De Kroonraad van Knack bestaat uit Mark Eyskens, Paul Muys, Jacques Rogge, Erik Suy, Monika Van Paemel en Etienne Vermeersch.
Mijnheer Vermeersch, vorige donderdag is Herman De Coninck overleden. Een gewaardeerd schrijver en dichter.
ETIENNE VERMEERSCH : Het bericht van zijn dood heeft me een eigenaardig gevoel van triestheid gegeven. Alsof ik een goede vriend verloren had, terwijl ik met Herman De Coninck maar één keer een echt gesprek heb gevoerd. Toch was die man mij vertrouwd, ik voelde een affiniteit met hem en met zijn werk. Hij was een uitstekend dichter en zeer bedreven in het spreken over andere dichters. Hij verstond de kunst om taal op een eenvoudige manier meesterlijk te hanteren. Ook vroeger in zijn Humo-interviews. Zijn teksten zijn nooit belerend, ze nodigen uit om een eindweegs mee te gaan. Je krijgt als lezer het gevoel dat je samen met de auteur de dingen ontdekt. Ik ben nu heel blij dat we hem indertijd met ?Intimiteit onder de melkweg? genomineerd hebben voor de Gouden Uil.
De Coninck was bovendien een intellectueel die op een persoonlijke manier nadacht over een breed gamma onderwerpen. Zo kon hij met fijngevoeligheid spreken over ethische problemen. Ik herinner mij een zeer genuanceerd stuk over pedofilie. Hij heeft ooit geschreven dat hij van mij een boek verwachtte over ethiek. Toen ik dat las, heb ik mij voorgenomen om dat inderdaad te schrijven, en het aan hem te richten, hij moest als een klankbord fungeren. Bij het bericht van zijn overlijden schoot mij plots de zin te binnen uit Havelaars rede tot de hoofden van Lebak : ?En men zal zeggen in de dorpen… er is een goed mens gestorven.?
In de Wetstraat was er ophef rond ?Les cahiers d’un commissaire? van Patrick Moriau.
VERMEERSCH : Ik begrijp niet wat die man heeft bezield. Iemand die achter gesloten deuren komt getuigen, is bereid zich bloot te geven aan een beperkt aantal mensen in wie hij vertrouwen heeft. Dat vertrouwen misbruiken, is onaanvaardbaar en is onwaardig voor een volksvertegenwoordiger. En het publiceren van allerlei geruchten en hypotheses is niet ernstig. Dat er aan kletspraatjes geen gebrek is, weet iedereen. Het heeft geen zin die verder te verspreiden. Voor zover bekend heeft het gerecht voorlopig alleen maar een zaak tegen Marc Dutroux en zijn trawanten. Misschien ook tegen Jean-Michel Nihoul, al weten we nog altijd niet of er beslissende bewijzen zijn tegen die man. Over netwerken, hooggeplaatsten en bescherming van verdachten zijn vooralsnog geen feiten bekend.
Van satanische rituelen horen we ook niet veel meer. En de uitgebreide graafwerken van Jumet hebben tot nader order niets opgeleverd.
VERMEERSCH : Ik heb van in het begin verbaasd zitten kijken naar dat gegraaf in Jumet. Om zo een titanenwerk te ondernemen, moet je wel heel sterke aanwijzingen hebben. Als die inderdaad hebben bestaan uit praatjes van een mythomaan, heeft men een dure beoordelingsfout gemaakt. En als men met helderzienden komt aanzetten, wordt de grens helemaal overschreden. Wij hebben met de groep Skepp duidelijk gesteld dat het onwetenschappelijk en immoreel is om een beroep te doen op ?paranormaal begaafden?. Mogen we alstublieft van justitie verwachten dat men geen verder krediet verleent aan de irrationaliteit ? Wetenschappelijke onderzoeken manen ook aan tot de grootste voorzichtigheid met getuigenissen onder hypnose. Kan men ook op dat punt voorrang geven aan de rede boven de kwakzalverij ?
De Commissie-Verwilghen moet aan het tweede luik van haar onderzoek beginnen, maar krijgt rake klappen te incasseren. Niet alleen rondom dat boek van Moriau.
VERMEERSCH : De commissie heeft goed werk verricht, maar is wat ontspoord met haar rapport. De opdracht was om na te gaan wat er was misgelopen in het onderzoek naar de verdwenen meisjes, en om suggesties te doen voor verbeteringen. Maar de commissie is naar buiten gekomen met een welomschreven voorstel, en dat was niet haar taak. Ontwerpen en voorstellen doorlopen een hele procedure voor ze wet worden. Nieuwe wetten worden niet bij dictaat door een commissie opgelegd. De Commissie-Verwilghen kan suggesties doen over de organisatie van de politie, maar zoiets is niet ?te nemen of te laten?. Het heeft mij verwonderd dat het parlement, als een kudde schapen, dat hele Rapport-Verwilghen ne varietur heeft goedgekeurd. Dat was verkeerd. Elke suggestie is waardevol maar verdient een afzonderlijk parlementair debat.
De commissie heeft zich ook vastgereden met de zaak-Wathelet.
VERMEERSCH : Er is te veel gepraat over het aspect sanctie. Naar een zo belangrijke instantie als het Hof van Luxemburg, moet de regering een hooggekwalificeerd jurist met grote verdiensten en prestige afvaardigen. Het gaat om een erepost. Het is geen straf om die niet te krijgen, ik heb hem ook niet en ik voel me niet gestraft. De vraag in verband met deze benoeming mag niet zijn : moeten we Wathelet straffen ? Maar wel : heeft hij zo grote verdiensten en prestige dat zijn benoeming moet worden vernieuwd ? Wie zal beweren dat hij dat prestige nog heeft ? De regering heeft zich vergaloppeerd, en het parlement heeft gefaald door zoiets goed te keuren. Heel Europa weet nu dat hier over zulke zaken puur politieke spelletjes gespeeld worden.
Wekken de parlementaire onderzoekscommissies te grote verwachtingen ?
VERMEERSCH : Dat gevaar bestaat. Positief aan de Commissie-Verwilghen is dat ze geluisterd heeft naar mensen die tot dan toe in de kou waren gelaten. Wat niet hetzelfde is als alles aannemen wat die mensen vertellen. De commissie heeft ook de verdienste gehad om betrokkenen, van procureur-generaal tot politieagent, te doen getuigen over hun eigen doen en laten, zonder dat ze zich achter hun functie of hun gezag konden wegstoppen. Daardoor had de commissie een katharsisfunctie. Maar men mag geen wonderen verwachten.
De goodwill bij de publieke opinie smelt weg. Er komt geen bevredigend antwoord op de Witte Woede.
VERMEERSCH : De bevolking kan de volgende indruk krijgen : er is een explosie van ongenoegen geweest, men heeft dat op cynische wijze zich verder laten ontplooien, en er nu en dan lippendienst aan bewezen, in de hoop dat al het protest zou koelen zonder blazen. Als de indruk ontstaat dat men zo cynisch heeft gemanipuleerd, kan dat gevaarlijke reacties verwekken. Maar er is op dit moment geen enkele politieke beweging die dat adequaat accapareert. Ook het Vlaams Blok niet, want er zijn te veel elementen die niet in hun kraam passen. De sympathie voor de familie Benaïssa, bijvoorbeeld, of het ?Belgische karakter? van de Witte Marsen, die duidelijk de Vlaams-Waalse tegenstellingen overstegen. Als er inderdaad geen antwoord komt op de verontwaardiging bij de bevolking, verwacht ik dat de totale afkeer van de politiek nog groter wordt dan hij al was. En dat kan er onder meer toe leiden dat veel waardevolle mensen zich niet meer in de politiek willen engageren.
De Raad van State heeft het ontwerp van decreet over de opleiding kinesitherapie afgekeurd. De raad aanvaardt niet dat de enige universitaire opleiding aan de KU Leuven wordt toevertrouwd.
VERMEERSCH : Als een opleiding omwille van ?rationalisatie? aan één instelling wordt toegekend, moet die pluralistisch zijn. Je mag studenten niet verplichten hun lessen te volgen aan een universiteit die formeel stelt dat ze onderwijs geeft in een ?christelijke geest?. Of godsdienst al dan niet een verplicht vak is, verandert daar niets aan. Tweede punt : wie een opleiding volgt, moet later in aanmerking kunnen komen voor een academische loopbaan, voor onderzoek en onderwijs. Maar in wereldbeschouwelijk gekleurde instellingen verwacht men van de werknemers loyauteit tegenover de instelling en haar ?missie?. Wie openlijk vrijzinnig is, kan dat bijvoorbeeld in verband met Leuven niet opbrengen, en kan dus bij goedkeuring van dit nieuwe decreet geen universitaire carrière meer uitbouwen in de kinesitherapie. Zoiets is onduldbaar, en het spreekt vanzelf dat de Raad van State daar niet mee akkoord gaat. De raad wijst verder terecht de numerus clausus af. Ik heb hier vroeger al uiteengezet dat er geen betrouwbare methode bestaat om vooraf uit te maken wie geschikt is voor studierichtingen als geneeskunde en kine. In zo een situatie staat numerus clausus gelijk met een willekeurige niet rationeel gegronde beperking van de vrijheid van onderwijskeuze.
Tot slot de situatie in Zaïre, nu weer Congo. Er dreigt herrie tussen de AFDL en de UDPS.
VERMEERSCH : Met de informatie die doorkomt, is het niet makkelijk om de ontwikkelingen goed in te schatten. Ik denk dat de groep rond Etienne Tshisekedi bij het bestuur moet betrokken worden, maar misschien stelt Tshisekedi zijn eisen te hoog. Als hij absoluut premier wil worden en controle wil over bepaalde sectoren, is het begrijpelijk dat de alliantie van Kabila neen zegt. Tenslotte hebben zij op het terrein de omwenteling bewerkstelligd, met alle risico’s van dien. Terwijl Tshisekedi weer eens vrede ging sluiten met Mobutu. Mocht Mobutu hem niet telkens hebben buitengegooid, zou Tshisekedi wellicht minder opposant zijn geweest. De UDPS heeft voor een grotere bewustwording bij de bevolking gezorgd, maar heeft niet veel druk op Mobutu kunnen uitoefenen. Dat Kabila de macht niet zomaar verregaand uit handen geeft, lijkt me vanuit zijn optiek nogal begrijpelijk.
Hoe stabiel is de AFDL, en hoe groot zijn de buitenlandse invloeden ?
VERMEERSCH : Het fenomeen Kabila is eigenlijk een ver gevolg van de genocide in Rwanda. Je zit met Paul Kagame, die Rwanda wil besturen maar moet afrekenen met duizenden van zijn eigen Tutsi’s, die zich willen wreken op de daders van de volkerenmoord : Hutu’s. Mede door de tussenkomst van de Fransen heeft men die Hutu’s naar het buitenland laten vluchten. Maar in die stroom zijn de leden van het vroegere leger en de Interahamwemilities mee gevlucht. Mocht men die in Rwanda hebben gehouden, had het huidige FPR-bewind ze kunnen controleren. Er zouden vergeldingsacties zijn geweest, met vele doden, maar dat zou wellicht beperkt zijn gebleven. Nu was Kagame na een tijdje geconfronteerd met een vernieuwd Hutuleger en een groot potentieel aan toekomstige strijders over de grens.
Ook de Tutsi’s in Zaïre wilden zich verdedigen tegen de Hutumilities. Daartoe kregen ze de steun van Rwanda, Uganda en Burundi. Bij het opjagen van die vluchtelingen zijn ongetwijfeld dingen gebeurd die onduldbaar zijn, maar ik zou dat niet zomaar op rekening van Kabila schrijven. Ik vermoed dat hij aan die Tutsileiders in de Kivu niets te vertellen heeft. Kabila was voor Kagame, Museveni en Buyoya de geknipte ?Congolese stroman? in hun strijd tegen de Hutu’s. Alleen hebben ze er moeten op toezien dat Kabila met zijn geïmproviseerde leger heel Zaïre veroverde, tot in Kinshasa. Dat hebben ze misschien niet bedoeld. De normale gang van zaken was veeleer dat na de val van Lubumbashi, Tshisekedi in Kinshasa de macht zou hebben gegrepen.
Kabila is waarschijnlijk zelf verrast door zijn succes. De AFDL is helemaal niet klaar om Congo te besturen. De structuur moet vanaf nul worden uitgebouwd. Ik denk dat Justine Kasavubu, die ik altijd een wijze vrouw heb gevonden, er goed aan doet om namens de UDPS in de regering te stappen. Misschien beschouwen sommigen haar dan als een verraadster, maar dat risico heeft Tshisekedi er nooit van weerhouden om veel vreemdere coalities te sluiten. Mocht Tshisekedi zelf een ministerambt aanvaarden, zou hij redelijk snel, en mogelijk met de steun van het buitenland, zijn invloed kunnen uitbreiden. Hij zou veel meer kunnen bereiken dan door zich heel radicaal op te stellen. Maar nog eens : de informatie uit Congo is beperkt, alles blijft in belangrijke mate gissen.
Koen Meulenaere