Met zestig werken van het kunstenaarsduo Christo en Jeanne-Claude eigent het Kunstforum Würth Turnhout zich zelfbewust een plaats toe op de tentoonstellingskalender. In de stijlvolle expositieruimte zullen jaarlijks twee of drie selecties uit de gigantische collectie van Reinhold Würth te zien zijn. De pionier van het familiebedrijf gelooft rotsvast in het heilzame effect van kunst op de onderneming.
Het rode logo van Würth dat in het industriegebied in Turnhout langzaam ronddraait, heeft iets vertrouwds. Würth is in België en Luxemburg dan ook marktleider in alles wat te maken heeft met bevestiging en montage, van bouten en pluggen tot pneumatische machines. Ook op de wereldmarkt is het bedrijf met 374 vestigingen en een actieradius die zich uitstrekt over 83 landen een speler van formaat.
Het Duitse familiebedrijf kende meer dan een halve eeuw geleden een bescheiden start. Toen de negentienjarige Reinhold Würth de zaak in 1954 overnam van zijn overleden vader waren er twee werknemers. Vandaag telt het Würthconcern wereldwijd 59.000 werknemers.
Hoewel Reinhold Würth de dagelijkse leiding van het bedrijf in 1994 uit handen heeft gegeven, is zijn filosofie nog sterk aanwezig in de binnen- en buitenlandse vestigingen. Zijn geloof in de positieve werking van kunst op het bedrijfsklimaat wordt onverminderd beleden, zoals nu ook blijkt uit de opening van het Kunstforum Würth Turnhout. In deze expositieruimte zullen wisselende exposities te zien zijn, samengesteld uit de enorme bedrijfscollectie van Würth. Met 10.400 kunstwerken, waaronder namen zoals Monet, Beckmann, Picasso, Ernst, Magritte en recenter Richter, Baselitz en Kiefer, is het een van de grootste collecties 20e- en 21e-eeuwse kunst in Europa.
Nadat Reinhold Würth in de jaren zestig een aquarel van Emil Nolde had gekocht, kreeg hij de smaak te pakken. Zijn criterium was aanvankelijk eenvoudig: hij kocht alleen twintigste-eeuwse kunst die hem persoonlijk kon beroeren. Naarmate zijn verzameling groeide, wilde hij zijn belangstelling voor eigentijdse kunst delen met zijn werknemers.
WERKVLOER
De gedachte dat men de kunst naar de mensen moest brengen, vond in de jaren zestig al weerklank bij verlichte ondernemers in Europa. Zo liet de directeur van het toenmalige tabaksconcern Turmac, Alexander Orlow, grote abstracte kunstwerken in de sigarettenfabriek in het Nederlandse Zevenaar ophangen. De aankopen gebeurden door de Peter Stuyvesant Stichting die een collectie uitbouwde om alle vestigingen van Turmac met kunst te verfraaien. De huidige eigenaar, British American Tobacco (BAT), heeft echter besloten om de fabriek in Zevenaar eind 2008 definitief te sluiten, waardoor ook de bestemming van de collectie onzeker is geworden. Het betekent het einde van een uniek experiment op het gebied van kunst op de werkvloer.
Vandaag is Würth wellicht het enige grote bedrijf waar kunst nog zo’n centrale plaats inneemt in het beleid. Dat is zeker het geval in Duitsland, waar de collectie wordt beheerd door een team van meer dan twintig mensen. Het ontwerp van de nieuwe bedrijfszetel in het Zuid-Duitse Künselzau, die in 1991 voltooid was, integreerde voor het eerst een vaste expositieruimte voor de collectie binnen de onderneming. De tentoongestelde kunstwerken in het Museum Würth zijn niet alleen voor de werknemers, maar ook voor buitenstaanders gratis te bezichtigen. In 2001 opende in het Duitse middeleeuwse stadje Schwäbisch Hall de Kunsthalle Würth die jaarlijks 100.000 bezoekers trekt. Ook in buitenlandse vestigingen, met name in Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Zwitserland (2), Italië en Denemarken, zijn er vrij toegankelijke expositieruimten. In Turnhout tekende architect Guy Wastiau uit Westerlo zes jaar geleden, als onderdeel van het nieuwe bedrijfsgebouw, de achtste dependance van het Museum Würth. De realisatie van de vleugel met de tentoonstellingsruimte was de laatste fase in de uitvoering van de bouwplannen. De benedenverdieping is gereserveerd voor de shop en het café en op de eerste en tweede verdieping is in totaal 400 vierkante meter expositievloer beschikbaar.
TEGENGIF
Kunsthistorica Sue Schiepers die acht maanden geleden werd aangetrokken om het Kunstforum Würth Turnhout te leiden, kreeg in de Duitse bakermat een intensief bad in de Würthcultuur. Uiteraard waren de twee maanden in Künselzau ook nuttig om de collectie te leren kennen. ‘Maar het is niet alleen de beeldende kunst waar het bedrijf zijn medewerkers warm voor maakt’, zegt Schiepers. ‘Würth vindt actieve kunstbeoefening ook belangrijk. Het bedrijf heeft niet alleen een eigen academie in Duitsland, maar ook een eigen orkest en een koor waarvan de leden een keer in de week repeteren. Onder de orkest- en koorleden vind je zowel arbeiders als kaderleden. We hebben het orkest hier in oktober in Turnhout te gast gehad en het enthousiasme van de muzikanten is echt aanstekelijk.
‘Cultuurbeleving is dus een essentieel deel van Würth. Het is geen kwestie van ontvangst- en directieruimte opfleuren met vermaarde kunst: het bedrijf is doordrongen van kunst en cultuur. Er zijn natuurlijk werknemers die zeggen: ‘Het interesseert me geen bal.’ Maar uiteindelijk blijken ze wel nieuwsgierig te zijn als er een nieuwe tentoonstelling op komst is. Dat ze er alleen al over praten, is voor Würth eigenlijk voldoende. Op die manier brengt het bij iedereen iets teweeg.
‘Alle werknemers zijn wel een beetje trots op de collectie van het bedrijf. We hebben dan ook redelijk wat topwerken. Een naam zoals Picasso spreekt bij iedereen tot de verbeelding, of ze er nu van houden of niet. De waarde van de collectie schatten? Dat is een onmogelijke opgave. Het is ook niet de bedoeling van professor Würth om werken uit de collectie te verkopen. Hij koopt ook nooit met louter speculatieve bedoelingen. Elk werk uit de verzameling is een werk dat hij mooi vindt.’
De bedrijfslegende klinkt altijd nobeler dan de werkelijkheid. Reinhold Würth geeft grif toe dat de meerwaarde die hij door de collectie kan realiseren hem niet onverschillig laat. ‘Ik blijf toch voor negentig percent een koopman’, lacht hij. ‘Ik laat me voor de aankopen adviseren door specialisten – onder wie Werner Spies die het Centre Pompidou heeft geleid – en uit hun voorstellen kies ik wat me persoonlijk het meest aanspreekt. Daarnaast blijf ik wel jong, onbekend talent in Karlsruhe en omgeving volgen. Een paar dagen per jaar bezoek ik hun ateliers en kies ik zelf kunstwerken uit, zonder overleg met mijn adviescommissie.
‘Verwacht van mij geen esoterische theorieën over kunst, ik ben een man die met beide voeten op de grond staat’, zegt Würth. ‘Ik stel alleen vast dat ons beleid zowel intern als extern een succes is.’ Eerst en vooral beaamt Würth het effect op de trotse medewerkers die hun familie en vrienden in het weekend graag rondleiden in de tentoonstellingsruimte. De communicatie die daaruit voortkomt, evenals de concerten in het bedrijf, ziet hij als tegengif voor ‘de autistische trend waarbij iedereen zich voor zijn televisie- of computerscherm afzondert’.
Würth ontkent niet dat je het een vorm van marketing kunt noemen: ‘Een bedrijf dat snel groeit, roept soms argwaan op, hoe goed de producten ook mogen zijn. Door het publiek in onze kantoren te laten kennismaken met de collectie geven we een visitekaartje af van een onderneming die op alle vlakken kwaliteit nastreeft.’
‘Kijk,’ zegt Würth, ‘ik weet dat kunstcritici daar hun neus voor ophalen. Zij vinden dat de bedrijfswereld en de kunstwereld gescheiden moeten blijven. Maar ik ben van oordeel dat ze hier beide beter van worden.’
CHRISTO
De eerste tentoonstelling in Turnhout toont een zestigtal van de zowat honderd werken van Christo en Jeanne-Claude die deel uitmaken van de Würthcollectie. Het kunstenaarsduo heeft al langer een band met het bedrijf. In 1995, zes maanden voor het inpakken van de Reichstag in Berlijn, lieten de kunstenaars ook hun sporen na in het Museum Würth. Alles aan de binnenkant, van traphal tot stoel, was toen ingepakt.
‘Het was een ironische ingreep’, zegt Christo op de opening. ‘Mijn vriend Reinhold wilde een tentoonstelling met werk van ons. Maar ik maakte het museum leeg en overdekte de stoelen en de vloer met stof zoals schilders doen die je huis komen schilderen. Het creëerde een bijzondere stilte en mensen bewogen trager vanwege de plooien in de stof op de vloer.’
Op de vraag of hij Reinhold als zijn mecenas ziet, reageert Christo wat geprikkeld. ‘Dat hij honderd werken van ons heeft gekocht, daar zijn we dankbaar voor. Maar wij zijn voor geen enkel van onze projecten afhankelijk van derden. Zoals je weet, laten we ons niet sponsoren, zodat we zelf bepalen hoe en wanneer we onze projecten uitvoeren.’
De vele tekeningen, foto’s, studies en collages in het Kunstforum Würth Turnhout geven een overzicht van zowat alle langetermijnprojecten die Christo en Jeanne-Claude de afgelopen jaren hebben gerealiseerd. Hoogtepunten zijn behalve de Reichstag, de Pont Neuf in Parijs (1975-1985), The Umbrellas (Japan en Californië, 1984-1991) en de The Gates in het Central Park in Manhattan (1975-1995). Ook het project waarvoor hij eind 2008 toestemming hoopt te krijgen, de overdekking van de Arkansas River in de Rocky Mountains, Colorado, over een afstand van bijna zestig kilometer.
DE EXPOSITIE VAN CHRISTO EN JEANNE-CLAUDE LOOPT TOT 16/9 IN HET KUNSTFORUM WüRTH TURNHOUT, EVERDONGENLAAN 29, 2300 TURNHOUT. GESLOTEN OP ZATERDAG EN FEESTDAGEN. TOEGANGSPRIJS: euro2 (WWW.WURTH.BE)
DOOR ERIC BRACKE