Het Israëlisch-Palestijnse conflict is wisselvallig: van open oorlog tot relatief kalme bezetting.

Even leek het erop dat oorlog onafwendbaar was: alles werd ervoor in gereedheid gebracht en nergens klonk een duidelijk signaal dat de internationale gemeenschap het niet zou toelaten. Tanks en infanterie werden aan de grenzen bij Bethlehem en Jenin samengebracht en plannen van de generale staf voor een oorlog tegen de Palestijnse Autoriteit en voor de uitschakeling van Yasser Arafat werden ‘gelekt’. Op de Israëlische Nationale Radio zei commentator Aaron Lerner dat de window of opportunity, de gelegenheid voor een snel offensief, haast voorbij was. Hij besloot: ‘Wij moeten nu handelen.’ In Israël heerst immers het geloof dat er voor elk probleem een militaire oplossing is.

Op hetzelfde moment vond de G8-ontmoeting in Genua plaats, en alle aandacht ging naar de botsingen tussen de Italiaanse politie en de antiglobalisten. Niet naar Israëlische legerbulldozers die de huisjes van Palestijnse families platwalsten. Niet naar de raketten uit Israëlische Apache-gevechtshelikopters die Palestijnse auto’s, politieposten en appartementen opbliezen met de bewoners erin. Zelfs nauwelijks naar Israëlische troepenbewegingen. Toch was er voor het Midden-Oosten een belangrijk aspect aan de G8. De rijksten en machtigsten riepen immers op om internationale waarnemers naar de bezette gebieden van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook te sturen. Bovendien stemde de Amerikaanse president George W.Bush daarmee in, al wist hij dat Israël het zou weigeren. Dat was een primeur in de geschiedenis van het conflict, en een ernstige waarschuwing aan het adres van premier Ariel Sharon en zijn civiele en militaire generale staf.

Het was ook een keerpunt. Sindsdien is het wapengekletter enigszins afgenomen – zonder dat daarvoor ook maar een tank teruggetrokken is – en is het Israëlische gekibbel luider geworden: of ze die waarnemers al dan niet zouden toelaten, of het anderen mochten zijn dan Amerikanen van de CIA, hoeveel het er mochten zijn, enzovoort. En dat terwijl het afbreken van huizen, het ontwortelen van boomgaarden en de moorden op vermoedelijke militanten van Hamas en hun familieleden gewoon doorgingen.

Afgelopen weekend werd de laatste toegangsweg tot de stad Nabloes door het leger afgesloten. Dat is wat Ariel Sharon aan de wereld als ‘zelfbeheersing’ verkoopt: als antwoord op Palestijnse mortiergranaten en geweerkogels die meestal niets raken, stuurt hij zijn tanks en infanterie níét naar Bethlehem, Ramallah en Jenin terug, en oogst hij pluimpjes bij de opgeluchte internationale gemeenschap. Maar niet in Israël zelf, waar de bevolking volgens peilingen voor een snelle oorlog gewonnen is.

HULP AAN VLUCHTELINGEN

Ongeveer tegelijkertijd kwam Peter Hansen naar Brussel. Hij is commissaris-generaal van UNRWA, het bureau van de Verenigde Naties voor de Palestijnse vluchtelingen. UNRWA werkt al 51 jaar lang in de kampen in Jordanië, Libanon, Syrië en aan de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook. En nu heeft UNRWA geen geld meer en dus kwam Hansen zijn noodoproep aan de donorlanden kracht bijzetten.

Sinds de mislukte Camp-Davidonderhandelingen van vorig jaar, werd duidelijk hoe centraal het vluchtelingenprobleem is in het conflict. Het is een existentieel probleem voor beide kanten. Hansen: ‘De Israëli’s hebben vele jaren lang niet kunnen toegeven dat er een vluchtelingenprobleem was. En daarna dat Israël er iets mee te maken had of er verantwoordelijkheid voor zou dragen. Voor de Palestijnen is de kern van het conflict dat zij van hun land verjaagd zijn, en dat zij het recht hebben terug te keren naar dat land, dat van hen was, en waarvan zij de eigendomsakten bezitten. Zeker zoveel recht als een terugkerende jood heeft die de alya doet vanuit Rusland of Brooklyn. Voor de vluchtelingen is UNRWA een essentiële organisatie. Om verschillende redenen. UNRWA heeft meer dan 12.000 leerkrachten in dienst, in meer dan 620 scholen met een half miljoen leerlingen. Er zijn ongeveer 3500 dokters en verplegers in de gezondheidszorg voor, over enkele maanden, vier miljoen mensen. Zij zien jaarlijks 7,2 miljoen patiënten. UNRWA helpt de armsten in de kampen, verstrekte de afgelopen vijf jaar 40.000 leningen in Gaza en is een van de meest dynamische elementen in wat er in de Gazastrook en aan de Westelijke Jordaanoever nog aan economie rest.’

Hulp aan behoeftigen was tot de nieuwe noodsituatie goed voor twintig procent van het budget van UNRWA. Tachtig procent gaat naar onderwijs en gezondheidszorg. ‘Maar de politieke rol van UNRWA in de regio is belangrijker’, zegt Hansen. ‘Niet dat we direct bij vredesonderhandelingen betrokken zijn. Maar voor de vluchtelingen symboliseert UNRWA de erkenning van de internationale gemeenschap dat het vluchtelingenprobleem bestáát. Op die manier impliceert de discussie of UNRWA op kleinere schaal kan functioneren of zelfs opgeheven kan worden – gezien de financiële problemen die we hebben – de vraag of de internationale gemeenschap zich in de ogen van de vluchtelingen aan haar verantwoordelijkheid kan onttrekken. En aan de erkenning van hun probleem. Dat is een signaal. Wij hebben nu een deficit van 2,7 miljard frank (66,93 miljoen euro), om het jaar door te komen. Als we het grootste deel daarvan niet bij elkaar krijgen, zullen we de lonen van onze 22.000 werknemers niet meer kunnen betalen. Dat zou voor de vluchtelingen een enorme schok zijn.’

Peter Hansen wou geen namen noemen. Maar als België zou bijdragen in verhouding tot zijn economisch vermogen, zou het véél meer aan UNRWA betalen.

VERSE REKRUTEN

Ondertussen lijkt er iets te veranderen in de wereld. Het belangrijkste teken aan de wand zou de veranderde houding van de VS op het vlak van de waarnemers kunnen zijn. Maar dat is niet het enige signaal. Toen het Israëlische leger in negen wereldsteden – Johannesburg, Frankfurt, Bombay, Bangkok, Londen, Parijs, Amsterdam, Los Angeles en New York – rekruteringskantoren opende, begon het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken in kaart te brengen in welke landen prominente Israëlische politici en officieren last zouden kunnen krijgen op basis van wetgevingen over oorlogsmisdaden of misdaden tegen de menselijkheid.

België heeft op dat vlak de kat de bel aangebonden met het nu al beroemde proces tegen Ariel Sharon. Maar ook Denemarken staat hoog genoteerd. Daar wordt de nieuwe ambassadeur van Israël, voormalig Shin-Betbaas Karmi Gilon, immers met arrestatie bedreigd wegens het folteren van Palestijnse gevangenen door de geheime dienst. Hij verdedigt ‘lichte foltering’ of ‘gematigde fysieke druk’ op verdachten trouwens als strijdmiddel tegen terrorisme. Ook Spanje staat wegens de zaak-Pinochet al op de lijst van moeilijke landen, net als het Verenigd Koninkrijk. Diplomaten worden zenuwachtig, velen onder hen hebben in twee, drie oorlogen gevochten en zijn officier geweest. Wie heeft niet bij de Shin Bet gediend? En kunnen reserveofficieren die in de Bezette Gebieden aan flagrante schendingen van de conventie van Genève en het internationaal recht hebben meegedaan ook vervolgd worden? Welke landen zijn voor hen dan nog veilig?

Sharon zelf, die aanvankelijk de Belgische aanklacht wilde negeren, heeft de Brusselse advocate Michèle Hirsch door de staat Israël met zijn verdediging laten belasten.

Wat is er aan de hand? In al deze zaken wordt om het hardst geschreeuwd, door voor- én tegenstanders. Shimon Peres, minister van Buitenlandse Zaken en bijna onsmeltbare zekering voor de deelname van de travaillistische partij aan een verder uiterst rechtse regering, verwijt de Denen dat ze wél tegen een beetje folteren zijn, maar niets zeggen als Yasser Arafat terroristische groepen in zijn gebied heeft. Hij vindt ook dat de Palestijnen aan oorlogsophitsing doen als ze zeggen dat de plaatsing van de eerste ‘hoeksteen’ voor een nieuwe tempel aan de Tempelberg een oorlogsverklaring is, maar zegt niets over die provocatieve plaatsing zelf.

Ook tegen journalisten die iets tegen de Israëlische politiek schrijven of zeggen, wordt nu georganiseerd opgetreden. Geviseerd zijn vooral de ‘afvalligen’: The New York Times en The Washington Post, BBC, CNN. Het zijn vreemde tijden, waarin het Israëlische bezettingsleger moet gaan uitkijken wat het met zijn tanks aanricht, en niet langer automatisch applaus krijgt van zijn bondgenoten. Zelfs Europese diplomaten kunnen tegenwoordig met het blote oog zien dat, in de woorden van ex-minister Shulamit Aloni: ‘de Israëli’s de bezetters zijn, en de Palestijnen de bezetten, en de rest propaganda is’. Zelfs Shimon Peres kan dat niet meer wegschreeuwen.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content