‘De hulp heeft Haïti nog meer verzwakt’

PORT-AU-PRINCE Hoogstens 25 procent van de buitenlandse hulp kwam bij de armen terecht. © Jan De Deken

Na bijna twee maanden van protest tegen de frauduleuze verkiezingen van 25 oktober besloot de Haïtiaanse president Michel Martelly alsnog om een evaluatiecommissie op te richten. De tweede ronde van de presidentsverkiezingen werd voor onbepaalde tijd uitgesteld. Haïti zwalpt verder, neergeslagen door verkiezingskoorts, cholera en buitenlandse inmenging.

‘Met een lege maag kun je niet stemmen’, foetert Paul Jackson (33). Het is zondag 25 oktober, verkiezingsdag, maar zoals de meesten van zijn landgenoten blijft hij thuis. ‘Politici gooien miljoenen dollars over de balk voor hun campagne, de voorbije dagen kwamen ze allemaal geld uitdelen in ruil voor hun stem. Maar ondertussen zitten we zonder scholen, zonder werk en zonder eten.’

Driftig gesticuleert Jackson naar zijn vier kinderen, voor wie hij vandaag nog niets te eten heeft gevonden. Hij wijst naar de afvalbergen voor zijn krot van tentzeil en hout. Alleen de azuurblauwe oceaan aan de horizon verraadt dat deze vuilnisbelt in de Caraïben ligt, tussen de toerismetoppers Cuba en de Dominicaanse Republiek in. Fort National, een straatarme sloppenwijk in de buurt Bel Air, in het centrum van Port-au-Prince, ligt er doods bij. De enorme panelen met de tandpastagrijns van regeringskandidaat Jovenel Moïse, de door verkiezingsposters overwoekerde straten en de duizenden vlaggetjes die boven verkeersaders wapperen: het zijn schreeuwerige uitnodigingen voor een feestje waar niemand naartoe wil. ‘C’est une sélection, pas une élection’, zeggen de Haïtianen. Dat zeiden ze vijf jaar geleden ook al. Toen kwam Michel Martelly aan de macht, nadat presidentskandidaat Jude Célestin onder druk van de Verenigde Staten aan de kant werd geschoven. Het bevestigde het gevoel dat niet de Haïtianen maar de VS bepalen wie in het armste land van het westelijke halfrond de lakens uitdeelt. Ook in 1991 en in 2004 hadden de Amerikanen een verkozen president gedwongen om af te treden.

Dat de straten op verkiezingsdag uitgestorven zijn, heeft behalve met desillusie te maken met de angst voor geweld. Tijdens de eerste ronde van de parlementsverkiezingen op 9 augustus werden enkel al in het Bel Air van Paul Jackson tien van de veertien stembureaus platgebrand. In tegenstelling tot de observatiemissies van middenveldorganisaties en mensenrechtengroepen, die moord en brand riepen, noemden de observatoren van de EU, de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) en de VN – de buitenlandse geldschieters van de verkiezingen – de verkiezingen een succes.

Op 25 oktober blijft het gevreesde geweld uit, maar de fraude is massaal. Terwijl minstens 80 procent van de kiezers thuisblijft, stromen de stembureaus vol mandatarissen die aangewezen werden door de politieke partijen. In sommige telbureaus zijn ze met zó veel dat kiezers niet meer binnen kunnen. Liefst 54 presidentskandidaten mochten onder hun achterban elk 13.000 mandatariskaarten uitdelen, één voor elk stembureau. Er kwam een bloeiende handel op gang, waarbij politici die weinig kans maakten hun badges doorverkochten aan de favorieten. De kaarten blijken voor partijhuurlingen een vrijgeleide om meerdere keren te stemmen, in alle stembureaus. Oudere en twijfelende kiezers krijgen namen ingefluisterd en worden onder druk gezet. Af en toe ontstaat tumult. Enkele frauderende partijmandatarissen worden in de boeien geslagen.

Die dag worden 1,5 miljoen presidentiële stemmen uitgebracht. Er zijn 702.000 mandatariskaarten in omloop. De officiële opkomst, 25 procent van de kiezers, kan niet anders dan een grove overschatting zijn. Volgens voorlopige resultaten wint Martelly-protegé en bananenmagnaat Jovenel Moïse de eerste ronde met 32,8 procent.

Hij zou het op 27 december in de tweede ronde opnemen tegen oude bekende Jude Célestin (25,2 procent). Acht kandidaten, onder wie Célestin, klagen over massale fraude. Moise Jean-Charles, die derde eindigt, roept zijn aanhang op tot een ‘vredevolle revolutie’. Zijn woorden zijn nog niet koud of in Port-au-Prince branden de barricades al. Een aanhanger van Jean-Charles wordt door de politie doodgeschoten. Het protest zwelt aan. Op woensdag 11 november komen duizenden woedende Haïtianen op straat. Célestin weigert deel te nemen aan de tweede ronde als er geen ‘verificatiecommissie’ komt. Dat is een streep door de rekening van het Westen. De internationale gemeenschap die Célestin vijf jaar geleden aan de kant schoof, heeft hem nu nodig om de verkiezingen legitimiteit te geven.

Pas op 17 december geeft Martelly toe aan de druk. Hij stelt een commissie van vijf personen aan die de fraude van 25 oktober moet onderzoeken. De tweede ronde van de presidentsverkiezingen wordt voor onbepaalde tijd uitgesteld.

De late demarche van Martelly roept vragen op. De gewezen charmezanger wist de kreupele Haïtiaanse democratie tijdens zijn periode niet naar een hoger niveau te tillen. De voorbije vijf jaar stelde hij alle verkiezingen telkens uit, waardoor op 25 oktober niet alleen een nieuwe president maar ook het parlement, de senaat en – met vier jaar vertraging- lokale besturen gekozen moesten worden. Burgemeesters van wie de ambtstermijn afliep, kregen een opvolger die door de president was aangesteld. Toen het mandaat van het parlement verliep, bestuurde Martelly verder per decreet.

Of Martelly’s commissie haar werk naar behoren zal doen, is twijfelachtig. Volgens verliezer Jean-Charles leunen verscheidene leden dicht aan bij de president, en is de commissie daardoor bij voorbaat ongeloofwaardig.

Haast gelijktijdig kwam de Conseil Electoral Provisoire (CEP) nog eens in het nieuws. Verscheidene parlementskandidaten lieten aan een Haïtiaanse radiozender weten dat de verkiezingscommissie hen smeergeld vroeg om verzekerd te zijn van een zitje in het parlement. Dat de P van CEP al sinds 1987 staat voor Provisoire in plaats van Permanente, maakt de verkiezingsautoriteiten een speelbal van de uitvoerende macht.

Slaaf van buitenlands geld

Zo blijft het land, dat nog altijd probeert overeind te krabbelen na de aardbeving die op 12 januari 2010 aan meer dan 220.000 mensen het leven kostte, verlamd door verkiezingskoorts. Haïtianen krijgen in de apotheek te horen dat hun medicatie niet beschikbaar is ‘vanwege de verkiezingen’. Overheidsprogramma’s zijn stopgezet, ‘vanwege de verkiezingen’. Drie van Jacksons vier kinderen gaan niet langer naar school. ‘Het regeringsproject voor gratis onderwijs in Fort National is afgelopen.’ Jackson wijst naar zijn dochtertje van negen. ‘Zij is de enige die we nog naar school kunnen sturen. Dat kost ons 10.000 gourdes (172 euro) per jaar.’ Basisonderwijs is in Haïti vooral een zaak van privéscholen. Arme gezinnen kunnen het zich zelden permitteren.

‘Het is typisch voor de regering-Martelly. Het beleid was dikwijls populistisch, met tijdelijke projecten en gesubsidieerde voeding. Maar structureel is er niets verbeterd’, zegt de gezaghebbende Haïtiaanse econoom Pierre Marie Boisson, die ook voorzitter is van de raad van bestuur van de microfinancieringsinstelling SOGESOL. ‘Oké, de criminaliteit is wel sterk gedaald onder deze regering. Er waren investeringen in de landbouw, hotels en andere infrastructuurwerken, maar het was veel te weinig. De elektriciteitsvoorziening is rampzalig. Boeren kunnen hun land niet bewerken of bevloeien, terwijl we het merendeel van ons voedsel moeten importeren. De broodnodige buitenlandse investeringen die Martelly ons had beloofd kwamen er ook al niet. Haïti trok in 2014 100 miljoen dollar aan, de Dominicaanse Republiek drie miljard.’

De Haïtiaanse economie groeit sinds 2011 met gemiddeld 3,9 procent, maar volgens critici is alleen de elite daar beter van geworden. ‘Dat klopt wat de overheidsuitgaven betreft’, zegt Boisson. ‘Maar ook het geld dat Haïtianen vanuit het buitenland naar hun familie sturen, goed voor 2 miljard dollar per jaar, is belangrijk. Voor twee derde van de bevolking is dat de voornaamste bron van inkomsten. Dat geld zorgt voor consumptie en nieuwe jobs. Daar hebben de armen veel meer aan dan aan buitenlandse hulp, waarvan hooguit 25 procent bij hen terechtkomt.’

Toen na de aardbeving van 2010 de humanitaire hulp op gang kwam, trokken jonge mannen uit het hele land naar de hoofdstad op zoek naar werk. Port-au-Prince, dat zo al overbevolkt was, hapt daardoor zes jaar later nog meer naar adem. Het geld van hulporganisaties raakte op, ngo’s vertrokken. Haïtianen die van internationale organisaties tijdelijke contracten kregen, kwamen van de ene op de andere dag weer zonder werk te zitten. ‘De middenklasse die de afgelopen jaren gecreëerd werd, klapt in elkaar’, zegt Steven Clotaire (25). Na de aardbeving werkte hij als vertaler voor de Braziliaanse ngo Viva Rio. Nu komt hij aan de kost door zes motorfietsen te verhuren. Informeel, want een bedrijfje opstarten is te duur. ‘Iedereen probeert zich uit de slag te trekken. Maar het houdt ook risico in. Een verzekering kan ik niet betalen. Als een motor stuk gaat, draai ik er zelf voor op.’ Via contacten in Amerika probeert hij nu zijn eigen ngo op te richten.

Het Fort National van Paul Jackson werd door de aardbeving met de grond gelijkgemaakt. Zijn zes maanden oude tweeling liet het leven onder het puin. Een Franse ngo betaalde Jackson om de boel te helpen opruimen. Nadien bouwde hij voor de VN-organisatie UNOPS nieuwe woningen. Jackson kon opklimmen tot opzichter. Trots toont hij zijn badge uit 2011. De UNOPS-graafmachines rollen nog altijd door de straten van Fort National, maar de hausse is voorbij. Af en toe krijgt Jackson nog twee weken werk. Met de 34 euro die hij daarmee verdient, moet hij het dan weer enkele maanden redden.

De noodhulp bleek een tweesnijdend zwaard. In de straten van Port-au-Prince vind je tonnen gedoneerde kleren, die naast bananen, rijst en motoronderdelen de hoofdmoot van de straateconomie uitmaken. Eén of twee euro voor een broek of een paar schoenen die ooit in België of Canada werden gedragen, en die in een vlaag van goedhartigheid naar Haïti werden verscheept. Een mooi gebaar, maar het betekende de doodsteek voor de fragiele kledingeconomie op Haïti. Tegelijk kunnen duizenden informele verkopers er nu een stuiver mee verdienen.

‘Armoede blijft hier de grootste mensenrechtenschending. De Haïtianen hebben in de eerste plaats duurzame jobs nodig’, zegt Sacha Kramer. In 2006 richtte ze de ngo SOIL op. Die maakt en verspreidt biologische toiletten en verwerkt menselijke uitwerpselen tot meststof. ‘Behalve voor werk zorgen we zo voor broodnodige sanitaire voorzieningen en een product waar boeren wat aan hebben.’ De toiletten worden verhuurd, de meststof wordt verkocht. Op termijn hoopt SOIL zo een rendabel bedrijfje te worden.

Alle observatoren en politici zijn het er al jaren over eens dat ook de Haïtiaanse overheid meer ondernemend moet worden. Toch bleef Haïti ook onder Martelly bijzonder afhankelijk van buitenlandse hulp. De belangrijkste bron van inkomsten voor de overheid is Petrocaribe, een door de gewezen Venezolaanse president Hugo Chavez opgezet fonds dat de voorbije vier jaar 1,6 miljard dollar leende aan Haïti. Maar de meeste internationale spelers kozen ervoor om in een boog om de corrupte nationale instellingen heen te werken. Minder dan 1 procent van het rampenbestrijdingsbudget en 15 procent van de reconstructiewerken verliepen via de overheid. Op die manier tilde de internationale gemeenschap het land voor een stuk uit de handen van zijn eigen regering. ‘De hulp heeft de Haïtiaanse instellingen verzwakt. Noch de overheid, noch de internationale spelers hebben een geloofwaardige strategie over hoe de hulp beheerd moet worden’, zegt Boisson.

Mario Joseph, een van de prominente mensenrechtenadvocaten van Haïti, richt zijn pijlen op de internationale aanwezigheid. ‘Ngo’s komen niet naar hier om goed te doen. Ze maken misbruik van de zwakte van de Haïtiaanse staat om geld te verdienen. Dat internationale partners niet met een corrupte overheid zouden willen werken, is niet meer dan propaganda. Haïti werd doelbewust verder verzwakt.’

Volgens Jean Luc Poncelet, vertegenwoordiger van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Pan-Amerikaanse Gezondheidsorganisatie (PAHO) in Haïti, mist de Haïtiaanse overheid wel degelijk de capaciteit om fondsen efficiënt te besteden. ‘Als het land betrouwbare instellingen had, zouden we aan een langetermijnstrategie kunnen werken. Maar Haïti staat geboekstaafd als een zwakke staat en heeft een erg beperkte administratie.’

Een hoge Haïtiaanse ambtenaar, die anoniem wil blijven, geeft toe ‘dat fondsen niet altijd even efficiënt worden besteed’. Maar hij wijst ook op de vicieuze cirkel waarin het land gevangenzit. ‘Overheidsinstellingen die wel internationale steun ontvangen, weten vaak niet of ze drie maanden later nog een nieuwe schijf zullen krijgen. Dat is nefast voor een duurzaam beleid. “We kunnen natuurlijk ook gewoon vertrekken”, krijgen we van onze internationale partners te horen. Keuzes zijn moeilijk in dit land.’

De argwaan van veel Haïtianen tegenover het buitenland heeft diepe wortels. De geschiedenis van Haïti, dat in 1804 als eerste slavenkolonie zijn onafhankelijkheid wist af te dwingen, leest als een opeenvolging van Franse financiële afpersing, Amerikaanse bezetting, en dictators die door het buitenland in het zadel werden gehouden. Volgens Joseph is het land altijd een speelbal van de grootmachten gebleven. ‘De Amerikaanse president Barack Obama stuurde vlak na de aardbeving 20.000 manschappen naar Haïti. Niet voor de slachtoffers, maar om de Amerikaanse belangen en die van de bondgenoten te bewaken. Waarom hebben wij al elf jaar VN-troepen op ons grondgebied? Is Haïti in staat van oorlog? Zijn wij een bedreiging voor onze buurlanden? Helemaal niet. Het is een illegale bezetting. De Verenigde Naties zijn de gendarmes van de arme en zwarte landen geworden.’

De VN-stabilisatiemissie MINUSTAH, die na de val van president Jean-Bertrand Aristide in 2004 een burgeroorlog moest voorkomen, kreeg na enkele eerdere schandalen een wel heel kwalijke reputatie in oktober 2010. Negen maanden na de aardbeving brak cholera uit. De ziekte was minstens een eeuw niet meer voorgekomen in het land. Een militaire basis met Nepalese blauwhelmen bleek aan de basis van de epidemie te liggen. De VN verdoezelde bewijzen en weigerde de verantwoordelijkheid op te nemen voor de uitbraak. In vijf jaar tijd bezweken zo’n 9000 Haïtianen aan cholera, meer dan 700.000 mensen werden ziek.

Mario Joseph voert met zijn Bureau des Avocats Internationaux (BAI) een procedureslag tegen de Verenigde Naties namens de choleraslachtoffers. Aangezien de Verenigde Naties immuniteit hebben, werden zijn pogingen vooralsnog onontvankelijk verklaard door Amerikaanse rechtbanken. ‘De VN moeten hun verantwoordelijkheid opnemen. De cholera is in het land door hun nalatigheid’, zegt Joseph. ‘We vragen schadeloosstelling voor de slachtoffers en publieke excuses aan het Haïtiaanse volk. En de VN moeten Haïti helpen om infrastructuur voor drinkwater en sanitair te bouwen.’ VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon beloofde 2,2 miljard dollar om de cholera uit te roeien in Haïti, maar na drie jaar was amper 9 procent van het bedrag opgehaald.

Honderdduizenden op de vlucht

In de eindeloze woestenij rond de hoofdstad Port-au-Prince zijn plekken als Corail, Canaan, Jeruzalem en Onaville ontstaan. Hier wordt snel duidelijk waarom net dit gebied het hoogste aantal nieuwe choleraslachtoffers in het land heeft, met 30 tot 60 gevallen per week. Na de aardbeving werd in de voorstad Croix-des-Bouquets een tentenkamp opgericht. De onvruchtbare, bergachtige plek explodeerde tot een gebied waarin vandaag tussen de 250.000 en de 500.000 mensen wonen. Elektriciteit, stromend water, sanitair en werk zijn er niet.

Laura Duperrier (49) woont in een hok van golfplaten boven op de bergkam in Jeruzalem. In februari kreeg haar zes maanden oude zoontje Karlens Moïse cholera. ”s Avonds was hij nog kerngezond, maar in de loop van de nacht kreeg hij heel veel pijn en diarree. Hij kon niets meer binnenhouden. ’s Ochtends ging mijn zoon met hem naar de medische post, terwijl ik geld ging zoeken om de consultatie te betalen.’ Karlens Moïse overleed nog diezelfde ochtend in het ziekenhuis. Het personeel gaf het besmette lijk mee met Laura’s zoon, tegen de gezondheidsrichtlijnen in. Ze begroeven hem achter het huis. Tientallen mensen in de omgeving werden besmet. Er vielen nog doden. Laura’s zestienjarige dochter kreeg in maart de ziekte, in augustus kreeg ze ze zelf. Cholera is behandelbaar, maar het vreet aan het lichaam. Patiënten blijven soms jaren zwak.

Laura en haar kinderen hebben nog altijd geen toilet. Ze doen hun behoefte in een emmer, hakken met een machete een kuiltje in de rotsige ondergrond en gooien daar de ontlasting in. Zodra het regent, stroomt alles tot in het dal, waar de sloppenwijk Corail ligt.

De kans dat de mensen in Jeruzalem snel betere voorzieningen krijgen, is klein. Water moet met trucks worden aangevoerd. ‘We moesten weg uit het vluchtelingenkamp waar we sinds de aardbeving zaten, dus zijn we naar hier getrokken. We hebben het hout en ijzer van ons kampement meegenomen en het hier weer opgebouwd’, zegt Remy. Maar ze ziet de toekomst rooskleurig in. ‘Het is hier veiliger dan in het kamp en in de stad. De kinderen kunnen buitenspelen. Steeds meer mensen komen hier wonen. Sommigen openen winkeltjes.’Aan de voet van de berg staan langs de Route Canaan tientallen trucks met stenen en zand te wachten op potentiële kopers die willen bouwen. Brutus Bermane (26) is in Jeruzalem een eigen zaak in bouwmaterialen begonnen. ‘De zaken gaan wat slapjes, maar binnenkort zal het wel beginnen te draaien’, zegt hij. ‘Eens de verkiezingen verteerd zijn.’

DOOR JAN DE DEKEN IN PORT-AU-PRINCE

In vijf jaar tijd bezweken zo’n 9000 Haïtianen aan cholera, meer dan 700.000 mensen werden ziek. De epidemie begon bij Nepalese blauwhelmen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content