Na de art-nouveaucollectie Gillion-Crowet en de precolumbiaanse verzameling van Dora Janssen kondigen zich al nieuwe erfgenamen aan die hun successierechten met kunstwerken willen voldoen. Brussels minister van Financiën Guy Vanhengel, verantwoordelijk voor het dossier-Gillion, vreest dat veel kapitaalkrachtige families hun hobby’s op de gemeenschap zullen proberen af te wentelen.

Bouwondernemer Fernand Gillion maakte fortuin in de vastgoedsector in de periode dat Paul Vanden Boeynants in Brussel de plak zwaaide. De Madoutoren, de Guldenvliesgalerij en meer dan 900 panden in binnen- en buitenland zaten in Gillions portefeuille met onroerend goed toen hij in februari 2005 overleed. Zijn drie zonen waren op de gigantische nalatenschap ongeveer 23 miljoen euro successierechten verschuldigd aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zoon Roland stelde echter voor om met zijn art-nouveaucollectie te betalen. Vroeger woonde hij in een art-nouveaupand in Brussel tussen een unieke verzameling meubels, siervoorwerpen, huisraad en schilderijen. Maar de hele handel stond op het moment van het overlijden van vader Gillion al jaren in kisten verpakt in het Zwitserse Genève.

‘De hobby was een last geworden’, zegt Guy Vanhengel, de Brusselse minister van Financiën. ‘Voor Gillion was het een ideale gelegenheid om de meerwaarde van de collectie te verzilveren door er de successierechten mee te betalen. Art nouveau is immers sterk in waarde gestegen.’

De federale wetgever had geen erfgenamen als Gillion voor ogen toen hij in 2001 de betaling van successierechten met kunstwerken mogelijk maakte. ‘De wetswijziging was vooral bedoeld om te vermijden dat erfgenamen de collectie die ze erven eerst moeten verkopen om daarna hun successierechten te kunnen betalen’, weet Vanhengel. ‘Om die reden is indertijd de Intrede van Christus in Brussel van Ensor te koop aangeboden en uiteindelijk in een Amerikaans museum terechtgekomen. Vermijden dat erfgenamen kunstwerken moeten verkopen om te kunnen betalen, was dus de ratio legis van de wetswijziging. Maar in het geval van Gillion, en ook in dat van Dora Janssen, is er helemaal geen sprake van onvermogen om de successierechten op een andere manier te betalen. We spreken hier over de rijkste families van België. Door gebruik te maken van de wetsbepaling zijn ze meteen ook van de last van hun hobby verlost. De moraal van het verhaal is money makes money.’

‘En in het geval-Gillion betaalt men niet met de eigendom van de overledene. De verzameling is het bezit van een van de erfgenamen terwijl de twee anderen hun deel cash aan hem betalen.’

HET PLAN-GILLION

De federale overheid blijft na de regionalisering van de successierechten de inning ervan doen, maar dan wel namens het gewest van de erflater. De beslissing over de aanvaarding van kunstwerken als betaling, ligt in het geval van Gillion dus bij Vanhengel, in Vlaanderen buigt diens partijgenoot Dirk Van Mechelen zich over de collectie-Janssen.

Roland Gillion, aan wie de betaling met kunstwerken voor het eerst werd toegestaan, had de operatie goed voorbereid. Zijn werken bevonden zich in het buitenland, om te anticiperen op wettelijke beperkingen bij eventuele transacties met buitenlandse kopers. De collectie en de oorsprong van alle stukken stonden uitvoerig beschreven in een rijk geïllustreerde publicatie die in het Frans en in het Engels is uitgegeven. De auteur is Michel Draguet, ULB-professor en sinds een paar jaar directeur-generaal van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Brussel. Als museumdirecteur had Draguet samen met Roland Gillion al een sluitend plannetje klaar voor de presentatie van de collectie in zijn museum. De collectioneur zelf had vooraf rekening gehouden met extra kosten voor de schatting van de waarde van de collectie. Bovendien had hij al een eerste schattingsverslag laten maken door het veilinghuis Sotheby’s.

Vanhengel: ‘De collectie zelf beantwoordt aan de wettelijke bepalingen. Artikel 83/4 van de wet op de successierechten heeft het uitdrukkelijk over kunstwerken die tot het roerend cultureel erfgoed van het land behoren of die internationaal befaamd zijn. De deskundigen van de Bijzondere Commissie Kunstwerken, onder voorzitterschap van Philippe Jacquij hebben ter zake dan ook een gunstig advies gegeven. De opportuniteitsvraag was: aanvaarden we deze collectie, die voor Brussel, bakermat van de art nouveau, een bijzondere betekenis heeft of laten we de erfgenamen Gillion een klein miljard Belgische frank (23 miljoen euro) overschrijven op de rekening van het gewest? Het bedrag maakt ongeveer één procent uit van de jaarlijkse algemene middelen op onze begroting. Een aanzienlijke som dus. In de afweging speelde voor mij ook mee dat het niet de bedoeling kan zijn dat de overheid de zorg over collecties van kapitaalkrachtige families systematisch overneemt.

‘Maar, gezien de aard van de werken, gezien de grote belangstelling van een bekend museum op Brussels grondgebied en aangezien de directeur ervan goed vertrouwd is met de collectie en in staat moet zijn ze optimaal te valoriseren, heb ik de collectie uiteindelijk als betaling aanvaard.’

ADVIES

Vanhengel ontkent niet dat hij uit bepaalde hoek ongevraagd advies kreeg. Met name minister-president Charles Picqué, tevens burgemeester van Sint-Gillis, drong sterk aan op de aanvaarding van de collectie. ‘Het is misschien eigenaardig,’ monkelt Vanhengel, ‘maar als VLD’er ben ik minder thuis bij het grootkapitaal dan sommige PS-collega’s.’

Gillion had van bij de aanvang laten verstaan dat hij zijn collectie in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten wilde zien belanden, geeft Vanhengel toe. ‘Op die voorwaarde was hij bereid meer kunstwerken in eigendom te geven dan nodig was om aan het verschuldigde bedrag te komen. Hij beloofde het museum op de koop toe bijkomende stukken in bruikleen. Als tegenprestatie zullen de topstukken permanent te zien zijn in een aparte, centraal gelegen museumzaal die gratis toegankelijk is. De bijkomende kosten voor de presentatie neemt Gillion eveneens voor zijn rekening. Daar staat de eis tegenover om de verzameling als geheel te bewaren.’

De waardebepaling gebeurde via de bij wet vastgestelde commissie van deskundigen. De commissie-Jacquij liet veilinghuis Christie’s een tweede expertise maken op basis van de beschikbare foto’s van de stukken. Vanhengel: ‘De lijsten met waardebepalingen van Christie’s en Sotheby’s vertoonden soms afwijkingen tot dertig procent. Maar overeenkomstig de wet nemen we telkens de laagste schattingsprijs als uitgangspunt. Bovendien is elk stuk apart getaxeerd, waardoor de prijs lager blijft dan bij taxatie van ensembles. Uiteindelijk hebben we daarna nog een zogenaamde lijfelijke schatting gevraagd. Sotheby’s heeft de stukken dus één voor één getaxeerd om na te gaan of ze geen gebreken vertonen. Een stuk dat door het transport beschadigd was, heeft Gillion vervangen door een evenwaardig stuk dat hij nog in eigen bezit had.

‘Daarna zijn we overgegaan tot het opstellen van een driepartijenovereenkomst tussen het Brussels Gewest als nieuwe eigenaar, de familie Gillion die zich onder voorwaarden verbindt tot bijkomende investeringen en het federale museum als be- heerder.’ Over de alarmerende berichten over het gebrek aan middelen bij de Federale Wetenschappelijke Instellingen (zie Knack nr. 39) maakt de minister zich blijkbaar geen zorgen. ‘Ons vermogen zal worden beheerd en verzekerd zoals het hoort, net zoals andere privéverzamelingen.’

COLLECTIE-JANSSEN

Vanhengel: ‘In het dossier-Gillion pasten de puzzelstukjes op een unieke manier in elkaar opdat de collectie het Brussels Gewest meer uitstraling zou kunnen geven. Maar het moet een uitzondering blijven. Tegen de collectie-Janssen zou ik meteen nee hebben gezegd. Ik betwist de artistieke relevantie ervan niet, maar er is geen band tussen deze stukken en onze cultuur. Door hiermee in te stemmen, staat de deur open voor de aanvaarding van alle mogelijke waardevolle collecties. De indruk ontstaat dat collectioneurs de vruchten en de lasten van hun hobby’s systematisch kunnen overdragen aan de gemeenschap. En dat ze hun naam kunnen vereeuwigen met een bordje in het museum.

‘Op de volgende bijeenkomst krijgt de commissie-Jacquij al een nieuw dossier te beoordelen, dit keer uit een Oost-Vlaamse provinciestad. En je hebt er geen idee van hoeveel gigantische kunstcollecties er in West-Vlaanderen nog zitten. De ministers van Financiën zullen dus behoedzaam te werk moeten gaan. Collecties zijn een emotioneel gegeven waardoor er gemakkelijk druk via de media en via petities kan worden uitgeoefend. Vooral in verkiezingstijd zijn politici ervoor beducht om als cultuurbarbaren te worden afgeschilderd.’

Anders dan Vanhengel vindt de Vlaamse minister van Cultuur Bert Anciaux er helemaal geen graten in dat erfgenamen hun successierechten met kunstcollecties betalen. Volgens de woordvoerder van de minister kan Anciaux dat alleen maar toejuichen, ‘zeker als het om waardevolle collecties gaat’.

‘Wat mij choqueert,’ zegt Vanhengel, ‘is dat de kelders van bijvoorbeeld het museum in Tervuren vol liggen met etnische kunst die wel iets met ons verleden te maken heeft, maar dat de middelen ontbreken om het goed te valoriseren.

‘En we moeten kapitaalkrachtige collectioneurs diets maken dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor hun hobby’s. De meesten hebben zelf genoeg middelen om hun collecties toegankelijk te maken voor hun landgenoten. De precolumbiaanse collectie zou bijvoorbeeld een uithangbord van de Groep Janssen kunnen zijn. Er zijn mogelijkheden met stichtingen en musea in eigen beheer. Als de grote vermogens in de rest van de wereld er hun steentje toe bijdragen, waarom zou dat dan in België niet kunnen?’

Drie jaar na het overlijden van Paul Janssen heeft zijn weduwe van de Vlaamse regering eindelijk de toestemming gekregen om de successierechten te betalen met haar zeldzame collectie precolumbiaanse kunst. Dat het allemaal zo lang moest duren, heeft in de eerste plaats te maken met een juridisch steekspel tussen de federale overheid en de Vlaamse regering. Toen ook een uitspraak van het Arbitragehof geen klaarheid schiep, besliste de Vlaamse regering om zich welwillend op te stellen en zonder enige begrotingscompensatie de kunstcollectie te aanvaarden. Dat het plots toch nog voor elkaar kwam, was echter vooral te wijten aan de niet-aflatende druk van Dora Janssen zelf, die al meermaals had gedreigd dat ze haar verzameling aan een buitenlands museum zou verkopen. Tot voor enkele weken maakten die dreigementen weinig indruk. Iedereen wist dat Janssen er bijzonder veel voor over had om haar verzameling in België te houden. Zo stelde ze ook meermaals haar deadline uit die ze aan de Vlaamse regering had gesteld. ‘Maar deze keer was er een serieus bod van een museum uit Los Angeles’, is te horen op het kabinet van Vlaams minister van Financiën Dirk Van Mechelen (VLD). ‘De conservator was ook speciaal naar Brussel afgezakt om de collectie te bekijken op de tijdelijke tentoonstelling in het Jubelparkmuseum.’

Los van de discussie tussen de federale en de Vlaamse regering, waren er andere struikelblokken die ervoor zorgden dat Van Mechelen niet onmiddellijk wilde instemmen met de overname. Janssen mag haar precolumbiaanse voorwerpen dan wel allemaal bij antiquairs in Londen, Parijs of New York hebben gekocht, op de lange weg tussen de oorspronkelijke ‘vindplaats’ en de eigenlijke verkoop is zeker niet alles te goeder trouw gebeurd. Janssen beseft dat zelf ook ten volle, maar vindt niet dat haar iets kan worden verweten. Met name de Mexicaanse ambassadeur in Brussel meldde onlangs dat er in Mexico een onderzoek loopt naar enkele van de kunstvoorwerpen uit Janssens collectie. Enkele maanden geleden was daar nog geen sprake van. Integendeel, op de Mexicaanse ambassade liet men toen verstaan dat ‘de banden met mevrouw Janssen uitstekend waren’ en dat Mexico maar wat blij was met haar inspanningen om de collectie publiek te maken. ‘In ons thuisland staan er al genoeg waardevolle kunstvoorwerpen weg te rotten in overvolle kelders’, luidde het toen.

De toon is ondertussen minder vriendschappelijk. ‘Uiteraard zijn we er blij mee dat een deel van ons roemrijke patrimonium in andere landen kan worden getoond’, zegt woordvoerder en raadsman Alberto García Sarubbi. ‘Maar dat neemt niet weg dat het Nationaal Instituut voor Antropologie en Geschiedenis (INAH) in Mexico momenteel onderzoek doet naar enkele voorwerpen uit de collectie van mevrouw Janssen. Ik hoor dat de Vlaamse regering verkondigt dat ze via informele weg zekerheid heeft gekregen dat er geen stukken zullen worden geclaimd, maar het blijft toch oppassen. Mocht uit het onderzoek immers blijken dat de collectie illegaal tot stand gekomen is, dan zullen alle diplomatieke middelen worden aangewend. In dat geval is de Mexicaanse regering immers wettelijk verplicht om de kunstvoorwerpen terug te halen.’

De Vlaamse regering nam in haar overeenkomst met Janssen voor alle zekerheid een vrijwaringsclausule op tegen mogelijke vorderingen van de Mexicaanse autoriteiten. Geruchten dat ook Colombia aast op een deel van de verzameling, worden op het Colombiaanse consulaat in Brussel formeel ontkend. ‘Uit Frankrijk heeft ons land wel al een collectie teruggehaald, maar er bestaat geen gelijkaardig onderzoek naar de collectie-Janssen’, zegt de woordvoerster.

Nog tot eind april staat de volledige collectie van Dora Janssen op de tijdelijke tentoonstelling in het Jubelparkmuseum. Daarna is de bestemming onbekend. Vast staat dat de collectie niet mag worden opgesplitst. Daarom heeft Janssen naast het deel dat ze schonk als betaling voor de successierechten, ook de rest van haar collectie aan de Vlaamse regering gegeven. Ze behoudt wel inspraak bij de uiteindelijke toewijzing aan een museum. Dat maakt het moeilijk voor degenen die vonden dat het Etnografisch Museum in Antwerpen over de beste papieren beschikte nu de Vlaamse regering eigenaar is geworden. Onder meer de Antwerpse cultuurschepen Philip Heylen (CD&V) en N-VA-voorzitter Bart De Wever hebben al een lans gebroken voor de verhuizing van de collectie naar Antwerpen, maar Janssen maakt er geen geheim van dat ze de precolumbiaanse kunst liever in het Jubelpark wil houden. Ze zal begin volgend jaar ook zelf verhuizen van Turnhout naar Brussel ‘om dichter bij mijn collectie te zijn’. Ondanks het feit dat er in het Jubelparkmuseum verschillende delen van de vaste collecties door een gebrek aan middelen en personeel niet toegankelijk zijn voor het publiek, is er volgens directeur Anne Cahen voldoende ruimte om de collectie na april een vast onderkomen te geven. ‘Voor ons is de collectie-Janssen heel belangrijk. We kunnen binnenkort twee zalen vrijmaken. Daar staat momenteel toch niets belangrijks. De Regie der Gebouwen heeft ons onlangs middelen aangereikt waarmee we die zalen kunnen renoveren. En we hebben onlangs tachtig nieuwe toonkasten aangekocht.’

Ook in Antwerpen is de bereidheid groot om de collectie binnen te halen. ‘Desnoods wil ik wel akkoord gaan’, zegt Janssen. ‘Maar dan moet er wel een deftig onderkomen zijn.’ Momenteel is dat er niet. Nabij het Etnografisch Museum liggen wel de gebouwen van het Volkskundemuseum, waarvan de inhoud volgend jaar verhuist naar het nieuwe Museum aan de Stroom. Een beslissing over de nieuwe invulling van de gebouwen en een mogelijke aanpassing om de collectie-Janssen te ontvangen, zal er allicht niet meer komen voor de installatie van het nieuwe schepencollege begin volgend jaar.

Om het even waar de collectie de komende jaren een definitieve verblijfplaats zal vinden, het zal een pak geld kosten om de meer dan 300 stukken op een verantwoorde manier uit te stallen en ze blijvend te ontsluiten voor het grote publiek. De Vlaamse regering heeft er ondertussen geen probleem mee dat een deel van haar eigendom zeker gedurende een eerste periode het pronkstuk wordt van een federale instelling. ‘Zie het als een goede samenwerking tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Jubelparkmuseum’, zegt de woordvoerder van cultuurminister Bert Anciaux (Spirit). ‘En vergeet vooral niet dat er volgend jaar, bij de communautaire onderhandelingen, ook over de invulling van enkele federale instellingen zal worden gepraat. Voorlopig staan de Muntschouwburg en het Paleis voor Schone Kunsten bovenaan op de lijst, maar afhankelijk van de dynamiek van het overleg, kunnen ook de afdelingen van het Koninklijk Museum voor Kunst en Geschiedenis in aanmerking komen voor cocommunautair beheer. Ons einddoel is een constructie zoals die bestaat voor Flagey. Hopelijk verloopt die samenwerking tussen de gemeenschappen dan iets vlotter. Dat een eigendom van de Vlaamse regering, zoals de collectie-Janssen, voorlopig een onderkomen vindt in het Jubelparkmuseum kan bij de onderhandelingen een extra argument zijn.’

DOOR eric bracke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content