Met Benazir Bhutto hebben de Verenigde Staten een bondgenoot in de strijd tegen het oprukkende islamisme verloren. Maar maakt dat haar tot de personificatie van vrijheid en democratie? Enkele kanttekeningen bij de heiligverklaring van Benazir Bhutto.

De moord op de Pakistaanse oppositieleidster Benazir Bhutto zal niet alleen grote gevolgen hebben voor de parlementsverkiezingen in Pakistan – die intussen zijn uitgesteld – maar ook voor de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten. In Iowa en New Hampshire worden deze week de eerste voorverkiezingen gehouden. Terwijl de campagne tot nu toe vrijwel uitsluitend om binnenlandse kwesties draaide en de kandidaten elkaar met de Bijbel om de oren sloegen, staan de Amerikaanse buitenlandse politiek en de strijd tegen de terreur nu ineens weer bovenaan de agenda. Vooral Hillary Clinton, als voormalige first lady ‘een persoonlijke vriendin’ van Benazir Bhutto, kan daarvan profiteren. Bij de Republikeinen stijgen de kansen van Rudy Giuliani – de burgemeester van New York ten tijde van 9/11.

Met Benazir Bhutto, zo is de algemene teneur, hebben de Verenigde Staten hun voornaamste bondgenote in de strijd tegen het oprukkende islamisme verloren. Daar is iets voor te zeggen. Bhutto was allesbehalve een islamitische fundamentalist. Ze had geen baard. Ze heeft nooit een fatwa tegen een schrijver uitgesproken. Maar maakt dat haar tot de personificatie van vrijheid en democratie?

In zijn roman Schaamte schetste Salman Rushdie in 1983 al een weinig vleiend portret van Benazir Bhutto als ‘de Maagd met de IJzeren Broek’. Ze ging vaak over lijken – haar broer Murtaza die haar het leiderschap van de Pakistaanse Volkspartij (PPP) betwistte, bekocht zijn vermetelheid met zijn leven. Bhutto was twee keer premier. Tijdens die twee ambtstermijnen werd, zoals Amnesty International heeft aangetoond, in de Pakistaanse gevangenissen als vanouds gemarteld en gemoord. Ze is herhaaldelijk, en niet ten onrechte, beschuldigd van corruptie. Haar echtgenoot, Asif Ali Zardari, heeft misschien veel gestolen – maar niet zijn bijnaam ‘Mister Ten Per Cent’.

Dat de dood van Bhutto voor de Amerikaanse diplomatie een lelijke streep door de rekening is, staat buiten kijf. Maar de kern van de zaak is dat die diplomatie twee doelstellingen nastreeft die elkaar in de weg zitten: het verbreiden van de liberale democratie en de strijd tegen de terreur. Hooggestemde idealen willen weleens botsen met realpolitik. Na de Sovjetinvasie in Afghanistan in 1979 was het de Pakistaanse staatsveiligheidsdienst Inter Services Intelligence (ISI) die de islamitische verzetsbeweging waaruit later de taliban ontstond, trainde en bewapende. In de frontlijnstaat Pakistan steunden de Verenigde Staten in de jaren tachtig de dictator Zia ul-Haq, zoals ze vanaf 1999 ook generaal Pervez Musharraf de hand boven het hoofd hielden. Bondgenoten van Washington in de War on Terror – Saudi-Arabië, Egypte, Algerije, Oezbekistan – zijn niet altijd een toonbeeld van democratie.

Het omgekeerde is ook waar. De Iraanse president Mahmoud Ahmadinejad mag dan een griezel zijn, hij is wel democratisch verkozen. En de Palestijnse verkiezingen draaiden uit op een overwinning van Hamas. Dat kon natuurlijk nooit de bedoeling zijn.

door Piet Piryns

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content