De Britse econoom Anthony Atkinson is ervan overtuigd dat politici veel meer greep kunnen krijgen op de economische problemen als ze dat echt willen. Hij pleit voor hogere belastingen op erfenissen en stelt voor dat de staat alle 18-jarigen een startkapitaal van 10.000 euro geeft. ‘Waarom lenen onze overheden vandaag niet massaal geld, nu de rente zo laag staat? Nog nooit waren de omstandigheden zo gunstig en de noden zo hoog.’

Het is niet eerlijk: Anthony Atkinson (71) doet al meer dan veertig jaar onderzoek naar ongelijkheid, maar het was Thomas Piketty (44) die daarover de bestseller Kapitaal in de 21ste eeuw schreef. Atkinson is ‘de peetvader van het onderzoek naar inkomens en rijkdom’, gaf Piketty zelf toe. Sir Atkinson, hoogleraar economie in Oxford, trekt het zich allemaal niet erg aan. Hij hielp de Franse econoom met rocksterallure zelfs aan een Engelstalige uitgever.

De belangrijkste conclusie van Piketty luidt dat de bezitter van kapitaal sneller rijk wordt dan de hardwerkende burger. Het zweet van de rentenier die in de zon ligt, levert meer op dan het zweet van de arbeider die aan de lopende band staat. Atkinson biedt een ander belangrijk inzicht: ongelijkheid is voor een belangrijk deel het gevolg van politieke keuzes. ‘Je kunt armoede, werkloosheid en ongelijkheid terugdringen’, zegt de Brit. ‘De economie is geen natuurwet. Je kunt de economie met een politiek beleid beïnvloeden. Als je maar wilt.’

Piketty bleef altijd vaag over hoe die groeiende ongelijkheid moet worden aangepakt. Veel verder dan de suggestie van een wereldwijde vermogensbelasting kwam hij niet. ‘Ik vond dat wel een beetje irritant’, knikt Atkinson. ‘Na het succes van Thomas’ boek ontstond het idee dat aan die groeiende ongelijkheid niets te doen was. Niets is minder waar.’

Atkinson schreef eind vorig jaar After Piketty, een wetenschappelijk artikel waarin hij een hele reeks concrete voorstellen deed om die stijgende ongelijkheid terug te dringen. Daaruit groeide een bestseller die nu in het Nederlands verschijnt als Ongelijkheid – wat kunnen we eraan doen? Op uitnodiging van 11.11.11 komt Atkinson daarover volgende week spreken in Brussel.

Is ongelijkheid wel zo slecht? Dat de ene wat meer verdient dan de andere is toch niet per se schadelijk? Misschien zet dat mensen juist aan om het beste in zichzelf naar boven te halen en zorgt het zo voor een bloeiende economie en welvaart?

ANTHONY ATKINSON: Het grootste probleem van de ongelijkheid is: niet iedereen komt op dezelfde manier aan de start. En die ongelijkheid treft veel mensen in onze samenleving. Een medewerker van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) vertelde me onlangs dat in Europa 120 miljoen mensen in de armoede verzeild dreigen te raken. Het is eenvoudig: iemand met een hongerige maag op de schoolbanken zal niet zo goed presteren als iemand met een gevulde buik. Ongelijkheid brengt het ideaal van de gelijke kansen in gevaar. Daarom is het een probleem.

Moeten we dan niet vooral die armoede aanpakken, in plaats van te focussen op de één procent superrijken?

ATKINSON: Plato vond dat niemand vier keer rijker mocht zijn dan het armste lid van de samenleving. Vandaag is het geen uitzondering dat de ceo vierhonderd keer meer verdient dan de werknemer met het laagste loon. Daarover mag zeker een debat worden gevoerd. Na het verschijnen van Piketty’s boek gingen de discussies inderdaad vooral over hoe we de extreme rijkdom kunnen verminderen. Maar ik ben ook bekommerd om wat er aan de onderkant van de samenleving gebeurt. Zowel de extreme rijkdom als de aanhoudende armoede moet worden aangepakt.

U bent ervan overtuigd dat de ongelijkheid kan afnemen?

ATKINSON: Natuurlijk. We hebben al gezien dat het kan: tussen 1945 en 1980 is de ongelijkheid in Europa aanzienlijk verminderd. Honderd jaar geleden trokken de soldaten nog naar de oorlog met al hun bezittingen in de rugzak. Ze hadden geen spaarrekening, geen huis, geen auto. Na de Tweede Wereldoorlog kwam daar verandering in dankzij de economische groei. Haast iedereen had werk, de lonen van de arbeiders stegen, er ontstond een middenklasse. De rijkdom werd in die periode ook verdeeld. De sociale zekerheid kreeg vorm en werd gefinancierd door progressieve belastingen: naarmate je een hoger inkomen had, betaalde je een hoger percentage aan belastingen. Daardoor nam de ongelijkheid tussen 1945 en 1980 duidelijk af. Na die periode nam ze opnieuw toe in de westerse landen.

Hoe kwam dat?

ATKINSON: Dat heeft veel met politiek te maken: in de VS kwam Ronald Reagan aan de macht, in Groot-Brittannië Margaret Thatcher. Zij voerden maatregelen in die leidden tot meer inkomensongelijkheid: de belastingen werden minder progressief, de welvaartsstaat werd afgebouwd, de vakbondsmacht beknot. Dat kwam boven op de globalisering en de technologische ontwikkeling. Beide hadden een dramatisch effect op de arbeidsmarkt. Veel fabrieken verhuisden naar lagelonenlanden en door de automatisering verdwenen nog eens veel arbeidsplaatsen. Vooral ongeschoolde arbeiders vonden almaar moeilijker een behoorlijk betaalde job. Het aantal werklozen nam toe. En ondertussen stegen de toplonen. Zo nam de ongelijkheid opnieuw toe. In de VS, in Groot-Brittannië en in mindere mate in de rest van Europa.

Dankzij de globalisering nam de levenskwaliteit van veel mensen in arme landen wel toe.

ATKINSON: Absoluut.

Wat is belangrijker: de ongelijkheid hier terugdringen of mensen in arme landen een betere levenskwaliteit geven?

ATKINSON: Er zijn nog veel arme landen die achterophinken. De kloof tussen de rijke landen en veel Afrikaanse landen wordt nog steeds groter. Bovendien is de ongelijkheid ook gestegen in landen die profiteerden van de globalisering. Kijk maar naar China.

Miljoenen Chinezen zijn door de globalisering uit de armoede getild. Dat moeten we toch toejuichen?

ATKINSON: Ja, maar ook de ongelijkheid is in China sterk toegenomen: in 1990 had de 40 procent van de bevolking met het laagste inkomen 21 procent van het totale inkomen, vandaag is dat nog maar 14 procent. Dat had ook anders gekund. Neem Brazilië: een heel ongelijke samenleving, maar het inkomen van de laagste klassen is er de afgelopen jaren wel gestegen. Je kunt dus economische groei hebben zonder dat de ongelijkheid toeneemt, op voorwaarde dat de politici de juiste beslissingen nemen en inzetten op herverdeling van de rijkdom.

De politici konden de globalisering toch niet tegenhouden?

ATKINSON: Ze hadden er in elk geval anders op moeten reageren. In Groot-Brittannië nam Thatcher een heel lakse houding aan, met als gevolg dat we bijna geen industrie meer overhouden in dit land. Vroeger werden bijvoorbeeld alle injectienaalden voor heel de wereld in Groot-Brittannië vervaardigd. Nu niet meer. Dat komt omdat we de verkeerde weg hebben bewandeld: in plaats van in te zetten op kwaliteit probeerden we de prijsconcurrentie aan te gaan met de lagelonenlanden. En die hebben we verloren. In Frankrijk vind je nog wel zaken ‘made in France’, in Duitsland en Italië heb je ook nog industrie. De overheid kan wel degelijk een cruciale rol spelen.

Een andere oorzaak van de groeiende ongelijkheid is volgens u de technologische ontwikkeling. Kan de overheid die beïnvloeden?

ATKINSON: Zonder twijfel. De Europese Unie investeert nu in een onderzoek naar zelfrijdende auto’s. Heeft ze daarbij gedacht aan de gevolgen voor de werk-gelegenheid, bijvoorbeeld voor de taxichauffeurs? En is een zelfrijdende auto een antwoord op de urgente noden in onze samenleving? Als je weet dat het aantal ouderen in Europa sterk toeneemt en dat die allemaal veel zorg nodig hebben, is het misschien verstandiger te investeren in onderzoek dat daarop inspeelt. Zo kan de overheid technologische evoluties sturen. Een ander voorbeeld: ik zou graag een bank hebben die goed op mijn geld let en niet bijna al haar tijd besteedt aan de ontwikkeling van allerlei ingewikkelde financiële producten. Een bank waar je gewoon binnenloopt om geld af te halen aan een loket, die je niet naar een geldautomaat of het internet jaagt. Ik denk dat veel mensen zo’n bank willen.

En de overheid moet voor zulke banken zorgen?

ATKINSON: De overheid zorgt er toch ook voor dat er apotheken bestaan? Je gaat nu met je doktersvoorschrift naar een apotheek en daar staat een gediplomeerde apotheker achter de toonbank die nagaat of dat voorgeschreven geneesmiddel inderdaad wel goed voor je is. Je zou heel dat systeem ook kunnen vervangen door een apparaat waarop je een nummer moet intikken en waaruit dan het voorgeschreven medicijn rolt. Dat zou toch een groot verlies zijn? Veel mensen denken dat we ons moeten neerleggen bij wereldwijde trends als globalisering en automatisering, maar politici kunnen wel het verschil maken. Ze kunnen echt zorgen voor minder ongelijkheid.

In uw boek somt u een aantal concrete maatregelen op: u vindt bijvoorbeeld dat de overheid aan iedereen werk moet garanderen?

ATKINSON: Ik vind het verbazend dat het thema werkloosheid bijna helemaal afwezig is in het debat over de stijgende ongelijkheid. We hebben er ons blijkbaar bij neergelegd dat er altijd werklozen zullen zijn. Maar ook dat kan anders. De Zweden formuleerden een concrete doelstelling: de werkloosheid mag in hun land niet hoger zijn dan de op twee na laagste van de 28 landen van de Europese Unie. Dat is een interessante uitdaging: als andere landen erin slagen om hun werkloosheid sterk terug te dringen, moeten de Zweden dus nog beter presteren.

En de overheid speelt daarin een cruciale rol?

ATKINSON: De overheid moet optreden als ‘employer of last resort’, de werkgever van de laatste kans, zoals de centrale banken functioneren als ‘lender of last resort’, het laatste toevluchtsoord voor noodlijdende banken om nog aan geld te komen. We vinden dat banken too big to fail zijn, te groot om failliet te gaan, en redden ze met overheidsgeld. Waarom geldt dat dan ook niet voor mensen op de arbeidsmarkt? Waarom redden we hen niet? De overheid zou de mensen de garantie op werk tegen een minimumloon moeten bieden.

Is dat wel realistisch?

ATKINSON: Het Amerikaanse Congres keurde in 1978 toch de Humphrey-Hawkings Act goed? Die wet stelde de oprichting van een werkgelegenheidsagentschap in het vooruitzicht dat iedereen aan een job moest helpen. En dat in de VS! En de Amerikaanse centrale bank, de Federal Reserve, moet twee doelstellingen nastreven: ze moet, net als de Europese Centrale Bank (ECB), ervoor zorgen dat de inflatie niet te hoog wordt, en ze moet erover waken dat de werkloosheid laag blijft. Ik zou het toejuichen mocht het mandaat van de ECB verruimd worden zodat ze ook oog heeft voor de werkloosheid. We moeten alles doen om de werkloosheid zo ver mogelijk terug te dringen. Dat is een essentieel onderdeel van de strijd tegen ongelijkheid.

De Belgische econoom en filosoof Philippe Van Parijs pleit voor een basisinkomen.

ATKINSON: Daar ben ik niet voor. Ik ken het werk van Van Parijs. Hij heeft een stuk geschreven met de provocerende titel Why Surfers Should Be Fed, waarin hij een lans breekt voor een basisinkomen voor iedereen, zonder voorwaarden. Daar ben ik het grondig mee oneens. Er moet een voorwaarde zijn: dat je participeert aan de samenleving, dat je werkt. Dat kan zijn in de kinderopvang, de jeugdzorg, bejaardentehuizen, bibliotheken, noem maar op. Van mij krijgen de surfers dus niets, tenzij ze het strand schoonmaken.

U ijvert ook voor een basisvermogen. Hoe moeten we dat zien?

ATKINSON: Dat basisvermogen moet je zien als een soort staatserfenis: de overheid die je op je achttiende pakweg 10.000 euro geeft waarmee je kunt studeren of een woning kopen of een bedrijfje opstarten. Als we iedereen op zijn 65e een pensioen geven, waarom zouden we dan geen startkapitaal geven aan jonge volwassenen, op een moment in hun leven dat ze dat echt kunnen gebruiken? Zo verminder je niet alleen de ongelijkheid, maar creëer je ook kansen en kunnen ze iets van hun leven maken.

Erfenissen wilt u zwaar belasten.

ATKINSON: Op zich heb ik niets tegen erfenissen, maar ze zijn wel een van de belangrijkste bronnen van ongelijkheid. Ik zou de erfenisrechten sterk verhogen, want erfgenamen hebben geen enkele verdienste aan het fortuin dat hen wordt nagelaten. En als je je erfenis achterlaat aan één persoon zou ik dat zwaarder belasten dan als je ze spreidt over vijf personen. Dan zullen fortuinen beter verdeeld worden.

U wilt ook het hoogste tarief van de inkomstenbelastingen optrekken naar 65 procent. De Franse president François Hollande voerde ooit een belasting in van 75 procent op de inkomsten van meer dan 1 miljoen euro. Dat was geen succes: onlangs werd die ‘rijkentaks’ afgevoerd.

ATKINSON: Misschien was die 75 procent te hoog, maar 65 procent lijkt me fair. Het echte probleem is dat ze nu soms nul procent belastingen betalen. En dat de middenklasse voor alles moet opdraaien.

U zegt in uw boek niet veel over het monetaire beleid van de centrale banken, terwijl die een cruciale rol spelen in het Europese crisisbeleid: ze drukken geld dat tegen een uiterst lage rente in de economie wordt gepompt, in de hoop dat de groei zich herpakt. Of jagen ze zo vooral de aandelen de hoogte in en vergroten ze de ongelijkheid?

ATKINSON: Dat laatste is toch wat de Britse Centrale Bank zegt, en wie ben ik om hen tegen te spreken? Ik geloof niet dat het monetaire beleid vandaag meer vraag en dus groei creëert, want het geld gaat vooral naar de banken. Men had veel beter elke Europeaan een paar duizenden euro’s gegeven, dat zou beter hebben gewerkt. Wat ik nog merkwaardiger vind: waarom lenen onze overheden vandaag niet massaal geld, nu de rente zo laag staat? Ik weet dat ze gefixeerd zijn op de afbouw van de overheidsschuld, maar net nu zouden ze moeten lenen, want nog nooit waren de omstandigheden zo gunstig en de noden zo hoog: er zijn nieuwe scholen, nieuwe ziekenhuizen, nieuwe wegen nodig. Elke zakenman zou op dit moment lenen om te investeren, maar de regeringen doen dat niet. Dat is onbegrijpelijk.

Anthony Atkinson, Ongelijkheid – Wat kunnen we eraan doen?, Polis, ?29,95.

Op uitnodiging van 11.11.11 geeft Atkinson op donderdag 19 november om 20 uur een gratis lezing in de Bozar (Brussel).

DOOR EWALD PIRONET

‘Niet iedereen komt op dezelfde manier aan de start. En die ongelijkheid treft veel mensen in onze samenleving.’

‘Het probleem is dat de rijken soms nul procent belastingen betalen. En dat de middenklasse voor alles moet opdraaien.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Expertise