De ?Verzamelde romans? van P.A. Daum : vlotte romans die een realistisch beeld geven van de Europese samenleving in de kolonie.
In vergelijking met de ons omringende landen schreven de Belgen weinig belangrijke koloniale literatuur. Het belangrijkste en bekendste boek over Belgisch-Kongo staat op naam van een Poolse Brit, Joseph Conrad met ?Heart of Darkness? (1902). Franstalig België deed wel zijn best, maar veel meer dan wat tweede- of derderangs literatuur leverde dat niet op. In Vlaanderen is de situatie niet veel beter. Naast Gerard Walschap met ?Oproer in Congo? (niet meteen zijn sterkste roman) is er natuurlijk de onvermijdelijke Jef Geeraerts met de ?Gangreen?-cyclus. Heel anders liggen de kaarten in Nederland. Daar bekleedt de in of aan de koloniën ontsproten literatuur, met namen als Multatuli, Louis Couperus, Eddy du Perron, Hella Haasse, Jeroen Brouwers of Rudy Kousbroek, een aanzienlijke plaats op de literaire canon. Daarbij hoort ook de Nederlands-Indische schrijver-journalist P.A. Daum die bijna honderd jaar geleden overleed. Ter gelegenheid daarvan verzorgt Gerard Termorshuizen, die in 1988 promoveerde op een biografie van Daum, een driedelige uitgave van zijn ?Verzamelde romans?.
Paul Daum werd in 1850 in Den Haag geboren als kind van een ongehuwde moeder. Die status een ware schande in die tijd en het lagere sociale milieu waarin hij moest opgroeien, maakten van zijn jeugdjaren geen pretje. Daum kon zich moeilijk neerleggen bij de maatschappelijke discriminatie en wist zich al vlug op te werken : na een baan als klerk bij de Nederlandse Spoorwegen werd hij in 1876 benoemd tot redacteur van het prestigieuze Haagse dagblad Het Vaderland, een eer die later ook Menno ter Braak, Pierre H. Dubois en Paul de Wispelaere te beurt zou vallen.
EEN AUTODIDACT
Daums kwaliteiten als journalist bleven niet onopgemerkt en in 1879 vertrok hij naar Nederlands-Indië waar hij aan de slag kon als redacteur van het Semarangse dagblad De Locomotief. Toen hij een jaar later hoofdredacteur werd van deze krant had ze zowat 1200 abonnees. Dat lijkt weinig, maar ze was daarmee de grootste in de kolonie.
Maar Daum wilde meer. Eind 1882 kocht hij de eveneens in Semarang verschijnende maar nagenoeg failliete krant Het Indisch Vaderland. Daum had, uit geldgebrek, geen schrijvend personeel in dienst en vulde de krant helemaal in zijn eentje. Eens te meer bewees hij wat een uitstekend schrijver en organisator hij was. Binnen de kortste keren groeide de krant uit tot een te duchten concurrent voor De Locomotief. Waar hij als hoofdredacteur van De Locomotief nog enigszins rekening moest houden met de wensen van de eigenaars, kon hij zich nu volledig uitleven. Vanuit die tijd stamt Daums reputatie van strijdvaardig journalist die geen blad voor de mond nam.
Naar hedendaagse normen voer Daum in economische thema’s een erg liberale koers. Hij was hevig voorstander van een ver doorgedreven vrije-markteconomie en zette zich af tegen elke inmenging van overheidswege, vooral wanneer die uit het moederland kwam. Dat hij daarmee op dezelfde golflengte zat als het gros van zijn lezers de eerder begoede Europese zakenlui kwam goed uit. Want dat Daum een eigen overtuiging had en zijn lezers niet naar de mond praatte ter wille van de verkoop, bleek in 1885. Na een heftige uitval naar de toenmalige Gouverneur-Generaal Otto van Rees en diens, in Daums ogen, falende bestuur, kreeg zijn krant een verschijningsverbod. Zelf werd hij vervolgd en schuldig bevonden ?aan smaad jegens ’s Konings vertegenwoordiger in Nederlandsch-Indië en aanranding van diens waardigheid en gezag, zoomede aan opzetting tot minachting van de Regering der Koloniën?. In beroep werd de gevangenisstraf van anderhalf jaar tot een maand teruggebracht, maar met Het Indisch Vaderland was het wel afgelopen.
VERHALEN VAN HET LEVEN
Ondertussen was ook de schrijver Daum onder het pseudoniem Maurits ten tonele verschenen. Uit nood. Elk serieus dagblad in Indië trachtte zijn lezers aan zich te binden met een feuilleton. Gewoonlijk kochten zij de rechten van een boek of brachten ze vertalingen van Engelse, Franse of Duitse lectuur. Maar dat kostte geld en dat had Daum niet toen hij Het Indisch Vaderland overnam. Daarom begon hij er zelf maar aan. En hoe ! Vanaf december 1883 verscheen de roman ?Uit de suiker in de tabak? feuilletongewijs in zijn krant.
Er zijn enkele goede redenen waarom deze en andere romans van Daum het verdienen nog gelezen te worden. Het zijn niet alleen verrassend vlot geschreven boeken Lodewijk Van Deyssel omschreef Maurits’ taal als ?even natuurlijk en onvervaard als de taal van Multatuli? , ze geven ook een realistisch beeld van de Europese samenleving in de kolonie. Vooral dat laatste was nieuw. Van Deyssel : ?De heer Maurits heeft geen romans bedacht, maar hij heeft verhalen gedaan van het leven, dáarom zijn zijn boeken zoo aangenaam om te lezen.?Ton Anbeek heeft in zijn studie ?De naturalistische roman in Nederland? al gewezen op de unieke positie van Daum binnen het Nederlandse naturalisme. Termorshuizen gaat nog iets verder door ?Uit de suiker in de tabak? de eerste Nederlandse naturalistische roman te noemen.
Wat er ook van zij, Daum zelf had in ieder geval de theorieën van Emile Zola in het achterhoofd bij het schrijven van zijn romans. Uit de krantenstukken van Daum over de literatuur van zijn tijd, blijkt voorts dat hij eigenlijk beter wilde doen dan Zola, want hij wees er in 1881 al op dat de Franse schrijver zijn vernieuwende inzichten niet kon waarmaken in zijn romans. Daum schoof ook Zola’s wetenschappelijke methode terzijde en stelde dat de eigen ervaring de allerbelangrijkste bron moest zijn voor de moderne romanschrijver.
Over de romans van Zola schreef hij ietwat malicieus maar, achteraf bekeken, zonder de waarheid veel geweld aan te doen : ?Wanneer de tijd aan het scabreuse, dat in die romans voorkomt, voor het grote publiek alle aantrekkelijkheid zal hebben ontnomen, zullen ze verzinken in het niet of liever afdalen tot die letterkundige curiositeiten, waarvan de grootste verdienste was dat ze haar schepper een aanzienlijk fortuin bezorgden.? Daum werd niet rijk van zijn romans, maar de hedendaagse lezer zal wellicht veel meer plezier beleven aan de lectuur van zijn tien romans dan aan de twintig delen ?Rougon-Macquart?.
GENIEPIGE VERDACHTMAKINGEN
Na ?Uit de suiker in de tabak? verschenen ook nog ?Hoe hij raad van Indië werd? en ?De Van der Linden’s c.s.? als feuilletons in Het Indisch Vaderland, maar die krant was in 1885 dus slachtoffer geworden van de censuur. Nog voor Daum zijn straf had uitgezeten, werd hij al benaderd door de bekende Bataviase uitgeverij Kolff om voor hen een nieuwe krant te leiden. Vanaf 1885 tot aan zijn dood in 1898 was Daum hoofdredacteur van het Bataviaasch Nieuwsblad, dat wegens zijn kleine formaat en lage prijs ook wel ?het lorretje? werd genoemd. Met die lage abonnementsprijs lag het blad binnen het bereik van de gewone man en in het bijzonder van die van gemengd Europees-Indische afkomst, de zogenaamde Indo’s. Misschien omdat hij in zijn jeugd zelf het slachtoffer van discriminatie en vooroordelen was geweest, stond Daum erg open voor de emancipatie van de Indo. Vele van zijn medewerkers waren Indo’s, zoals de scherpzinnige kunstrecensent Hans van de Wall en zijn assistent Karel Zaalberg, die later hoofdredacteur zou worden.
In schril contrast hiermee stond Daums harde, naar hedendaagse normen ronduit racistische houding tegenover de inheemse bevolking. Onderwijs voor de inlander mocht, maar niet meer dan nodig was om in de koloniale economie te kunnen meedraaien. De blanken moesten hun absolute suprematie kost wat kost handhaven, desnoods met lijfstraffen want iets anders begrepen de inlanders toch niet. Opmerkelijk was ook Daums pleidooi voor de verspreiding van het christendom. Want hoewel hij atheïst was, beschouwde hij het christendom als een beschavende factor voor de inlanders wier eigen godsdienst, de islam, hij inferieur en schadelijk achtte.
Hoewel Daum deze opvattingen met de meerderheid van de Europeanen in Indië deelde, begon de kentering zich al af te tekenen. Dat bleek vooral in zijn polemiek met Pieter Brooshooft, hoofdredacteur van De Locomotief, over de beruchte Tjiomas-zaak. In Tjiomas was een door islamitische voormannen geïnspireerde opstand met veel bloedvergieten (meer dan vijftig doden) neergeslagen. Daum loofde het doortastende militaire optreden, terwijl Brooshooft vooral de achtergronden uitbuiting door de landheer belichtte en het opnam voor de opstandelingen. Naarmate het duidelijk werd dat Brooshooft het gelijk aan zijn kant had, kon Daum zich enkel nog verweren met, zoals Brooshooft het noemde, ?geniepige verdachtmakingen.?
UIT DE VERGETELHEID
Ook in andere zaken kreeg Daum het aan de stok met zijn vroegere collega en meer dan eens moest hij het tegen Brooshooft afleggen. Dat nam echter niet weg dat er een grote persoonlijke sympathie bestond tussen beide tenoren van de Nederlands-Indische dagbladpers. Brooshooft was trouwens een van de eerste en grootste bewonderaars van de romancier Daum.
Want ook voor het Bataviaasch Nieuwsblad bleef Daum feuilletons schrijven die later in boekvorm verschenen, altijd onder het pseudoniem Maurits, al wist iedereen dat ?Paatje Daum? er achter zat. De bekendste daarvan is ?Goena-goena? (1889), de roman die later wellicht om commerciële redenen de ondertitel ?Een geschiedenis van stille kracht? meekreeg. De referentie aan Couperus‘ bekende roman ?De stille kracht? (1900) is duidelijk.
Maar qua benadering van het fenomeen ligt er uiteraard een wereld van verschil tussen de realist Daum en de romanticus Couperus. In Couperus’ roman ontkomt het hoofdpersonage Van Oudijck niet aan het noodlot en hij gaat door de bovennatuurlijke krachten ten onder. Bij de nuchtere Daum zegeviert het gezond verstand, de betovering werkt niet, het hoofdpersonage komt integendeel gelouterd uit het avontuur. Een aanverwant en even typisch Indisch onderwerp, vergiftiging, sneed Daum aan in ?Nummer Elf?, de roman die door Termorshuizen tot het beste van Daums oeuvre wordt gerekend.
Daum zelf kwam op eerder banale wijze aan zijn einde : in de loop van 1897 kreeg hij malaria en hij stierf een jaar later op 48-jarige leeftijd in Nederland. Ondanks het aanvankelijke kritische succes van zijn romans in het moederland, had hij tijdens zijn leven al stevige tegenwind gekregen van Tachtigers als Lodewijk van Deyssel en vooral Frans Netscher, die in 1886 over Daums werk schreef : ?uit het oogpunt van kunst verdient het slechts de minachtende behandeling, waarop een lor rekenen kan.? Mede door deze laatdunkende behandeling door de mooischrijvers van Tachtig, verdween het werk van Daum al gauw uit de belangstelling.
Pas in de jaren dertig werd het onder impuls van Eddy du Perron en Menno ter Braak aan de vergetelheid ontrukt. Hun inspanningen werden voortgezet door Rob Nieuwenhuys en Gerard Termorshuizen. Het is aan de niet aflatende ijver van deze laatste te danken dat P.A. Daum na een biografie nu ook een in alle opzichten uitstekend verzorgde uitgave van zijn romans ten deel valt. Van zo’n postume hulde kan menig Vlaams schrijver van groter allure alleen maar dromen, alle mooie woorden over Vlaamse identiteit, verankering en wat al meer van onze minister-president ten spijt. Een stuk stille kracht naar de politici toe zou hier misschien soelaas kunnen bieden.
Manu van der Aa
P.A. Daum, ?Verzamelde romans I?, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 659 blz., 1399 fr.Gerard Termorshuizen (red.), ?Rondom Daum?, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 136 blz., 499 fr.
P.A. Daum : ronduit racistisch tegenover de inheemse bevolking.