Het aantreden van Barack Obama brengt hoop in bange dagen. Maar zijn de verwachtingen niet te hooggespannen?
door Hubert van Humbeeck
De vlag hangt niet alleen in België halfstok. Er is in de wereld eind 2008 weinig aanleiding om veel vuurwerk aan te steken. Een enquête in de krant International Herald Tribune in de Verenigde Staten en in enkele grote Europese landen leert dat mensen de dag van morgen somber tegemoet zien. Volgens zeven op de tien Europeanen ziet de toekomst er ronduit slecht uit. Zelfs in het eeuwig optimistische Amerika verwacht toch de helft weinig goeds van de komende maanden.
Europa kijkt, volgens de peiling, uit naar andere politieke leiders. Amerika krijgt die vanzelf: er treedt eind januari een nieuwe ploeg aan, rond de verkozen president Barack Obama. Ook bij ons zijn de verwachtingen hooggespannen. Is dat wel realistisch? De voormalige Democratische minister en buitenlandexpert Strobe Talbott is er, bijvoorbeeld, van overtuigd dat Obama uitermate behoedzaam te werk zal gaan. Hij zal niet a priori alles weggooien wat zijn voorganger heeft aangeraakt.
Ook de gerenommeerde historicus Paul Kennedy houdt het erop dat de verkozen president straks keuzes moet maken. Hij kan in ieder geval niet alles tegelijk aanpakken. De relatie met Europa staat daarbij, volgens Kennedy, niet bijster hoog op het to do-lijstje van de nieuwe bazen in Washington. Er zijn gewoon dringender zaken en er is met die relaties ook niet zo veel aan de hand. Europa ziet Obama graag. Maar het is niet zeker dat het daarom op een voorkeursbehandeling kan rekenen.
Dat kan snel duidelijk worden als er over Afghanistan wordt gepraat. Obama wil de Amerikaanse troepenmacht in Irak afbouwen om die in Afghanistan te kunnen opbouwen. Er wordt gedacht aan twintig- tot dertigduizend soldaten extra in de strijd tegen de taliban. Obama verwacht ongetwijfeld dat Europa meer tot die oorlog bijdraagt dan tot nog toe het geval is. Weinig Europese landen hebben dat zo begrepen.
Washington verwacht dat de inzet van meer troepen in Afghanistan hetzelfde effect heeft als in Irak. Daar zorgde de surge in korte tijd voor minder aanslagen en meer veiligheid. Dat wil niet zeggen dat de strijd er gestreden is. De journalist die tijdens een persconferentie zijn schoenen naar George W. Bush gooide, is nu een held in zijn land en in de hele Arabische wereld. De hearts and minds van de Irakezen hebben de Amerikanen duidelijk ook met de surge niet kunnen winnen.
Barack Obama is dus niet klaar met Irak. Als hij dat wil, kan hij wel alvast het blazoen van zijn land oppoetsen. In een rapport van de Senaatscommissie voor Defensie bleek vorige week dat het leger er de politici de voorbije jaren herhaaldelijk voor heeft gewaarschuwd dat het folteren van gevangenen in strijd is met de Amerikaanse wet. Dat leek geen bezwaar. Het rapport bevat voldoende materiaal om de voormalige ministers Donald Rumsfeld en Alberto Gonzales en topmensen uit de directe omgeving van vicepresident Dick Cheney voor de rechter te brengen.
De kans dat Obama dat doet, is klein. De bevlogen kandidaat heeft zich al verpopt tot een pragmatisch politicus. Hij was in 2008 zonder concurrentie de persoonlijkheid van het jaar. Hij staat nog altijd voor een sprankel hoop in een duistere tijd. Als hij nog maar een deel van de verwachtingen inlost die in hem worden gesteld, kan die onderscheiding hem ook in 2009 niet ontsnappen.