De voorstellen van de Nationale Commissie tegen Seksuele Uitbuiting van Kinderen gaan in de breedte en in de diepte. Een gesprek met Frank Hutsebaut, hoogleraar strafrecht.
Seksuele uitbuiting vindt hij als term te commercieel klinken. In volle examentijd, tussen 450 ?intieme gesprekken met studenten? door, trok Frank Hutsebaut, hoogleraar strafrecht aan de KU-Leuven, tijd uit voor iets dat hem na aan het hart ligt : de wetsvoorstellen van de Nationale Commissie tegen Seksuele Uitbuiting van Kinderen, die vorig jaar door de regering in het leven werd geroepen. Na rijp beraad leggen de zes onafhankelijke deskundigen van de commissie 25 beleidsvoorstellen ter tafel, die stuk voor stuk het welzijn van het kind willen bevorderen.
?De commissie hanteert de term seksuele uitbuiting?, zegt Frank Hutsebaut. ?Maar er dient naar mijn gevoel een onderscheid te worden gemaakt tussen feiten waarbij het voornamelijk gaat om het seksueel geweld op zich, en situaties waarbij het seksuele wordt gehanteerd in het kader van iets anders, bijvoorbeeld plat winstbejag. Bij gedwongen prostitutie en (kinder)porno, bijvoorbeeld, gaat het veeleer om geld dan om seks. Beide situaties betreffen echter seksueel misbruik, wat dan ook de omschrijving is die ik persoonlijk verkies. De voorstellen zelf van de commissie vind ik overigens zeer goed en veelbelovend. De commissie nam trouwens quasi alle standpunten over van Miet Smet, wiens pen ik heb vastgehouden bij het voorontwerp van wet tot wijziging van een aantal bepalingen in het strafwetboek in verband met fysiek en seksueel geweld. Met inbegrip van het voorstel om de leeftijdsgrens voor een autonoom seksueel leven te verlagen van zestien naar veertien jaar, wat trouwens slechts een onderdeel van een globaler voorstel is. Minister Smet had mij de opdracht gegeven om te onderzoeken hoe de wetten in verband met familiaal geweld kunnen verbeterd worden.
Stond dat los van de gebeurtenissen van vorige zomer ?
HUTSEBAUT : Haar teksten waren klaar in juli ’96, vòòr het losbarsten van de zaak- Dutroux. Smet wilde ermee naar buiten komen in september, maar omdat dat ongelegen zou komen, werd het uitgesteld tot januari ’97. Meteen na de studiedag waarop Miet Smet haar voorontwerp bekendmaakte, gingen de poppen aan het dansen. Niet zozeer omwille van het wetsontwerp zelf, daar werd weinig over gesproken, maar vooral door de manier waarop De Morgen blokletterde : ?Miet Smet : seks toelaten op veertien jaar.? Die leeftijdsgrens was maar een klein onderdeeltje van een ontwerp dat een efficiëntere aanpak beoogt van intrafamiliaal geweld, maar het schoot bij velen in het verkeerde keelgat. Alexandra Colen van het Vlaams Blok stond op haar achterste poten. Ze faxte een bericht aan alle krantenredacties waarin ze tekeer ging hoe misdadig het voorstel was, enzovoorts. Ze had het ontwerp toen nog niet gelezen, vertelde ze me enkele weken geleden. Ze reageerde op die uitlating in de krant. Intussen heeft ze het wel in zijn geheel doorgenomen. Het is een goed voorstel, geeft ze nu toe met uitzondering dan wel van die leeftijdsverlaging. Maar blijkbaar kan ze haar oordeel van in januari niet meer ongedaan maken, laat staan het tegenspreken.
Veel mensen reageren, net als Colen, op die verlaging van de leeftijdsgrens alsof seks op veertien nu niet mag maar moét.
HUTSEBAUT : Dat is natuurlijk onzin. Op dergelijke reacties geef ik graag de vergelijking met overspel. Overspel blijft een grond voor echtscheiding, maar op zich is het niet meer vervolgbaar of strafbaar. Maar dat is toch geen signaal aan de bevolking dat iedereen plots overspel moet beginnen plegen ? Eerst en vooral : het strafrecht laat nooit iets toe. Het bestraft feiten die men niet acceptabel acht. Het lijkt me daarbij zeer belangrijk dat men gezonde en normale seksualiteit, ook van jongeren, op zich niet het stigma geeft van strafbaar gedrag, maar wel dat men zich toespitst op wat als seksueel misbruik moet worden beschouwd.
Waarom willen Miet Smet en de leden van de nationale commissie de leeftijd waarop seks niet langer strafbaar is, verlagen van zestien naar veertien ?
HUTSEBAUT : Om verschillende redenen. De belangrijkste is dat we respect moeten opbrengen voor het zelfbeschikkingsrecht van jongeren die echt wel in staat zijn om zich in alle rust seksueel te ontplooien volgens hun eigen ritme. Het strafrecht hoeft zich daarmee niet te bemoeien op voorwaarde natuurlijk dat er geen enkele dwang en dus misbruik mee gepaard gaat. Een tweede reden is dat dit meteen de mogelijkheid biedt om klaar en duidelijk te stellen wanneer er sprake is van verboden pedofiele handelingen. De huidige wetgeving is daarin zeer onlogisch. Seksuele penetratie van iemand die jonger is dan veertien heet automatisch verkrachting. Voor ?aanranding van de eerbaarheid? dat zijn alle seksuele handelingen waar geen penetratie aan te pas komt is de minimumleeftijd zestien. Dat wil dus ook zeggen dat seksuele handelingen met jongeren die nog geen zestien zijn en dan hebben we het dus ook over knuffelen, zoenen, strelen door de strafwet in feite automatisch als een aanranding van de eerbaarheid beschouwd worden, ook als dit gebeurt met volle toestemming van de beide betrokkenen. Dat is toch niet realistisch ?
In het oorspronkelijke strafwetboek van 1867 was de minimumleeftijd voor ?aanranding van de eerbaarheid? ook veertien, net als voor verkrachting. Bij de eerste wetten op kinderbescherming is die leeftijd voor ?aanranding? opgetrokken naar zestien. Wij willen dat terugvoeren naar veertien.
?Aanranding van de eerbaarheid? klinkt anders stukken dreigender dan knuffelen of zoenen.
HUTSEBAUT : Daarom dat het ook zeer belangrijk is in de strafwet duidelijk te omschrijven wanneer seksuele handelingen onaanvaardbaar en dus strafbaar worden. Miet Smet heeft de wet op verkrachting gewijzigd in ’89, en er een welomschreven definitie van gegeven. Verkrachting is seksuele penetratie, met wat dan ook, in welke lichaamsopening dan ook. Ze wil nu ook het oubollige begrip ?aanranding van de eerbaarheid? afschaffen, omdat het zo vaag en rekbaar is. Elke rechter moet het telkens weer interpreteren, en dat draait dikwijls heel verschillend uit, er bestaat een heel palet aan mogelijke beoordelingen. Sommige rechters waren geneigd te vereisen dat het misdrijf zeer erg was, op het nippertje geen verkrachting, om het aanranding te noemen. Terwijl ook knuffelen, zoenen of strelen tegen de wil van de partner toch zeer ongewenst kunnen zijn. De huidige wetgeving gaat dan ook niet uit van de wil van het slachtoffer, maar van de gangbare maatschappelijke norm van eerbaarheid. Smet probeert die term om te zetten in een eigentijdser begrip : het wordt ?aanranding van de seksuele integriteit?.
Zegt dat dan duidelijker waar het op slaat ?
HUTSEBAUT : Het staat zwart op wit beschreven wat seksuele delinquentie is. De seksuele integriteit wordt aangetast als iemand gedwongen wordt seksuele handelingen te dulden of te plegen. Volgens deze definitie beslist de betrokkene zelf wat hij of zij toelaat of niet, en niet wat de rechter aanvaardbaar acht. Door het zo te verwoorden, heeft de wetgever zich niet te mengen in de manier waarop volwassenen, op vrijwillige basis welteverstaan, hun seksualiteit beleven, ook al strookt dat niet met het maatschappelijk eerbaarheidsgevoel. Een seksuele handeling is wél ongeoorloofd als één van de betrokkenen deze handeling niet wil, of er niet geldig mee kan instemmen. Een kind dat jonger is dan veertien kan per definitie die toestemming niet geven, dus àlle seksuele handelingen met iemand die jonger is dan de volle veertien jaar blijven strafbaar.
De volle veertien jaar, betekent vijftien ?
HUTSEBAUT : Dat is een misverstand. ?Volle veertien jaar?, in het Frans zegt men quatorze ans accomplis, bereikt men op de veertiende verjaardag. Men gebruikt de term ?volle veertien jaar? om elke discussie uit te sluiten.
Er was ook sprake van om rekening te houden met het leeftijdsverschil tussen de betrokkenen.
HUTSEBAUT : Dat lijkt mij geen goed idee. Hoe groot is het toegestane leeftijdsverschil ? Vijf jaar, tien, vijftien ? Het gaat essentieel om misbruik, en dat kan op elke leeftijd. Ook een vijftienjarige kan dwang of druk uitoefenen op een andere vijftienjarige.
Het voorstel maakt een grondig onderscheid tussen ?gewoon? seksueel geweld, en intrafamilaal seksueel geweld.
HUTSEBAUT : Die grenzen moéten anders liggen, omdat een jongere extra kwetsbaar is in een familiale of gezinscontext. In dat geval wil het wetsontwerp de leeftijd optrekken tot de meerderjarigheid van het kind, achttien jaar dus. In het actuele strafwetboek betreft familie enkel bloedverwanten, maar dat beantwoordt niet meer aan de werkelijkheid. Er zijn zoveel nieuw samengestelde gezinnen, er zijn pleegouders, stiefouders, nieuwe patronen van moeder of vader. De term familiaal moet worden uitgebreid tot iedereen van wie de jongere afhankelijk is, die gezag, dwang of druk kan uitoefenen in een brede familie- of gezinscontext. Het gaat niet meer om de juridische situatie, maar om de feitelijke.
De voorstellen willen vooral de wetteksten wijzigen, nuanceringen toevoegen… Halen de wetsvoorstellen ook bepalingen uit het strafwetboek, zoals destijds met overspel gebeurde ?
HUTSEBAUT : Sommige verschoningsgronden, zoals dat heet. Soms heeft men recht op strafvermindering, bijvoorbeeld als het geweld is uitgelokt door het slachtoffer. Op die regel is één uitzondering : een kind mag nooit geweld gebruiken tegen zijn ouders, ook niet als het door hen wordt mishandeld. Ook dan moet volgens de wet het respect voor de ouders sterker zijn dan zelfverdediging. Dat kan niet meer, in deze tijd waarin zoveel aandacht is voor geweld tegen kinderen.
Die aandacht is vrij recent. Waar komt ze volgens u vandaan ?
HUTSEBAUT : Het is een logische gang van zaken in wat ik de opstand van de kwestbaren noem. Eerst was er de vrouwenemancipatie, dan die van de homo’s, nu die van de kinderen. Iets wat je de feministen zeker moet nageven, is dat zij geweld tegen en seksueel misbruik van vrouwen aan de kaak stelden. Dat ging over in een algemene aandacht voor slachtoffers. De laatste jaren zijn dat de kinderen, de meest weerlozen in onze maatschappij.
In het opsporen van kinderen die slachtoffer zijn van geweld of misbruik, bestaat er nog steeds discussie over het beroepsgeheim.
HUTSEBAUT : Dat is inderdaad nog niet uitgeklaard. Als een hulpverlener weet heeft van ernstige delicten, heeft hij dan meldingsplicht of mag hij zwijgen ? De politie heeft wettelijk een meldingsplicht, maar artsen ? Geneesheren mogen hun beroepsgeheim verbreken als het slachtoffer hun patiënt is, maar niét als de dader hun patiënt is, tenzij in noodsituaties, bijvoorbeeld als er derden in gevaar zijn. Bij intrafamiliaal geweld zijn doorgaans slachtoffer én dader patiënt bij dezelfde huisarts. Het voorstel voorziet uitzonderingen : bij ernstige gevallen van fysiek of seksueel geweld mogen ze hun beroepsgeheim schenden. Dat schept rechtszekerheid voor artsen, zodat ze zelf niet in aanvaring dreigen te komen met het gerecht.
De nationale commissie stelt ook dat justitie en hulpverlening intenser moeten samenwerken.
HUTSEBAUT : Als alles goed geregeld is, is justitie op de hoogte van het misdrijf, en laat de hulpverlening haar werk doen, maar beiden blijven onderling in overleg. Zeker in zaken van intrafamiliaal geweld moet in eerste orde gekozen worden voor een niet-repressieve maar hulpverlenende oplossing. In sommige arrondissementen is er al een zeer goede samenwerking tussen huisartsen, het vertrouwensartsencentrum (VAC) en justitie. Daar geeft justitie de zaak uit handen aan het VAC, op voorwaarde dat de betrokkene meewerkt om het probleem op te lossen. In andere arrondissementen eist justitie de autonomie om te beslissen of iets wordt vervolgd of niet.
Bij een paar voorstellen van de nationale commissie heb ik echter mijn bedenkingen. Peter Adriaenssens, directeur van het VAC van Leuven en expert van de nationale commissie, zegt dat men bij intrafamilaal seksueel geweld alles in principe in eerste orde moet overlaten aan de hulpverlening en dat men justitie erbuiten moét houden. Door zo’n uitspraak lijkt het alsof alle heil van de hulpverlening komt en justitie alleen maar een boze bestraffer is.
Dat is toch ook zo ? De rechtbank straft, sluit op, deelt boetes uit…
HUTSEBAUT : Justitie is inderdaad in eerste instantie bestraffend, terwijl velen weten dat enkel straffen niets uithaalt. De justitie zelf moet veranderen : niet in eerste orde straffen, maar alle middelen aanwenden om het probleem op te lossen. Maar laat ons niet naïef wezen : soms is dwang noodzakelijk, en daarvoor is een goed uitgebouwd wettelijk kader erg belangrijk. Daartoe moet de verantwoordelijkheid van de justitie worden herzien, verlegd en genuanceerd. Op dit ogenblik is het openbaar ministerie verantwoordelijk voor de vervolging van de dader, voor het opsporen van de feiten, voor het vinden van de waarheid. Die beperkt zich tot de dader en de straf en heeft weinig oog voor het slachtoffer. Van de vertegenwoordiger van de gemeenschap wat het openbaar ministerie toch is mag je toch veronderstellen dat er zorg wordt besteed aan het slachtoffer, en aan de schade die hem of haar is toegebracht ? Die schade kan financieel zijn, maar ook psychologisch en emotioneel. Wie verantwoordelijk is voor de goede werking van het strafrecht, moet er ook voor zorgen dat het slachtoffer goed terecht komt. De laatste jaren is er heel wat op gang gekomen, wat slachtofferhulp betreft : de VAC, bij de politie enzomeer. Toch blijven die initiatieven relatief marginaal.
Op 11 juni heeft het parlement het wetsvoorstel-Franchimont goedgekeurd. Daarin is wel aandacht voor het slachtoffer.
HUTSEBAUT : Het project wijzigt voornamelijk de procedure van het vooronderzoek. Het wetsontwerp, dat ontstond onder de leiding van de Luikse hoogleraar Michel Franchimont, geeft het slachtoffer een aantal rechten. Maar het is nog steeds alsof de werkgroep dacht : ?Als we de dader meer rechten geven, moet het slachtoffer er eigenlijk ook krijgen.? Voor mij gaat Franchimont niet ver genoeg, in mijn ogen blijft die wet te aarzelend tegenover het slachtoffer. Het slachtoffer is toch belangrijker dan de bestraffing van de dader ? Naar mijn oordeel moeten we heel de finaliteit van het strafrecht fundamenteel herdenken.
Wetten wijzigen gaat blijkbaar voetje voor voetje.
HUTSEBAUT : De laatste jaren zijn meer punten in de wet gewijzigd. Zo ook de verjaringstermijn voor seksuele misdrijven. Deze is vijf jaar voor ?aanranding van de eerbaarheid?, en tien jaar voor verkrachting, een verjaringstermijn die begon te lopen op het ogenblik van de feiten. Maar wat als het gaat om minderjarigen ? En zeker als het intrafamiaal seksueel geweld betreft, dat vaak op zeer jeugdige leeftijd begint ? Na de wetswijziging begint die verjaringstermijn pas te lopen als het slachtoffer achttien is. Als er binnen die termijn een klacht wordt neergelegd, begint een nieuwe verjaringstermijn.
Door kleine deeltjes van de wet te wijzigen, vordert het inderdaad meer stapje voor stapje. Nu, met al die nieuwe voorstellen, is de tijd rijp om er serieus werk van te maken en het geheel onder ogenschouw te nemen.
Zal dat gebeuren ?
HUTSEBAUT : Vast en zeker, maar het zal niet gemakkelijk zijn. Het mooie is dat de voorstellen van de nationale commissie zowel in de breedte als de diepte gaan. Ze beperken zich niet tot seksueel geweld op kinderen, maar gaan ook over hun rechten, hun juridische positie. Ze betreffen niet enkel justitie, maar betrekken er veel maatschappelijke sectoren bij : opvoeding, onderwijs, hulpverlening. Justitie komt er in de voorstellen pas bij kijken als er geen andere mogelijkheid meer is. Al die mooie voorstellen in wetten gieten, wordt een zeer langdurig en omslachtig werk.
Intussen is de zaak-Dutroux bijna een jaar oud. Her en der mort het volk : ?Zie je wel, alles gaat weer de doofpot in. We staan bijna terug bij af. Alles is weer als vanouds.?
HUTSEBAUT : Daar geloof ik niks van. Ik ben ervan overtuigd dat men de voorstellen van de nationale commissie zal uitvoeren. Als je de waslijst bekijkt van iedereen die de voorstellen van de nationale commissie steunt, een commissie onder de hoge bescherming van de koning en de koningin, onder de auspiciën van de eerste-minister en alle andere ministers, de staatssecretarissen en gouverneurs, kan men ook niet anders. Bij mijn weten, is Stefaan De Clerck bovendien een van de eerste Belgische ministers van justitie die echt met zijn departement begaan is. De maatregelen die hij neemt, de mensen die hij aantrekt, doen mij er echt in geloven dat er iets zal veranderen. Op het vlak van justitie is er het laatste jaar al meer veranderd dan in de voorbije twintig jaar. Maar nu verwacht iedereen dat alles binnen het jaar in kannen en kruiken is. Helaas, of gelukkig maar, kan dat niet. Een systeem dat 150 jaar draait, of niet draait en vastloopt, kan je niet in een handomdraai wijzigen. Als je de voorstellen van de nationale commissie leest, weet je dat het een titanenwerk is om alles wettelijk te kaderen. Ook bij de regering is een grote bereidheid tot vernieuwing, maar men mag zeker niet te snel willen handelen. Men moet minstens twee, drie jaar de tijd nemen om de voorstellen gedegen en overwogen uit te voeren. Misschien zelfs vier of vijf jaar.
Het zal niet alleen tijd kosten, ook veel geld.
HUTSEBAUT : Als men consequent is, moet er ook geld voor vrijkomen. Het is een kwestie van prioriteiten. In Neufchâteau waren er plots driehonderd politiemensen. Waar kwamen die vandaan ? Wat deden ze voor ze naar Neufchâteau kwamen ? Pas op, ik vind dat goed, maar het toont vooral aan dat er veel mogelijk is, als men een zaak belangrijk genoeg acht.
Men moet op alle niveaus bereid zijn om te investeren, want op dit ogenblik is de infrastructuur nog zeer beperkt. Enkel de taakomschrijving van politiemensen wijzigen, brengt je geen stap verder. We gaan echter in de goede richting. Er zijn al goede opleidingen : alle politiescholen werken bijvoorbeeld slachtoffergericht, en dat was alweer een initiatief van mevrouw Smet.
U bent, zo te horen, een fervent aanhanger van Miet Smet : haar naam valt om de haverklap.
HUTSEBAUT : Ik ben totaal partijloos, maar : ere wie ere toekomt. In alle objectiviteit stel ik vast dat zij de enige is die de laatste tien jaar aandacht op beleidsniveau besteedde aan die problematiek. In ’87 al zette zij een sensibiliseringscampagne op en liet zij wetenschappelijk onderzoek verrichten naar seksueel geweld, in ’89 liet zij de wetgeving over verkrachting wijzigen, Miet Smet zorgde in de politiescholen voor degelijke opleidingen, voor de opvang van slachtoffers, zij zorgde ervoor dat er opvanglokalen kwamen bij politie en rijkswacht. Niét Justitie of Binnenlandse Zaken, die zijn pas achteraf op die kar gesprongen. Miet Smet stelde ook de provinciale coördinatoren aan, die contacten tot stand brengen tussen politie, justitie en hulpverlening. Smet was de aanzet voor veel. Iedereen doet nu mee, maar de tijd is er rijp voor dat ze met zijn allen aan tafel gaan zitten en de voorstellen omzetten naar de concrete praktijk.
Griet Schrauwen
Het strafrecht moet respect hebben voor het zelfbeschikkingsrecht van jongeren die zich seksueel ontplooien.
Miet Smet : de aanzet tot veel.