DOOR FRANS VERLEYEN
Het komende weekeinde kunnen 80.000 leden van de VLD uit meer dan een dozijn kandidaten een nieuwe voorzitter kiezen. Sommigen beschouwen het weelderige aanbod van aspirant-leiders als een verspilling van liberale eendracht. Anderen zien er de honderd bloemen in, die elke waarachtige politieke partij zou moeten laten bloeien.
Volgens vele in de Wetstraat en omgeving heersende opvattingen is de open VLD-verkiezingsmethode inderdaad gevaarlijk. Vooral Herman De Croo en Rik Daems kregen de voorbije dagen last van een heftig verlangen naar meer liefde en aandacht. De eerste wees op al de benoemingen en gunsten die hij zijn ondankbare rivalen had bezorgd. Daems, die zich eveneens wat in de steek gelaten voelt, riep zich uit tot liberale dissident zonder stencilmachine. Knap gevonden.
Onlangs nodigde professor Walter Prevenier de media uit om die sportieve ideeënstrijd niet te beschrijven als een vuile oorlog onder wapenbroeders, maar als een charmant en voor de democratie zelfs onmisbaar dispuut tussen mensen die een eigen variant van het blauwe geloof willen uitdragen. Vlaanderen heeft nog niet veel ervaring met dat soort polemische toestanden, maar niets is slechter dan de kunstmatige eensgezindheid waarin de andere partijen willen doen geloven. Hun congressen applaudisseren voor zonder tegenkandidaat verkozen leiders en voor de vorming van coalities die nog maar pas met een pak slaag uit de stembus kwamen.
Uiteraard hadden de kranten en omroepen grote moeite met die aanbeveling tot zachte interpretatie van de interne VLD-democratie. Iedereen wist en weet waar de blauwe schoen, of beter gezegd de zevenmijlslaars, wringt : Verhofstadt zou uit deze verkiezing zijn weggebleven indien ook De Croo zich had teruggetrokken. Hij ziet in de baljuw van Michelbeke en de Zwalmstreek een man die het vijf jaar geleden opgestarte VLD-project nu eenmaal niet in zijn bloed heeft. Hij beschouwt hem als de coach van een Belgische traditionele partij, wat moet worden verijdeld.
Dat laatste is zowel psychologisch als politiek verklaarbaar. Net zoals Rik Daems is De Croo iemand met veel doorzicht in het ietwat landelijke volksgemoed en de daarbij horende verwachtingen omtrent de tegenprestaties vanwege al die heren en dames die ?in Brussel? een mandaat bekleden. Daar is veel populaire emotie mee gemoeid, en verlangen naar klare afspraken tussen de gewone man en de hem altijd weer lastig vallende overheid, tussen klant en leverancier.
Tot ieders verrassing en zeker die van de Boerenbond noemde De Croo zich zelfs ?een landbouwer.? Daarmee bezorgt de advocaat, consultant en wereldburger zich graag een tweede identiteit om tijdens elk debat te mogen werken met slimme weerspreuken, wijsheden uit de paardenwereld en beeldspraken over grond, zaaien, maaien of oogsten. Ook Daems, die graag schilderijen maakt en tentoonstelt, put sociale levensvreugde uit zijn Hagelandse wijngaarden. Zij inspireren hem tot boodschappen vol economisch optimisme, KMO-achtige dadendrang en eerbied voor de oude stelregel dat goede rekeningen goede vrienden maken.
Sedert enkele jaren haalt Verhofstadt zijn politieke delfstof uit een dieper liggende boorlaag. Het is nu algemeen geweten dat hij veel wereldliteratuur heeft gelezen, periodes van eenzaamheid opgezocht, het Rwandese drama ontleed, enkele ?grote? toespraken gehouden en uit dat alles nog zeer onlangs een vierde boek gepuurd : ?De Belgische ziekte?. Net zoals het Nederlandse D66 al dertig jaar doet, richt hij zijn aandacht op elke vorm van door de wet verleende maatschappelijke macht. Naar zijn oordeel is die bij ons niet doeltreffend, onrechtvaardig en soms crapuleus verdeeld.
De jongste tijd kregen zijn uitspraken (soms niet veel meer dan een meditatie) veel welwillende aandacht, ook vanwege mensen en kranten die hem nog niet zolang geleden met de grond gelijk maakten : de sociale Herodes, Baby Thatcher, leeuw zonder tanden. Toch kreeg hij in zijn politiek privé-woestijntje heel langzaam intellectueel eerherstel. Vooral de Vlaamse en bijwijlen ook Franstalige pers betreurde zijn ballingschap, zijn afwezigheid uit de maatschappelijke gedachtenwisseling. Onder Dehaene II werd die trouwens van de aardbodem weggeveegd door de zware bezems van de uitvoerende macht. De politiek was niet alleen haar uitdager kwijt, ook haar onderwerp. Men voelde een gemis. De Croo was met zijn gemoedelijke metaforen wel leuk maar hand op het hart niet echt ter zake doend voor het Europa van de 21ste eeuw.
Gesterkt door die voorzichtige bijval zocht Verhofstadt een eigen plek in senaatszaal F. Daar leerde hij wat zachtmoediger omgaan met anders denkende collega’s, vooral jonger dan hijzelf. Samen met hen spitste hij zijn diagnose en de erbij horende remedies toe op de werking van de politieke instellingen. De bronnen van de macht ontspringen uit een oude bodem vol geheimzinnig en verborgen leven.
Dus zette hij zijn microscoop op scherp en meende meer dan ooit het krioelen van de gevreesde virussen te zien : politieke benoemerij, parasieten op de democratische besluitvorming, onzichtbare (geld)machten die bevelen uitdelen aan hun vazallen in parlement en regering, Waalse baronnen die in Vlaanderen hun sociale kaviaar komen opeisen, geniepige mechanismen in het electorale systeem. Hij meent het vaccin voor al die kwalen gevonden te hebben.
WAAR WOONT DE MACHT ?
De Leuvense hoogleraar Luc Huyse, die zich tot de SP bekent, liet in De Standaard der Letteren weten dat Verhofstadt anno 1997 interessant blijft. Toch mankeert iets aan de uiteenzetting van de VLD-stichter. Hij gelooft nog, aldus Huyse, dat de ware politieke macht in kiessystemen, referendums, parlementen of regeringen te vinden is. Dat is niet zo. ?Er is de verhuizing van politieke activiteiten naar de media, de magistratuur en de techno-economie. De topologie van de macht is totaal gewijzigd.? Met andere woorden : de geschiedenis wordt niet langer in de Wetstraat gemaakt.
Meteen ligt voor Verhofstadt een nieuw denkspoor open. Hij zal op de suggestie van de professor moeten ingaan, omdat ook hij aan zijn rol binnen de VLD en het land een theoretisch stevige grondslag wil geven. Daarbij rijst de vraag : zullen de partijleden daar belangstelling voor hebben ? In mei 1995 liet de Belgische burger immers weten hoe hij in werkelijkheid is : bevreesd voor elke verandering en vooral beïnvloedbaar door affiches.