Jaren geleden, na een slopende vlucht en een zware procedure, werd de Irakees Kawa Tahsin Belg. Later keerde hij vanwege heimwee terug naar zijn moederland. Na een jaar stond hij weer hier. ‘In België droom ik van spelende kinderen in mijn geboortedorp, in Irak van de Gentse Graslei.’

Kawa Tahsin (36) ontvlucht in de zomer van 2001 om politieke redenen Noord-Irak. In Turkije staat de vrachtwagen klaar die hem en drie medevluchtelingen tot de terminus zal voeren: het Verenigd Koninkrijk. Alles is goed geregeld, de smokkelaars zijn vet betaald. Een harde tocht volgt, met de bekende ellende: geprangd tussen dozen, met te weinig mondvoorraad en een flesje om in te plassen. Na een paar dagen zwaait de vrachtwagendeur open. ‘Engeland’, roept de chauffeur. Hij jaagt zijn passagiers de laadruimte uit, kruipt in zijn cabine en vertrekt. Kawa Tahsin, verblind door het daglicht, kijkt om zich heen. Een glooiend landschap. Hij ademt diep in. Zo ruikt dus het beloofde land.

Tahsin: ‘Wist ik veel hoe Engeland eruitzag. Ik begon te stappen, keek naar die vreemde blanke mensen, hun huizen en straten. Ik bereikte na een urenlange tocht een groot station, sprong op de trein en kreeg meteen gedoe met de conducteur. Geen papieren. Ik kon geen woord Engels, maar werd bijgestaan door een Iraanse Koerd die toevallig in mijn wagon zat. De man vertelde me dat we richting Antwerpen reden. Antwerpen, België. Mijn mond viel open. Dat begon goed. Ik was in het verkeerde land afgezet. Pas veel later begreep ik dat ik er tussen Luxemburg en Brussel was uitgegooid. Ik zoek nog altijd naar die plek. In Antwerpen besloot ik om het Kanaal niet over te steken. “Te moeilijk”, had die Koerdische man me gezegd. “Ga naar Brussel.”‘

‘Ik was een dubbelmens’

Tahsin trekt naar het Commissariaat voor de Vluchtelingen. Het eerste advies is negatief, na een tweede aanvraag volgt een verblijfsvergunning voor één jaar. Hij begint te studeren, wil snel een vakman worden, en muren schilderen, want dat is zijn droom. In 2008 krijgt hij een paspoort, jaarlijks te vernieuwen. In 2010 wordt hij definitief Belg. Hoewel hij ook dankbaar is, leeft hij met een dubbel gevoel.

Tahsin: (lacht) ‘Dankbaar én wanhopig. Ik werkte hard, maakte vrienden, maar wat spookte het in mijn hoofd: wie was ik, waar was ik? Dankzij mijn paspoort kon ik op reis gaan. Mijn eerste trip zou Erbil worden, mijn dorp in Irak. Zodra het bouwverlof was, vertrok ik uitgelaten voor vijftien dagen naar mijn familie, vrienden en dorpsgenoten, die ik bijna twaalf jaar niet meer had gezien. Ik voelde het warme land letterlijk onder mijn voeten, viel in alle armen die me konden opvangen. Eindelijk thuis, maar na vijf dagen keerde mijn gevoel. Ik zag hoe zij daar leefden, de armoede, de kapotte vuile straten, de corruptie en het gebrek aan rechten. Ik verlangde stilaan naar het land waar alles zo perfect was geregeld. Terug naar België, het voelde aan als een bevrijding. Nog tijdens de landing keerde het gemis. Ik raakte verward. Ik dacht (drukt zijn wijsvinger tegen het voorhoofd): ik ben de zot op de wereld, de man zonder land. Op mijn studiootje in Gent herkende ik de muren en mijn meubels niet. Was dit mijn huis? Blijkbaar, maar waarom voelde het aan als een vreemde plek? Ik begon meteen weer hard te werken. In mijn hoofd dreunde de hele tijd: wat doe ik hier? Af en toe keek ik naar mijn paspoort. Nu was ik een dubbelmens, Belg en Irakees, én bovendien Koerd. Koerdistan was geen erkend land. Wat een warboel toch.’

Kawa Tahsin zwijgt af en toe, laat pauzes vallen en lacht dan weer zijn tanden bloot. ‘Ik wil niet ondankbaar klinken’, herhaalt hij vele keren. België heeft voor hem de armen geopend, maar het vóélt niet aan als een omarming. De knuffel is koud.

Tahsin: ‘Soms loop ik op straat en weet ik niet waar ik naartoe stap, ik volg gewoon mijn voeten en mijn gedachten. Ik moet ergens zijn, op een afspraak, bij vrienden, maar dat is een tussenstop op de levensweg. Waar voert die grote weg mij naartoe? Ik vrees: naar nergens. Ik deelde die gedachten niet met anderen. Ik had mezelf geleerd om positief te zijn, door te zetten, de kost te winnen, nooit op te geven. En toch, een jaar later zei ik tegen mijn baas: dank voor alle mogelijkheden, maar ik stop, ik ga naar huis. Ik besloot om definitief te vertrekken uit België. Omdat ik geen profiteur wilde zijn, trok ik naar de gemeente en liet me uitschrijven. Alle materiaal dat ik hier gebruikte om te schilderen, stuurde ik naar Irak: 500 kilo aan verfborstels, rollen, tot en met schroeven en spijkers, alles ging in de container.’

‘Leve België en de interimbureaus’

Kawa wordt ‘de teruggekeerde’. Hij heeft bij de VDAB en bij Syntra een extra opleiding gevolgd. Hij bezit kennis, vakmanschap, op zijn expertise zitten ze wellicht te wachten in Irak. Helaas.

Tahsin: (diepe zucht) ‘Ik had een mooie droom en barstte van de goesting, maar zodra ik daar was, was het één ellende. Een vol jaar heb ik er rondgelopen, voorstellen gedaan, aangedrongen, maar finaal niet één dag gewerkt. Waarom? Het werk ging naar goedkope arbeidskrachten. Syriërs, Arabieren en Turken die tegen dumpingprijzen alles deden. Ik moest aan België denken, aan de opmerking “jullie pakken ons werk af”. In mijn thuisland dacht ik ineens in dezelfde termen. Ik stootte vooral op corruptie. Contracten werden verdeeld tussen clans. Je moest stromannen betalen, zonder steekpenningen kwam je nergens. Ik dacht: leve België en de interimbureaus. Mijn vrienden van vroeger keken me hoofdschuddend aan, zeiden: “Kawa, gast, wat kom jij hier in Irak doen? Je bent Europees burger, voor ons is dat daar het paradijs.” Zij begrepen mij niet en ik hen niet. Ik zei: “Jongens, ga er nooit heen, zodra je een voet in Europa zet, ben je jouw land kwijt en kom je in het nergens terecht zoals ik.” Ik kwijnde intussen weg. Wat deed ik nog in Irak? Eten en dik worden. Toen ik uit België vertrok, woog ik 70 kilo, toen ik terugkwam 100.’

De teruggekeerde keert terug. In het huis van zijn moeder staan nu nog grote dozen vol verfborstels, rollen, vijzen en schroeven.

Tahsin: ‘Ik kwam België binnen met één koffer. In mijn hart gloeide een soort hoop. Misschien zat België mij wel meer onder de leden dan ik wilde toegeven. Hier lag mijn toekomst, ik moest stoppen met zeuren en ervoor gaan. Ik schreef me opnieuw in de gemeente in, zocht werk, bezocht mijn vrienden. Relaties? Hm, af en toe had ik er, maar niet blijvend. Ik wil een vrouw niet meesleuren in wat ik doormaak. Weg willen, terug willen, en terug. Dat houdt niemand vol.’

Hoe Tahsin ook zijn best doet, België valt – alweer – tegen. Hij vindt geen gepaste job, geen gepaste woning. Vier maanden later staat hij weer in Irak en nog eens zes maanden later (vorig jaar in augustus) weer hier. De reden van deze terugkeer: het gevaar. Op 35 kilometer van zijn ouderlijke huis wappert de zwarte vlag van Daesh, IS.

Kawa: ‘Ik voelde me net een pingpongbal. Ik vloog af en aan, ik zapte, pendelde, was altijd onderweg en nergens thuis. In België zag ik beelden van spelende kinderen in mijn geboortedorp, in Irak droomde ik van de Gentse Graslei. “Hé Kawa, waar zit jij met jouw hoofd?” hoorde ik mijn vrienden vragen. “In België”, zuchtte ik. Ze haalden hun schouders op. Gekke gast. Ik weet het echt niet meer. Of misschien toch. Was ik maar in België geboren, dan was dat tenminste duidelijk geweest.’

Braderie

Vorige week keerden vanuit België ruim 180 Irakezen vrijwillig naar hun land terug. Ze kregen ieder 300 euro mee en ze zullen een jaar lang worden begeleid om werk te vinden. Tahsin moest hard lachen toen hij de reportage over hun vertrek zag. ‘Die 300 euro zal na een maand op zijn. Werk vinden ze nooit, ook niet met begeleiding, wegens de corruptie, de koppelbazen en stromannen. Nee, die georganiseerde terugkeer leidt tot niets. Die jongens staan over een paar maanden weer aan de grens, met als doel Europa. De oversteek kost almaar minder, tussen de 5000 en 7000 euro. Toen ik vertrok, vijftien jaar geleden, moest ik nog 20.000 euro neertellen. Vandaag is de concurrentie groot. Iedereen is smokkelaar, men biedt tegen elkaar op, het is net een braderie. De toevloed aan vluchtelingen zal misschien nog groter worden. En wat geeft dat op termijn? Een hele generatie die zoals ik, ongelukkig en ontworteld is. Mijn conclusie? Ik raad iedereen af om te vluchten. Grenzen dicht.

‘Ik vrees dat we in de toekomst een generatie kweken van eeuwige terugkeerders. Ik heb het laatst tegen mijn broer gezegd. Ook hij begon erover dat hij naar Europa wilde komen met zijn gezin. “Broer,” zei ik, “kom naar hier en ik ken je niet meer, ik zal je niet helpen, ik zal heel boos zijn op jou. Wil je dan zo’n sukkelaar worden zoals ik?”

‘Toch keer ik mijn land België de rug niet toe. België is een veilige plek waar niemand écht arm is, want iedereen heeft eten en een huis. Iedereen heeft hier ook rechten, er is geen corruptie, er heerst respect. Dat alles staat wel helemaal los van mijn zoektocht naar mijn plek. Weet je welk beeld ik soms binnenkrijg in mijn hoofd? Ik zit op een veld, in het midden, links en rechts van mij brandt een groot vuur. Ik loop naar de ene kant en het wordt te warm, ik stap naar de andere en ook daar is het te warm. In het midden sta ik te rillen. Waar vind ik échte warmte?’

MARIJKE LIBERT, FOTO’S JONAS LAMPENS

‘”Broer,” zei ik, “kom naar hier en ik ken je niet meer, ik zal je niet helpen, ik zal heel boos zijn op jou. Wil je dan zo’n sukkelaar worden zoals ik?”‘

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content