vluchtelingenprobleem, maar als de Palestijnen echt vrede hadden gewild, hadden ze al een kwarteeuw een eigen staat kunnen hebben, zegt de Israëlische hoogleraar Benny Morris. Knack sprak met de omstreden historicus over het Palestijnse rejectionisme, de veiligheidsmuur en de leugenachtige dictator Yasser Arafat.
Hij is rad van tong, had men mij gewaarschuwd, maar vandaag, op dit zonnige caféterras in Jeruzalem, uitkijkend over de regeringsgebouwen van de Knesset, vuurt hij de woorden – letterlijk staccato – op mij af. Intussen controleert hij geroutineerd mijn notities en verbetert hier en daar een woord.
Hij heeft het erg druk, zucht hij. Hij komt net terug van een lezing aan de universiteit van Be’er Sheva, aan de rand van de Negev-woestijn en ook vandaag volgen de afspraken elkaar in hoog tempo op.
Deze gezette vijftiger met zijn peper- en zoutkleurige krullenbos en het ziekenfondsbrilletje halverwege zijn neus wordt in Israël dé expert op het gebied van de geschiedenis van het Palestijnse vluchtelingenprobleem genoemd. Hij heeft het meest volledige onderzoek naar dit onderwerp verricht, dat in een aantal lijvige boeken is gepubliceerd en schrijft de ene beschouwing na de andere. Hij is professor in de geschiedenis van de Midden-Oostenstudies en veelgevraagd internationaal commentator over het Arabisch-Israëlische conflict.
Morris werd bekend als radicaal historicus, een revisionist, die Israël confronteerde met zijn verantwoordelijkheid bij de transfer van meer dan 700.000 Palestijnen en afrekende met de mythe van het beloofde land. Deze zoon van Britse immigranten, die opgroeide in een kibboets, was actief lid van de Socialistische Beweging en kwam in 1988 in de gevangenis terecht, omdat hij weigerde als militair dienst te doen in de bezette Westelijke Jordaanoever.
Maar de laatste tijd laat Morris ook een heel ander geluid horen. Sinds de tweede intifada is hij vooral bekend door zijn directe en venijnige aanvallen op Yasser Arafat, die hij een verstokte leugenaar noemt, zijn stelling dat vreedzame coëxistentie tussen Israëliërs en Palestijnen onmogelijk is en zijn schokkende apocalyptische voorspellingen ten aanzien van de afloop van het Israëlisch-Palestijnse conflict.
Vandaag wordt hij door ultrarechts geprezen om zijn scherpe uitspraken, maar wordt hij ook de meest controversiële academicus van Israël genoemd.
Morris luistert met een geamuseerd glimlachje naar deze beschrijving van zijn persoon en werk. Als ik eindig, met: ‘Er wordt zelfs verondersteld dat u een hersentransplantatie hebt ondergaan’ lacht hij uitbundig en antwoordt: ‘Dit gerucht is, voor zover ik mij dat kan herinneren, niet juist.’
Hij vervolgt, nu serieus: ‘Persoonlijk ben ik nog steeds voorstander van de terugtrekking van Israël uit de Bezette Gebieden, de scheiding en het tweestatenconcept, maar mijn denkbeeld ten aanzien van wat de Palestijnse kant bereid is te accepteren, is drastisch gewijzigd. Als je de geschiedenis van het Israëlisch-Palestijnse conflict bestudeert, dan moet je constateren dat er steeds een fundamenteel antagonisme van de Palestijnen ten opzichte van de Joodse staat en een systematische afwijzing – ik noem dat rejectionisme – door de Palestijnse leiders van de rechtsgeldigheid van die staat heeft bestaan. In de jaren veertig vocht de mufti van Jeruzalem, Haj Muhammed Amin al Husseini, al tegen de oprichting van de Joodse staat. Deze eerste Arabisch-Israëlische oorlog en de uiteindelijk catastrofale nederlaag van de Palestijnen leidde direct tot het ontstaan van het Palestijnse vluchtelingenprobleem. Husseini was de personificatie van het rejectionisme. Elk compromis, dat door de zionistische beweging werd aangeboden, wees hij af. Voorts verwierp hij twee internationale voorstellen – het voorstel van de Britse Peel-commissie uit 1937 en de VN-resolutie uit november 1947 – die het land in twee staten, een Joodse en een Arabische, wilden opdelen. Ook Arafat is aanhanger van dit rejectionisme. In 1978 liet hij de kans om deel te nemen aan de Camp David-vredesonderhandelingen, die mogelijk al zo’n kwarteeuw geleden tot een Palestijnse onafhankelijke staat hadden kunnen leiden, voorbijgaan en sindsdien wijst hij elk initiatief af.’
Maar ondanks deze wetenschap was Morris in de jaren negentig redelijk enthousiast over de vredesonderhandelingen en de Oslo-akkoorden. Voor het eerst in jaren spraken Israëliërs en Palestijnen over vrede. De Oslo-akkoorden werden door beide partijen erkend en ondertekend en er was een eerste stap in de richting van de Israëlische terugtrekking uit de Bezette Gebieden. De Palestijnen leken zich neer te leggen bij het bestaan van de Joodse staat en het tweestatenconcept te accepteren Maar er gebeurde iets waardoor Morris’ aanvankelijke enthousiasme bekoelde.
Hij baseert het op twee incidenten, die zijn aanvankelijke analyse van de Palestijnse houding – het constante antagonisme en rejectionisme – bevestigden: ‘Allereerst verwierp Arafat het vredesvoorstel van Barak-Clinton van juli/december 2000. Ehud Barak, een oprecht leider, had een heel redelijk voorstel aan de Palestijnen voorgelegd waarbij Israël zich uit het grootste gedeelte, zo’n 95 procent van de Westoever en volledig uit de Gazastrook zou terugtrekken met ontmanteling van de Joodse nederzettingen. Een Palestijnse staat zou worden opgericht, die de soevereiniteit over Oost-Jeruzalem zou krijgen. De Tempelberg in Jeruzalem zou onder gezamenlijke Israëlisch-Palestijnse controle of onder VN-controle vallen. Er werd een zeer aanzienlijke financiële compensatie aangeboden voor de rehabilitatie van de Palestijnse vluchtelingen en voor de 5 procent van de Westoever die in Israëlisch bezit zou blijven. Maar voor de Palestijnen was dit niet genoeg’, vervolgt Morris. ‘Zij wilden volledige terugtrekking uit de Bezette Gebieden en de soevereiniteit over de Tempelberg. Dit laatste was een symbolische geste, want de Palestijnen hebben nooit de controle gehad over de Tempelberg en hebben er geen direct belang bij, terwijl het een van de heiligste plaatsen voor de joden is.’
Moslimstaat
Maar volgens Morris is dit een zijdelings probleem. Het grootste probleem vormde de Palestijnse eis tot de uitvoering van ‘het recht op terugkeer’, de implementatie van het recht van alle Palestijnse vluchtelingen op het land en de eigendommen, die hen bij de oprichting van de Joodse staat waren ontnomen.
‘Dit recht vormt namelijk een wig om de Joodse staat uit te hollen’, licht Morris toe. ‘Het betekent, dat vier miljoen Palestijnen recht zouden hebben op grond in Israël.’ Gelet op de demografie – de veel grotere bevolkingsgroei onder de Palestijnen – zou de Israëlische staat, bij onverkorte toepassing van dit recht, in korte tijd Palestijns worden en door gebruikmaking van het democratische systeem zouden de Palestijnen Israël veranderen in een moslimstaat.
Die Palestijnse eisen en de afwijzing van compromisvoorstellen leidden uiteindelijk tot Baraks aftreden en de verkiezingswinst van de havik, Ariel Sharon.
En sinds dit gecoördineerde vredesproces tussen Israël en de Palestijnen, waren er nog enkele vredespogingen. De ‘routekaart naar vrede’ werd weggebombardeerd door Israëlische helikopters en Palestijnse zelfmoordterroristen en een goedbedoeld vredesverdrag, onlangs opgesteld door de Israëlische en Palestijnse oud-ministers Beilin en Rabbo, blijft zonder gevolg. Denkt Morris dat er bij de Israëlische en Palestijnse machthebbers überhaupt nog een bereidheid bestaat om te praten?
Morris veert overeind. ‘Daar heb je dus de tweede reden die mij mijn standpunt deed bijstellen: de figuur Arafat zelf. Arafat, leider van de Palestijnse Nationale Beweging, is sinds de Oslo-akkoorden de heersende leider van de Gazastrook en de steden van de Westelijke Jordaanoever, maar Arafat is ook de stem van het Palestijnse volk, hij is het symbool van de onderdrukking van de vluchtelingen, hun ellende en de vrijheid voor Palestina. Hij is een dictator, die zich richt naar die publieke opinie, omdat dit voor hem de enige garantie is om te overleven. Hij introduceerde een weloverwogen massa-indoctrinatie, die het volk in een underdogrol plaats en houdt. In plaats van zijn volk eerlijk te informeren over de Israëlische vredesvoorstellen, heeft Arafat in anti-Israëlcampagnes en zeer tendentieuze berichtgeving via de door de Palestijnse autoriteiten beheerste media, de Palestijnen systematisch tegen Israël opgeruid.’
Arafat spreekt met dubbele tong, vindt Morris: de westerse pers vertelt hij het ene, maar aan zijn eigen volk vertelt hij iets helemaal anders.
Hij heeft elke poging tot een vredescompromis getorpedeerd. ‘Na Camp David wees hij ook de voorstellen in 2000 af en dit leidde tot de intifada, die aan duizenden het leven heeft gekost. En de Routekaart naar vrede werd al getorpedeerd voordat hij van kracht werd’, constateert Morris.
De haat tussen de twee volkeren is inmiddels zo groot dat alle daaropvolgende vredesinitiatieven, inclusief de Routekaart naar vrede en het Modelverdrag van Genève, hoe goedgemeend ook, volgens Morris totaal nutteloos zijn.
Morris gelooft dat de Palestijnen niet alleen de bezetting willen beëindigen, maar heel Palestina – inclusief Israël – voor zichzelf willen.
‘En dat is in hun visie de oplossing van het Palestijnse vluchtelingenprobleem en de vergelding voor de Nakba’, meent Morris.
Palestijnse holocaust
En wat Nakba inhoudt, beschrijft Morris in zijn meest recent gepubliceerde boek The birth of Palestinian refugee problem revisited (Cambridge University Press 2004 ) in nauwkeurig gedocumenteerde, ijselijke details. Een serie gruwelijkheden die door de Joodse staat tegen de Palestijnen zijn begaan, de massamoorden, die in 1948, toen Israël al een formele democratische staat was, zijn gepleegd – zoals Saliha (80 doden), Dawayima (honderden), Lod (250) – verkrachtingen en de systematische en geplande verdrijving van Palestijnen uit grote gebieden van Israël, wat uiteindelijk leidde tot dit vluchtelingenprobleem. Kortom de Palestijnse catastrofe.
Maar Morris concludeert dat die verdrijving onvermijdelijk was. Hij gaat zelfs nog een stap verder en meent dat verdrijving van een bevolking onder omstandigheden het enige middel kan zijn.
Als ik Morris vertel dat ik kippenvel krijg van zijn koele conclusies en niet begrijp hoe hij deze Palestijnse ‘holocaust’ kan rechtvaardigen, antwoordt hij: ‘Er is geen rechtvaardiging voor massamoord – er waren zo’n 8000 doden – een tiental verkrachtingen, vernieling van huizen en eigendommen. Dit zijn oorlogsmisdrijven. En als mens voel ik voor de tragedie van het Palestijnse volk en sympathiseer met de vluchtelingen, maar ik ben ook historicus – ik beschrijf wat er gebeurt vanuit verschillende invalshoeken en zonder emotionele intentie – en ik constateer dat er in 1947 – 1948 op korte tijd een grote immigratie van vooral joodse oorlogsslachtoffers naar Israël plaatsvond. Israël was geen lege woestijn, maar werd al bewoond door Palestijnen. Toen de Yeshoef (joodse gemeenschap in Palestina voor de oprichting van Israël) stelselmatig werd aangevallen en het bestaan van de Joodse staat in gevaar kwam, was er geen andere mogelijkheid dan verdrijving van die 700.000 Palestijnen. De meesten vluchtten overigens als gevolg van de oorlog en het geweld, of op grond van het massale evacuatieplan van de Arabische liga, en niet omdat zij gedeporteerd werden. De situatie was vergelijkbaar met een burgeroorlog. Het ging om een overlevingsstrijd.’
Ziet Morris de intifada, het Palestijnse geweld, als reactie op die Nakba en op checkpoints, hekken, vernielingen, vernederingen, wegversperringen ook als onvermijdelijk? Hebben de Israëliërs de haat van de Palestijnen niet grotendeels veroorzaakt?
Morris knikt. ‘Natuurlijk hebben deze omstandigheden de haat aangewakkerd en ik ontken Israëls verantwoordelijkheid niet, maar de oorlog die tegen ons wordt gevoerd – en dat begrijpt men doorgaans niet in het Westen – is drieledig. Allereerst is er de vrijheidsstrijd van de Palestijnen voor hun land, de opstand tegen de bezetting. Dit is de dimensie waarop jullie – de westerse pers – doorgaans de aandacht vestigen. Maar er zijn nog andere dimensies. Er wordt – zo blijkt uit uitspraken van Arafats Fatah-beweging, de Islamitische Jihad en Hamas – gestreden om herstel van Palestijnse rechten op het grondgebied van Palestina en vernietiging van de zionistische staat. De Palestijnen willen zich wreken voor hun huidige ellende, maar ook voor vijftig jaar ballingschap. Vergelding speelt een centrale rol in de Arabische cultuur.
‘De derde dimensie is de globale mondiale strijd van de islam tegen het verdorven Westen. In deze optiek is Israël een niet te tolereren westerse outpost in het islamitische gebied. Deze laatste strijd richt zich niet alleen tegen Israël, maar in feite tegen alle niet-moslimlanden.
‘Voor de fundamentalisten, die willen terugkeren naar de tijd dat het zwaard van de islam een groot gedeelte van de wereld regeerde, vertegenwoordigt Israël – en ook de andere westerse landen – alle waarden die zij verafschuwen. Vrijheid, democratie, feminisme, liberalisme, innovatie, seksuele vrijheid.
‘Deze oorlog is een intelligence war met offensieve acties. Het uiteindelijke doel is om, zoals Arafat het uitdrukt, de Palestijnse vlag boven Jeruzalem te zien wapperen, ofwel om Israël te vernietigen.’
Tweestatenconcept
En dus bouwt Israël een veiligheidsmuur om zich heen. Maar hoe zit het daarbij met die westerse normen en waarden? Humaniteit? Vrijheid? Liberalisme? vraag ik Morris.
‘Zolang het doel van de Palestijnse strijd in al zijn dimensies, is om Israël te vernietigen, moet het veiligheidshek er komen. Ik weet dat de Palestijnen het als een gevangenis beschouwen, maar Israël heeft geen keus. Dat hek beveiligt Israël – al is het tijdelijk – tegen de terroristische acties en maakt het voor de Joden een leefbaar land. Het aantal terroristische zelfmoordaanvallen is sinds de bouw van het hek en de verhoogde veiligheidsmaatregelen drastisch afgenomen. In maart 2002 waren er 17 uitgevoerde en 8 verijdelde Palestijnse terreuracties. Twee jaar later zijn dat er nog maar 2 en 10 verijdelde acties.’
Over de kans op een reële vrede is Morris tamelijk somber. Ook de verklaringen van president Bush en eerste minister Sharon ten aanzien van het op 14 april gepresenteerde plan-Sharon bieden volgens hem weinig soelaas.
‘Deze verklaringen bevatten enkele positieve punten. De bevestiging van president Bush van het plan-Sharon versterkt Sharons interne positie in Israël in zijn politieke strijd binnen de Likud- partij, maar ook binnen de Israëlische regering.
‘Vervolgens versterkt het Israëls positie ten opzichte van de Palestijnen omdat Bush een aantal onderwerpen uit het Clinton-voorstel van 2000 verder aanscherpt. Bush beperkt het ‘recht op terugkeer’ van de Palestijnse vluchtelingen tot de op te richten Palestijnse staat en dus niet in Israël. Bush erkent impliciet het bestaan van nieuwe nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Dit betekent dat de ‘Groene Lijn’ of demarcatielijn niet zonder meer wordt gevolgd.
‘Ook erkent Bush, zij het voorwaardelijk en tijdelijk, het bestaan van het veiligheidshek.
‘De VS zien het plan-Sharon als een zeer positieve stap voorwaarts in het vredesproces van het Midden-Oosten en het zal Israëls internationale betrekkingen ten goede komen’, concludeert Morris.
Maar Morris betwijfelt of deze eenzijdige overeenkomst tot een Palestijnse consensus zal leiden met uiteindelijk de realisering van het tweestatenconcept.
Hij denkt niet dat Arafat als gekozen leider van de Palestijnen akkoord kan gaan met een oplossing, die de Palestijnen een kwart ( Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever) en de Israëliërs driekwart van Palestina geeft. Arafat zou daarmee afstand doen van het ‘recht op terugkeer’ het geboorterecht van zijn kiezers en de hoop van de vluchtelingen.
En zelfs als een vredesverdrag zou worden ondertekend, zal het volgens Morris niet worden uitgevoerd.
‘Ideologisch ben ik voorstander van het tweestatenconcept – ik geloof dat het rechtvaardig en nuttig maar niet haalbaar is, althans niet in onze generatie’, voorspelt Morris. ‘Waarschijnlijk zullen de Palestijnse autoriteiten na de Israëlische terugtrekking doorgaan met zelfmoordaanvallen of het afvuren van Catusha-raketten op doelen in Israël. En uiteindelijk zal Israël weer terugslaan. Hoe hard die tegenaanvallen zullen zijn, is afhankelijk van de vraag of het bestaan van de Joodse staat bedreigd wordt.’
Morris’ voorspelling is niet erg hoopgevend voor de toekomst. Gelooft hij in een armageddon?
‘In onze generatie geloof ik niet in een oplossing van het conflict. Het militaire machtsevenwicht en de demografie zullen de toekomst van ons land bepalen. En als Israël blijft voortbestaan, zal ons leven beheerst worden door angst en geweld. Maar ach, het hele zionistische project -het stichten van een Joodse staat in het land van de islam omringd door vijandige buren -heeft toch iets apocalyptisch? En we bestaan al meer dan vijftig jaar.’
Door Simonne Korkus
‘Het “recht op terugkeer” vormt een wig om de Joodse staat uit te hollen.’