Ooit zaten miljoenen mensen voor hun televisie gekluisterd om de eerste man op de maan te zien landen. Sindsdien heeft het grote publiek zijn interesse in de kosmos verloren. Maar nieuwe technologieën en de ontdekking van planeten zoals Proxima B maken de ruimte opnieuw spannend.
Onlangs ontdekten wetenschappers Proxima B, een planeet die cirkelt in een baan rond Proxima Centauri, de ster die het dichtst bij de aarde staat. Omdat Proxima B zich op de juiste afstand van haar ster bevindt, kan er vloeibaar water op de planeet voorkomen. Dat zou, althans in theorie, betekenen dat er op Proxima B leven mogelijk is. Maar net zo goed kan het een kale, barre rots zijn. Niets garandeert dat er daadwerkelijk leven te vinden valt. Maar het kán wel.
Wat deze nieuwe planeet zo spannend maakt, is niet wat we erover weten – dat is niet veel – maar alles wat we nog moeten ontdekken. Proxima B bevindt zich op 40 biljoen kilometer of 4,2 lichtjaren van de aarde, een naar kosmische standaarden haalbare afstand. Op een dag zullen we misschien een sonde naar de planeet kunnen sturen en een glimp opvangen van een nu nog onvoorstelbare wereld. Zulke toekomstdromen bewijzen één ding: de ruimtevaart is opnieuw interessant.
Bijna zestig jaar geleden werd de eerste satelliet, de Russische Spoetnik, gelanceerd. Sindsdien hebben we wonderlijke dingen beleefd. De mens heeft vanaf de maan de schoonheid van de aarde mogen aanschouwen – en is erin geslaagd veilig terug te keren. Dankzij satellieten hebben we bijna allemaal een gps en hoeft niemand nog te verdwalen, waardoor we onze omgeving en afstanden op een heel andere manier zijn gaan beleven. Robots hebben over de vlakten van Mars gerold en de ringen van Saturnus doorkruist. De Hubbletelescoop heeft bewezen dat er, als we maar lang en hard genoeg zoeken, in elke uithoek van het heelal gigantische sterrenstelsels te vinden zijn.
Verloren aura
En toch is de ruimte wat saai geworden. Astronauten en kosmonauten pendelen met vaste regelmaat naar het Internationaal Ruimtestation (ISS) in raketten die eruitzien alsof ze in de jaren zestig zijn gemaakt. En welk nut heeft dat ISS nu eigenlijk, behalve dat het die astronauten een tijdje van een slaapplaats voorziet? Bovendien zijn alle planeten in ons zonnestelsel al door sondes bezocht, waardoor ze hun aura van onbekende, intrigerende werelden hebben verloren.
Het gebruik van de ruimte is wel cruciaal voor het leger, en sommige bedrijven verdienen veel geld door satellieten in een baan rond de aarde te brengen. Toch is het een beetje lachwekkend dat de ruimte, ooit het voorwerp van onze wildste dromen en meest nobele ambities, nu voornamelijk gebruikt wordt om ons van eindeloos veel televisiestations te voorzien.
Maar daar komt nu dus verandering in. Supercomputers, die we tegenwoordig zelfs in onze broekzak meedragen, worden almaar geavanceerder. Daardoor zijn onze technologische mogelijkheden in de ruimte veel groter geworden. Een nieuwe generatie ondernemers, die de knepen van het vak geleerd hebben in Silicon Valley en gesteund worden door durfkapitalisten, werkt aan een reeks baanbrekende technologieën en instrumenten. Sommige daarvan zijn zo groot als een schoendoos, andere als een koelkast, en nu al vliegen ze met honderden door de ruimte. Die machines zijn niet alleen eindeloos veel krachtiger dan vroeger, ze zijn ook veel goedkoper.
Die grensverleggende bedrijven verhandelen een grondstof die je vanuit de ruimte makkelijk terug naar de aarde krijgt: data. De nieuwe ondernemers bieden uitgebreide en constant geüpdatete datasets aan. Daarin kunnen supercomputers op zoek gaan naar wat voor hun klanten belangrijk is: informatie over het verkeer, de zeevaart, de landbouw of de staat van het milieu. Zo zal iedereen, van grote beleggers tot ecologisten, gebruik kunnen maken van de nieuwe technologieën.
Visionair
Het potentieel van de technologische revolutie is immens. Goedkope, slimme satellieten kunnen miljarden mensen die arm zijn of in een onbereikbare uithoek van de aarde wonen toegang verlenen tot een telefoon of het internet. Zo zal het nieuwe ruimtetijdperk de wereld meer opleveren dan ooit tevoren.
En dat is nog maar het begin. Elon Musk, de oprichter van Tesla, wil een kolonie stichten op Mars. Daarvoor heeft hij Space X opgericht, een bedrijf dat raketten construeert en een ruimtetuig wil ontwikkelen dat in staat moet zijn om de rode planeet te bereiken. Jeff Bezos, de man achter onlinewinkel Amazon, werkt aan een plan om compleet geautomatiseerde fabrieken in de ruimte te bouwen en op asteroïden aan mijnbouw te doen. Yuri Milner, een investeerder die fortuinen verdiende aan Facebook, spendeert honderd miljoen dollar om buitenaardse beschavingen te ontdekken en sponsort een programma dat planeten zoals Proxima B bestudeert. Daarvoor werkt hij aan minuscule ruimtetuigen die met een vijfde van de lichtsnelheid door het heelal kunnen vliegen.
Net zoals op aarde zal de overheid ook in de ruimte een rol moeten spelen. Ze zal haar ruimte-infrastructuur moeten be-schermen en de wetten die de commercialisering van de ruimte reguleren moeten laten naleven. Maar in de komende jaren, terwijl de prijs van supercomputers nog zal dalen en we beter gebruik leren maken van de mogelijkheden van het heelal, zullen ondernemers de voortrekkersrol die de overheid ooit speelde overnemen.
Moeten we de ruimte koloniseren? Nee, we kunnen gerust overleven zonder die avonturen. Maar sommige visionaire ondernemers begrijpen welke ontzaglijke mogelijkheden de kosmos biedt en beginnen plannen te maken. Misschien zullen ze niets voor mekaar krijgen en blijft de ruimte voor ons een lege, waardeloze plek. Of misschien zullen ze onze wildste fantasieën doen uitkomen.
©The Economist
De bedrijven verhandelen een grondstof die je vanuit de ruimte makkelijk terug naar de aarde krijgt: data.