In ‘De miljoenen van De Morgen’ vertelt communicatiespecialist Bruno Vanspauwen een van de boeiendste mediaverhalen van de afgelopen kwarteeuw: dat van de krant ‘De Morgen’.
Onderstaand fragment is het relaas van de ophefmakende X1-onthullingen en de impact van die broeierige episode op de Vlaamse media.
Dinsdag 6 januari 1998. Ruim één jaar na het losbarsten van de affaire-Dutroux neemt Yves Desmet een beslissing die hij, achteraf gezien, misschien beter niet had genomen.
Op de voorpagina van de krant verschijnt een geel kaderstuk: ‘ De Morgen bericht over nevendossiers Neufchâteau.’
Yves Desmet schrijft: ‘Morgen begint deze krant met de publicatie van een tiendelige artikelenreeks over de geheime dossiers van Neufchâteau. Hoewel het hier gaat om confidentiële gegevens uit een nog lopend gerechtelijk onderzoek – waarover de bevoegde magistraten bovendien meermaals uitdrukkelijk een embargo afkondigden – beschouwt de redactie het als haar taak uitvoerig te berichten over de ontdekkingen die het parket in Neufchâteau het afgelopen jaar in de marge van de zaak-Dutroux deed. (…) Deze onderzoeken maken de laatste tijd steeds nadrukkelijker het voorwerp uit van een vinnig debat tussen believers en disbelievers.’
Desmet legt vervolgens uit dat de redactie vastgesteld heeft dat er obstructie is in deze dossiers, en dat het onderzoek geblokkeerd raakt. Daarom werd besloten om de dossiers te publiceren. Om ervoor te zorgen dat het onderzoek doorgaat.
Het zal De Morgen in een onoverzichtelijk kluwen van hele en halve waarheden en leugens, roddels en verdachtmakingen, gemene aanvallen en terechte kritiek storten. De krant zal er niet zonder kleerscheuren uitkomen. Een van de pijlers van haar succes, het nastreven van objectiviteit en geloofwaardigheid, wordt onderuitgehaald.
Yves Desmet belt Van Thillo op: ‘We hebben hier een onwaarschijnlijk verhaal dat veel stof zal doen opwaaien. Ik wou je daar even van op de hoogte brengen. We zullen de rangen moeten sluiten.’
‘Je bent toch zeker van je bronnen?’ vraagt Van Thillo. ‘Heel zeker’, zegt Desmet.
Woensdag 7 januari 1998 is het zover. Bovenaan de voorpagina verschijnt: ‘Dutroux en Nihoul samen verdacht van moord in 1984.’ Het is het eerste resultaat van maanden opzoekingswerk van de journalisten Annemie Bulthé en Douglas De Coninck, gebaseerd op de nevendossiers van Neufchâteau die zij, zoals andere media, kregen toegespeeld: de zogenaamde X-dossiers. Het gaat om gerechtelijke documenten en verslagen van ondervragingen van anonieme getuigen over vroegere mysterieuze verdwijningen en moorden, die onopgehelderd bleven, maar vermoedelijk verband houden met de affaire-Dutroux. Andere media verkozen deze dossiers niet te publiceren. De Morgen heeft beslist wel tot publicatie over te gaan. Om het onderzoek dat in het slop zou zitten, te deblokkeren.
Yves Desmet is er zich van bewust – net zoals Goossens indertijd met het dossier rond notaris-X – dat hij zich op gevaarlijk terrein begeeft. ‘Wijzelf – eerlijk – zijn believer noch disbeliever’, schrijft hij. ‘We weten niet of het hier om een verhaal van een mythomane gaat dan wel om een slachtoffer van een netwerk dat jarenlang tientallen kinderen prostitueerde, verkrachtte, martelde en doodde. (…) We vinden alleen dat er voldoende ernstige aanwijzingen zijn om het onderzoek naar deze onopgehelderde moorden voort te zetten. Dat is net wat vandaag niet langer gebeurt.’
De krant waarschuwt de lezer in een inleidende tekst dat bepaalde passages schokkend kunnen zijn. En dat zijn ze. Veel ‘feiten’ zijn zo gruwelijk dat ze alleen al daardoor – omdat ze ons verstand te boven gaan – ongeloofwaardig overkomen.
De volgende dag, bij de publicatie van de tweede aflevering, verantwoordt Yves Desmet zich opnieuw in een Standpunt. Brengt De Morgen het onderzoek in gevaar? Nee, want het lag al stil. Gelooft De Morgen blindelings X1? Nee, de krant roept alleen de onderzoeksrechters en magistraten op om het onderzoek te herstarten.
Dat standpunt blijft Desmet herhalen wanneer de andere media zeer negatief reageren op de publicatie van deze dossiers. De krant wordt sensatiezucht verweten, een gebrek aan deontologie en aan journalistieke voorzichtigheid. Desmet verdedigt zich dat de krant nooit heeft beweerd dat alle verhalen waar zijn. Maar ja: waarom publiceer je ze dan?
SPANNINGSBOGEN EN OPEN EINDES
De hele kwestie blijkt moeilijk verdedigbaar, temeer omdat de thrillerachtige manier waarop Bulthé en De Coninck hun verhalen stilistisch vorm geven (inclusief ‘spanningsbogen’ en ‘open eindes’) wel degelijk de indruk wekt dat er geloof wordt gehecht aan wat X1 vertelt.
Op vrijdag 9 januari zet De Morgen trouwens een headline op de voorpagina die daar eveneens op wijst: ‘Experts: verklaringen X1 zeer ernstig nemen.’ De vergelijking met het dossier rond notaris-X is flagrant: ook daar namen de journalisten hun toevlucht tot ‘experts’ om hun berichten meer credibiliteit te geven. Desmet verdedigt zich in zijn Standpunt heftig tegen zijn collega-journalisten die een ware hetze tegen De Morgen zijn begonnen, De Standaard en Knack op kop. Nee, we doen het niet om commerciële redenen, zegt Desmet. En op het argument van andere media dat De Morgen niet méér weet dan zijzelf, repliceert Desmet dat De Morgen wel degelijk veel meer weet omdat zij twee journalisten maandenlang heeft vrijgesteld om zich volledig aan dit onderzoek te kunnen wijden. Maar de argumentatie valt in dovemansoren: De Morgen raakt verzeild in een mediaoorlog tussen believers en disbelievers, die onder meer uitgevochten wordt in tv-debatten. De zaak wordt zelfs besproken in het Vlaams parlement, waar minister van Media Eric van Rompuy de vraag stelt hoe dat zit met ‘de verantwoordelijkheid van een hoofdredacteur van een krant die zaken publiceert die achteraf fout blijken te zijn’.
Desmet is er niet gerust op. Op zaterdag 10 januari vindt hij het noodzakelijk om een volledige pagina te wijden aan de zaak, onder de titel ‘Feiten en fantasie’. Hij vertelt hoe hij zijn journalisten Bulthé en De Coninck het vuur aan de schenen heeft gelegd, dat hij desalniettemin twijfelde, en dat hij er zich van bewust was dat dit dodelijk kon zijn voor de geloofwaardigheid van de krant. Hij geeft toe dat er een paar foutjes zijn gemaakt waar collega-journalisten terecht op gewezen hebben (zo kent journalist Marc Reynebeau van Knack de familie van een van de zogezegd vermoorde meisjes en weet hij dat het meisje aan kinderkanker stierf; ook Knack-journalist Frank De Moor, wiens vrouw bij het gerecht van Gent werkt – de stad van Regina Louf – haalt een aantal stellingen van De Morgen overtuigend onderuit). Maar, zegt Desmet, dat wil nog niet zeggen dat álles onjuist is.
‘Je hebt als journalist geen invloed op de beeldvorming die rond je artikels ontstaat’, zucht hij. Dat stelt ook Douglas De Coninck vast, die aan den lijve ondervindt wat het voor een individu betekent om in het oog van een mediastorm verzeild te raken. Hijzelf krijgt in de media een imago opgekleefd waarin hij zichzelf niet herkent, en hij staat er machteloos tegenover. Zijn argumentatie, al kan hij ze staven met gegevens, wordt niet meer gehoord. Hij kan alleen maar toekijken hoe waarheden en leugens met elkaar verstrengeld raken tot een kluwen waaruit niemand nog wijs raakt. Het gebeuren zal hem als journalist blijvend tekenen, en hem naar eigen zeggen veel voorzichtiger maken wanneer hij zelf mensen in de krant ten tonele voert. Hij beseft nu ten volle welk gevaarlijk en oncontroleerbaar wapen de media kunnen zijn.
Yves Desmet besluit zijn paginagroot artikel een beetje ongelukkig: ‘Stel dat we deze feiten niet hadden gebracht, en stel dat er volgend jaar, of over vijf of tien jaar, onweerlegbare bewijzen zouden bovenkomen voor het bestaan van deze netwerken. Wel, hoe melig, sentimenteel en pathetisch dit in sommige oren ook moge klinken, maar toch: op dat ogenblik zou ik nooit willen zeggen hebben: Ich habe es nicht gewusst.’
Het doet denken aan de beproefde tactiek van links in de jaren zeventig en tachtig: de tegenstander, omdat hij je stellingen niet onderschrijft, met het fascisme associëren.
De publicatie van de X-dossiers heeft een zelfvoedend effect. Het zijn niet langer alleen de dossiers die nieuws zijn. Ook de manier waarop ze in het nieuws komen, wordt nieuws op zich. Het is een kenmerkend verschijnsel in de media van de jaren negentig: niet alleen de gebeurtenis zelf, maar ook hoe de gebeurtenis wordt gemediatiseerd, wordt als nieuws opgevoerd. Er wordt dus nieuws gemaakt, in plaats van gebracht. ‘Pure bladvulling’, is een veelgehoorde kritiek.
BELIEVERS EN NON-BELIEVERS
In de week van 19 januari verschijnen er volledige pagina’s in De Morgen met veel opinies van veel verschillende mensen, niet over de dossiers zelf, maar over de beslissing van De Morgen om ze te publiceren. Zelfs eigen journalisten van De Morgen laten hun stem horen, en het blijkt dat zeker niet iedereen gelukkig is met de publicatie. Ook binnen de redactie tekent zich een kloof af tussen believers en non-believers. Sommigen vinden dat De Morgen te snel is teruggedeinsd voor de negatieve reacties, en zich heftiger had moeten verdedigen. Anderen vinden dat De Morgen zich vergaloppeerd heeft.
Christian Van Thillo zegt zich zowat tussen de twee kampen te bevinden. Hij vindt niet dat De Morgen in de fout is gegaan door de publicatie van de dossiers, maar wel omdat zij onvoldoende duidelijk heeft gemaakt dat zij noch bij de believers noch bij de non-believers hoorde. ‘Een krant mag en moet risico’s nemen’, zegt hij. ‘En dan gebeuren er vergissingen. Alle kranten ter wereld vergissen zich wel eens. Maar De Morgen had geen partij mogen kiezen. We hadden dit verhaal anders kunnen brengen.’
Van Thillo voelt zich natuurlijk verplicht om zijn krant te verdedigen, maar hij weet wel beter. Het was voor De Morgen gewoon onmogelijk om geen partij te kiezen. Yves Desmet en Douglas De Coninck hebben voortdurend gehamerd op het feit dat zij noch believer noch non-believer waren. Maar wie een verhaal publiceert, is een believer. Misschien niet in realiteit, maar wel in de perceptie van het publiek. Niets kan daartegen op. Het is een van de ijzeren wetten van een wereld gedomineerd door media en communicatie: perception is reality.
In ons reclamebureau praten wij in die periode vaak over wat er gaande is bij De Morgen, en over de invloed die dit kan hebben op het imago van de krant. Maar we beseffen ook dat het vijgen na Pasen zijn. Hier kan publicitaire communicatie niets meer doen. De communicatie in de krant zelf, en in de andere media, overdondert alles.
Donderdagavond 22 januari: een nieuw media-evenement. X1 maakt zich kenbaar op de televisie in Panorama. De media zijn in alle staten. Het blijft veronderstellingen en standpunten regenen. En als klap op de vuurpijl begint in diezelfde periode in Amerika de zaak-Monica Lewinsky. Ook hier kunnen de speculaties, geruchten en smeuïge verhalen niet op.
De journalistiek put zich uit in zelfkritiek. De vraag wordt gesteld of het publiek hier niet langzaamaan een indigestie van krijgt. Uiteraard zijn veel lezers nieuwsgierig. Maar of ze het nog geloven, is een andere zaak. Feiten of fictie: wat maakt het uit? Het is spannend en onderhoudend, en daarom wordt het gekocht. We zitten volop in het tijdperk van het infotainment.
JOURNALISTIEKE VEILIGHEIDSKLEPPEN
Op woensdag 4 februari maakt journalist Derk Jan Eppink van De Standaard het proces van deze – zoals hij het noemt – ‘journalistiek van de verschroeide aarde’, een journalistiek waarin alles is toegelaten en waarin geen verantwoording meer is verschuldigd. Uiteraard heeft hij het ook over De Morgen, die hij verwijt niet voldoende ‘journalistieke veiligheidskleppen’ te hebben ingebouwd: ‘De eerste is de variatie van bronnen. Hoe meer bronnen, hoe beter. (…) Is de minister van Justitie ooit gevraagd hoe het onderzoek verliep? Zijn uitspraken van X1 ooit tegen het licht gehouden van mensen die haar kennen? Waarom zijn de ouders nooit gevraagd? De betrokken krant paste geen check en doublecheck toe, geen hoor en wederhoor. X1 werd “a story too nice to be checked”. En na vijf maanden speurwerk moet je wel met íéts komen. (…)’
‘(In België kan) iedereen iedereen straffeloos beschuldigen van de ergste dingen: moord, fraude, zelfs van medeschuld aan genocide. En als het niet waar is, haalt men onverschillig de schouders op. Men richt zich niet op een feitenrelaas (zolang de feiten kloppen, staat de journalist ijzersterk) maar op hele en halve conspiraties en manoeuvres. Er is geen hang naar de feitelijke structuur, maar naar de mysterieuze wereld erachter. (…) Er zijn ook altijd dezelfde ingrediënten: seks, netwerken, prominenten en Paul Vanden Boeynants. Een deel van de media leefde jarenlang op de Roze Balletten. Er werd nooit iets bewezen. (…) In de zomer van 1996 brak het KB Lux-schandaal uit. Volgens De Morgen, maar ook andere kranten, had een christen-democratische ex-premier een geheime rekening in Luxemburg. Voor alle zekerheid werden de foto’s van de toen levende, vroegere CVP-premiers erbij gezet, zonder enig feitelijk bewijs te leveren. Wie dat in Nederland doet, heeft binnen twee dagen een serie kort gedingen aan zijn broek en vliegt op de derde dag de laan uit.’
‘Ook in dezelfde krant werden ‘kringen rond’ de PS-politicus José Happart aangewezen als aanstichters achter de moord op André Cools in 1991. En opnieuw zonder bewijs. Een Nederlandse onderzoeksjournalist zou zo’n bericht niet eens in de krant krijgen. Een hoofdredactie houdt dat tegen. In België gaat dat zonder moeite onder het motto: niet geschoten, altijd mis. ( …)’
‘De journalistiek van de verschroeide aarde miskent het publieke karakter van de vierde macht. Zij toert in de overdrive, riskeert grote manipulatie in een ondoorzichtige politieke wereld en laat zich meezuigen door sensatie. Men moet wel, want de verkoop en kijkcijfers moeten omhoog. Commerciële directies zien de vierde macht steeds minder als deel van het publieke domein, en steeds meer als willekeurige worstenfabriek die geld moet opleveren. (…) Het effect op het publieke terrein is desastreus. In de eerste plaats schaadt men gewone burgers die zich niet kunnen verdedigen. (…)’
‘In de binnenlandse politiek krijgt het poujadisme een extra opstoot. De kloof tussen politiek en burger (die Desmet in zijn commentaren zegt te overbruggen) wordt nog groter. Want als de sensatieverhalen niet kloppen, zegt men: doofpot! Zo blijft het gif werken. Desmet hekelde, zeer terecht, de herbenoeming van Melchior Wathelet tot Europees rechter in Luxemburg. Maar wat is zijn geloofwaardigheid na de misslag notaris-X en de ontrafelende getuige-X? Men kan niet anderen de maat nemen, en zelf onbemeten blijven. Je kunt niet hard zijn voor de politiek, en zacht voor jezelf. (…) Vrijheid kan niet zonder verantwoordelijkheid. Dat geldt voor de politieke klasse én voor de vierde macht. Wie een ernstige beroepsfout maakt, moet gaan.’
DE ULTIEME VERNEDERING
Op 23 april ontsnapt Marc Dutroux uit de gevangenis. ‘De ultieme vernedering’ kopt De Morgen de volgende dag. Yves Desmet gaat er in zijn bekende stijl tegenaan: ‘Kafka. Surrealistisch. Ondenkbaar. Onvoorstelbaar. Verbijsterend. Misdadig. (…) Er zijn geen excuses meer, wil men dat de bevolking nog een greintje vertrouwen in haar instellingen overhoudt.’
Minister van Justitie De Clerck en minister van Binnenlandse Zaken Vande Lanotte nemen ontslag.
Anderhalf jaar later zal De Morgen eveneens iets overkomen dat ‘ondenkbaar’ en ‘onvoorstelbaar’ is: een beschuldiging aan het adres van een minister die totaal vals blijkt te zijn. Het zal eveneens leiden tot het ontslag van de betrokken journalist. Omdat het nodig is, ‘wil men dat de bevolking nog een greintje vertrouwen in haar pers overhoudt’.
Dinsdag 25 augustus 1998. Als aanloop naar het Agusta- en Dassault-proces dat op 2 september begint, verschijnt bovenaan op de voorpagina van De Morgen een rode band: ‘Vanaf vandaag in De Morgen: de SP en het geld van de wapenhandel’. Daaronder prijken foto’s van Louis Tobback, Frank Vandenbroucke, Carla Galle en Karel Van Miert, elk met een bijbehorend suggestief citaat. De kop van het hoofdartikel luidt: ‘Agusta legt machtsstrijd SP-top bloot’. Binnenin verschijnen twee volle pagina’s over de kwestie, met titels als ‘De zwarte premies van de Keizerslaan’ en ‘Carla Galle in de tang’.
Desmet schrijft ook een artikel, onder de titel ‘De vergiftigde erfenis’. Hij is buitengemeen hard voor de SP: ‘Vandaag start De Morgen met een zesdelige reeks over het dossier van het Agusta- en Dassault-smeergeld aan de SP. We schrijven wel degelijk smeergeld, en niet betwistbare gift. (…) …nooit eerder is een zo gedetailleerde reconstructie van de feiten, de vergaderingen, de stortingen, de verdeling van het geld onder de SP-topfiguren, de manoeuvres achter de schermen en de blokkering van het gerechtelijke onderzoek op papier gezet. (…) Het Agusta/Dassault-dossier is geen gewone uitloper van een grijze financieringszone die in de jaren tachtig door alle partijen gehanteerd werd. Het gaat in totaal om meer dan 100 miljoen frank, gestort om bepaalde bestellingen binnen te rijven. Dat is geen moreel betwistbare gift, het is een – meer dan waarschijnlijk zelfs gelukte – poging tot omkoping. (…)’
‘De Agusta-affaire is niet alleen het werk van Etienne Mangé en Luc Wallyn, het is het werk van een SP-top. Een SP-top, niet de SP-top. Als de reeks één politiek feit duidelijk maakt, is het wel dat de Agusta-affaire kadert in een voor de SP instrumentele machtswissel. De groep rond Karel Van Miert en Willy Claes staat op dat ogenblik op het punt de macht over te dragen aan de Leuvense tandem Tobback-Vandenbroucke. (…) Volgens onze reconstructie is de beslissing om het Agusta-geld binnen te halen, genomen in oktober ’88, nog onder de tandem Van Miert-Claes, en niet in januari ’89, onder het bewind Tobback-Vandenbroucke. Het lijkt vast te staan dat deze laatsten door de eerste groep voor voldongen feiten werden gesteld, en dat zij pas later de omvang van de zaak ontdekt hebben. Aangezien zij op dat moment de volledige politieke verantwoordelijkheid voor de zaak droegen, en waarschijnlijk ook uit loyauteit tegenover hun partij, beslisten de nieuwelingen toen om mee te spelen in een poging de zaak toe te dekken.’
De volgende dag is de voorpagina al even expliciet: ‘Tobback camoufleerde 2 miljoen als steunkaarten’. En binnenin: ‘Mangé speelt voor Sinterklaas’. Met als tussentitel: ‘Mangé: Hier is het geld, je boekt dat niet, je geeft dat in het zwart uit voor de verkiezingscampagne.’
De voorpagina van zaterdag 29 augustus: ’60 miljoen onverklaarde giften aan Claes’, samen met een uitspraak van hem: ‘Godverdomme, ’t is altijd hetzelfde. Ik moet hier altijd mijn handen vuil maken, terwijl anderen Pontius Pilatus spelen’.
Het hoofdartikel van Yves Desmet is getiteld: ‘Het snoepwinkeltje’. Hij citeert Claes toen die door De Morgen gevraagd werd om een reactie op de artikelenreeks: ‘Wat jullie bende gemanipuleerde smeerlappen daarmee doen, interesseert me niet!’
Vervolgens legt hij uit waarom Claes zich onrechtvaardig behandeld voelt en waarom dit zo zal blijven: ‘Het is de psychologie van het snoepwinkeltje, waar vier jonge snaken jarenlang stiekem hun zakken vullen met toverballen en zuurstokken, tot ze betrapt worden door de winkelier die hen achternazit, maar er slechts eentje te pakken krijgt. En ook al puilen diens zakken uit van de snoep, toch zal die jongen, en zelfs de winkelier, het onrechtvaardig vinden dat alleen hij te grazen is genomen.’
Als er na deze reeks iets als een paal boven water staat, is het wel dat De Morgen geen SP-krant meer is. Sinds het failliet van 1986 is de afstand tussen de socialistische beweging en De Morgen zo mogelijk nog groter geworden.
Maar ook de afstand tussen De Morgen en Vlaanderen lijkt groter geworden. Want hoewel dit journalistieke dossier over de SP en Agusta interessant en goed onderbouwd is en heel wat relationele en psychologische mechanismen van de politiek blootlegt, komt er weinig reactie op. Binnen de redactie wordt geopperd dat het gebrek aan respons te maken heeft met de vakantieperiode, maar het is evenzeer mogelijk dat de X1-affaire de geloofwaardigheid van De Morgen zodanig heeft geschaad dat zelfs ernstig journalistiek werk niet langer ernstig wordt genomen.
Bruno Vanspauwen
‘De miljoenen van De Morgen’, Bruno Vanspauwen, Uitgeverij Van Halewyck, 384 pag., – 25,00. Het boek ligt op 24 mei in de boekhandel.
Yves Desmet was er zich van bewust dat de X1-affaire dodelijk kon zijn voor de geloofwaardigheid van zijn krant.
Van Thillo voelt zich verplicht om zijn krant te verdedigen, maar hij weet wel beter.