De hel van Brussel-Zuid

'Je kijkt ze recht in de ogen. Je vraagt zo'n man of hij kinderen heeft en dan geef je hem een trap in zijn kruis.' Audrey getuigt in de rechtbank over haar specialiteit: de kniestoot (foto: vier van de dertien betichten op het proces tegen de Brusselse spoorwegpolitie)

Voor de correctionele rechtbank in Brussel staan sinds 9 december 2013 dertien ex-leden van de Brusselse spoorwegpolitie terecht. Zij worden ervan verdacht in 2006 in het Brusselse zuidstation systematisch daklozen en mensen zonder papieren mishandeld en vernederd te hebben. Volgende week woensdag valt het verdict over de zeven mannen en zes vrouwen.

Op 28 mei 2006, zat Ludo C., een officier van de federale spoorwegpolitie, op post in zijn bureau. ‘Zijn kippenhok’ noemden de collega’s dat. Het kippenhok lag net onder de treinsporen.

Hij hoorde en voelde de treinen boven zijn hoofd denderen. Station Brussel-Zuid in. Station Brussel-Zuid uit. Het was die dag de laatste dag dat de speciale roze GIRO-trein België doorkruiste ter ere van de Italiaanse wielerwedstrijd.

Wat er die dag onder hem gebeurde, zo zegt Ludo C., heeft hij nooit gehoord. Hij had er geen weet van.

Die dag was een van zijn agenten jarig. Christine L., de kleine blondine. Dat moest gevierd. Dat vond ook haar minnaar en collega Frederic D. En twee andere collega’s, Philippe M. en Audrey N., wilden ook wel een feestje bouwen in het politiekantoor dat ze liever ‘een krot’ dan een kantoor noemden. De schimmel stond er op de muren.

Ze hadden nog allemaal dienst. Op straat, voor de stoep van de ingang van hun bureau in de groezelige Rue Couverte nummer 1, lag een tiental daklozen onder dekens. In en voor het station liepen wat Algerijnse jongens rond die ze al eerder hadden gevat voor zakkenrollerij. Ze zagen het al voor zich: ‘Een levende Algerijn’ als cadeau voor de 27e verjaardag van Christine. Een man zonder papieren.

Ze plukten de Algerijnse jongen van een jaar of twintig van straat. Ze boeiden zijn handen vast op zijn rug, en voerden hem naar het oude politiekantoor onder de sporen van het treinstation. Toen ze het kantoor binnenkwamen, riepen ze in koor: ‘Christine! Uw cadeau is gearriveerd!’

*

Er werd wodka gedronken. Dat trok ook andere agenten aan, ze waren snel met zijn zessen.

‘Geef hem maar een vierkante kop’, zeiden ze. Het koppel begon de jongen te slaan. Het moest een echt feest worden.

‘De guillotine!’

Ze duwden het hoofd van de jongen in een metalen dossierkast. Ze sloegen de schuifdeur hard naar beneden. Ze verbrijzelden zijn halswervels.

De jongen schreeuwde.

Hij braakte.

Hij smeekte.

Tevergeefs.

Zijn hoofd zat klem. Ze sloegen met hun vuisten in zijn buik. Christine gebruikte een stroomkabel als zweep en striemde ermee op zijn achterste.

Toen mocht de agente een van haar specialiteiten tentoonspreiden. Dat feest begon altijd met de woorden:

‘Heb jij kinderen?’ ‘T’as des gosses?’

De jongen begreep niet wat ze zei. Ze hief haar voet op. Ze had stevige schoenen aan. Ze stampte recht in zijn testikels.

De kerel viel. Christine zette haar voeten naast elkaar. Ze gebruikte hem als trampoline.

‘Muziekdoos! Muziekdoos!’, riepen ze nu in koor. Het was een commando dat ze allemaal kenden.

Ze sloten de van pijn en angst ineengedoken man in de metalen kast op. Ze begonnen met z’n allen met hun matrakken op de kast te slaan. Er zijn vele soorten muziekkapellen, maar deze van een groepje agenten in uniform van de Brusselse spoorwegpolitie was wel heel bijzonder. Hun repertoire bestond uit angstkreten en matrakgeroffel.

En niemand die iets hoorde, ook Ludo C. niet, de man die in zijn ‘kippenhok’ de treinen hoorde passeren. Ludo C. doet nu grenscontroles op de Eurostar.

*

Gebruik van ongeoorloofd geweld.

Diefstal met geweld.

Opstellen van valse PV’s en onwettige rapporten om hun acties te verdoezelen en te vermijden dat de slachtoffers een klacht zouden indienen.

Toebrengen van opzettelijke slagen en verwondingen.

Onmenselijke en vernederende behandeling, met verzwarende omstandigheid dat dit tijdens de uitoefening van het ambt gebeurde.

Willekeurige inhechtenisneming.

Racisme (gedrag van haat en misprijzen gelieerd aan ras, etc..’).

Het niet bijstaan van personen in gevaar…

Het zijn een paar van de vele aantijgingen die werden geuit voor de correctionele rechtbank in Brussel. Daar begon op 9 december 2013 het proces tegen de 13 agenten van de spoorwegpolitie.

Tussen 8 januari en 26 november 2006 zouden ze minstens vijftien daklozen en mensen zonder papieren mishandeld hebben in hun kantoor en de overdekte garages onder de sporen van het Brusselse zuidstation, waarlangs ze toegang hadden via het commissariaat van de Rue Couverte 1. Het heeft lang geduurd voor deze zaak uiteindelijk voor de correctionele rechtbank kwam. Hoewel de Raad van State dat al had beslist in 2012. Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding stelde zich bij het begin van de bekendmaking van de feiten kandidaat als burgerlijke partij van de betrokken slachtoffers.

*

De zaak kwam aan het licht toen eind 2006 twee pas in dienst gekomen collega’s in de op dat moment ongeveer 60 agenten tellende ploeg hun verontwaardiging en woede niet meer konden wegsteken. Ze vinden het nog steeds onvoorstelbaar dat zulke feiten in het zuidstation konden plaatsvinden.

Ze namen hun pelotonchef in vertrouwen, een vrouwelijke commissaris, en zij stelde een intern rapport op dat ze overhandigde aan de Algemene Inspectie. De Interne Inspectie voerde een onderzoek uit, wat moeizaam verliep. De agenten kenden de knepen van de ondervragings- en arrestatietechniek. Bovendien waren de meeste getuigen mensen die dakloos waren, geen vaste verblijfplaats hadden, illegaal in het land verbleven of geen onbekenden meer waren voor justitie.

De politiemensen die spraken ten nadele van de groep namen een risico. Ze werden geïntimideerd en van een paar van hen werd de persoonlijke wagen beschadigd. Op een bepaald moment moesten ze zelfs fysiek in bescherming worden genomen en werd noodgedwongen hun overstap naar andere politie-eenheden georganiseerd. Ze kregen bureautaken. Taken die ze minder dankbaar vonden. Ook het Comité P kwam eraan te pas.

En in juni 2009 raakte bekend dat de Brusselse onderzoeksrechter Geneviève de eerste vier agenten in verdenking had gesteld wegens mishandeling en vernedering van daklozen. Steeds meer mensen raakten bij de zaak betrokken. De meeste mensen werden uit het korps verwijderd of geschorst. Enkelen boden vrijwillig ontslag aan. Tegen de schorsingen en verlies van het volle salaris met 25 procent gingen enkele betichte politieagenten dan weer in beroep.

Een van de agenten die in het dossier werden genoemd, spande in oktober 2012 een hoogdringende procedure aan bij de Raad van State om zijn schorsing aan te vechten. Met als argument dat hij de enige gediplomeerde begeleider was van de twee explosievenhonden bij de spoorwegpolitie. Zowel de honden als de inspecteur waren getraind door de Londense politie. ‘Als de man geschorst wordt, zouden zowel hij als de honden belangrijke opleidingen moeten missen. Dat zou nefast zijn voor de band tussen hond en man.’ De Raad van State ging akkoord met die redenering.

In de neerslag van de verhoren van de groep agenten die bij de meeste zaken betrokken was, moest het parket soms vreemde dingen lezen: ‘Ja, wij waren als beesten die speelden met hun prooi.’ Het parket stelde een psychiater aan om de betrokkenen te onderzoeken. Bij Philippe M. stelde die psychopathische trekken vast.

*

Een getuigenis van een van de collega’s van de betichten:

‘Om halfeen ’s nachts konden ze een Algerijn isoleren in hun garage in de Rue Couverte 1.

Ze hadden gewacht tot onze chef, de vrouwelijke commissaris S., naar huis was gegaan. Ze hadden de Algerijn zonder papieren opgepikt in het station. Hij was ongeveer 30. Hij stond bij ons bekend als zakkenroller.

Nadat ze alles van hem hadden afgepakt en onder elkaar hadden verdeeld wat hij tijdens de dag had gestolen, gsm, portefeuilles… hebben ze hem meegenomen naar de garage. Het was er somber en vuil. Die plaats is volkomen geïsoleerd. De kerel wist dat hij op niemand kon rekenen. Zijn handen werden op de rug geboeid. De politiemannen waren met z’n vieren, onder wie Frederic D. En Philippe M. die verpleger was geweest voor hij bij de politie kwam.

Ze lieten de Algerijn in de garage rondjes rennen, vlugger riepen ze, vlugger.

Ze beledigden hem: “Je bent shit, merde. T’es qu’une merde. Je bent zelfs geen hond.”

De Algerijn kreeg slagen, stoten, steken. Het waren het soort slagen die pijn doen. Schopslagen van bottines, combat shoes, gericht op zijn ruggengraat, in het midden, iets hoger dan de plek waar zijn polsen geboeid tegen zijn rug lagen.

De Algerijn brulde. Het was vreselijk. De officier van dienst, commissaris K., zat in de RAPID 100, in de dispatching van de bewaking die net boven de gang naar de garage lag. Het kon niet dat hij het niet hoorde. Ik ben formeel. Hij is niet tussengekomen. De Algerijn bloedde in zijn gezicht, het gezicht droop van het bloed. Het bloed stroomde uit zijn neus en zijn wenkbrauwbogen.

Het waren schoppen om zijn rug te breken, om zijn wervels te verbrijzelen. En ieder deed het om de beurt. Ze duwden hem plat tegen de muur en stompten met hun vuisten in zijn buik. Het was een spel voor hen. De Algerijn was nog altijd geboeid.

Ze lieten hem op de grond vallen. En dat bleef maar duren. Ze behandelden hem als een beest. Ze noemden hem een fils de pute. Ze zeiden niets racistisch. De Algerijn rolde op zijn buik. Een van de agenten sprong met beide voeten op zijn rug. De Algerijn verloor zijn bewustzijn. Toen hebben ze hem zijn boeien afgedaan.

Om hem tot bewustzijn te brengen, hebben ze hem bij zijn voeten genomen en hem met zijn hoofd naar omlaag opgehangen. Ze lachten. Ze zaten al vanaf het begin te lachen en de spot te drijven. De Algerijn deed zijn ogen open. Ze zeiden hem op te hoepelen. Ze lieten hem naar buiten strompelen langs de ingang van de wagens. Ik weet dat ze hem ook zijn tanden hebben uitgeslagen. Er is nergens een spoor van dit voorval.

Een mens voelde zich slecht in zijn vel om in zo’n omgeving te werken met zulke collega’s. Wij wilden dat geweld wel aan de kaak stellen, maar het was moeilijk. De collega’s die naar de Algemene Inspectie gestapt zijn, hebben risico’s genomen. Ze zijn intern bedreigd geweest: het mocht niet dat dit uitkwam.’

*

‘Hoe is dit allemaal zover kunnen komen?’

De vraag van voorzitster Cudell van de correctionele rechtbank klinkt als een klok, hoewel ze een frêle stem heeft.

‘Hoe is het zover kunnen komen?’

Audrey N.: ‘Ik moest me bewijzen. Dat heb ik altijd gehad. “Wij zullen altijd sterker zijn dan jij”, zeiden mijn twee broers. Ik groeide op als een halve jongen. En ja, ik was brutaal. Ja, ik zette een grote mond op. Ik kon hard zijn. Maar toen ik in 2002 bij de spoorwegpolitie kwam, zag ik overal geweld.’

Audreys specialiteit was de kniestoot in het kruis van de mannen die ze op straat en in het station oppakten.

Ze had een methode aangeleerd van de anderen, zegt ze: ‘Je kijkt ze recht in de ogen. Je vraagt zo’n man of hij kinderen heeft en dan geef je hem een trap in zijn kruis.’

‘Hoe vaak heb je dat gedaan?’

‘Ik weet niet hoe vaak.’

‘U hebt ook met een matrak geslagen?’

‘Ja.’

Ze had het zo geleerd. Het gewelddadig gedrag bij Audrey, die voor haar politiecarrière een opleiding als opvoedster had gevolgd, sijpelde binnen. ‘Ik zag geregeld hoe mijn collega’s arrestanten in elkaar sloegen. In het begin maakte ik daar nog opmerkingen over.

‘Nieuwelingen moeten hun mond houden’, kreeg ik te horen.

‘Ik dacht dat ik mijn collega’s dan maar beter kon imiteren. Om erbij te horen. Ik wilde tonen dat ik als vrouw respect kon afdwingen, niet alleen van mijn collega’s maar ook van de mannen die ik arresteerde.’

‘Geweld tegen de mensen die we arresteerden, was heel normaal in onze ploeg.’

En tijdens de zittingen, die lang duren, die tijden van wachten zijn, zit ze hand in hand met haar vriend. Ze schreit de hele tijd. En ze verklaart wat ze zelf niet kan verklaren: ‘Ik weet niet wat me bezielde. Ik ben beschaamd. Volgens mijn psychiater was ik mijzelf niet. Het waren stukjes van mezelf, die ik dacht te moeten zijn als politievrouw. Ik ben nog altijd in behandeling.’

Ze werkte een tijd als kantoorbediende. Nu zoekt ze werkt via interimbureaus.

*

Ook de andere hoofdbetichte, Christine L., weet niet wat haar bezielde. Het lijkt alsof ze uit de hel komt, zegt ze en ze weet niet welke richting ze nu uitgaat. Ze werkt in het restaurant van haar familie, in de keuken. Het politie-uniform, haar droom, verruild voor de koksmuts. Het oude leven afgegooid, het nieuwe in het sop.

‘Ik zoek nog altijd een verklaring voor wat ik deed. Ik heb pas achteraf beseft dat ik me toen als een beest heb gedragen.’

‘Ik voelde me bespot als ik door het zuidstation liep in uniform. Ik was niet groot van gestalte. En wij werden aan ons lot overgelaten. Niemand hield ons tegen.’

En ook Frederic verklaarde dat ze overgelaten werden aan een te grote massa werk, dat ze meegesleurd werden in een golf van geweld.

En Philippe M., de man die beschouwd wordt als de menner van de bende, de man die wegens bijziendheid afgekeurd was bij de gendarmerie, die dan verpleegkunde ging studeren, die in Zwitserland patiënten verzorgde, die uiteindelijk toch bij de politie terechtkwam en aan de collega’s van de politieschool de cursus ‘geweldsbeheersing’ doceerde, die verklaart: ‘Ik heb nooit problemen gehad met geweld. Ik ben geen racist. Ik zat in een moeilijke scheidingsperiode. Ik probeerde mijn werk zo goed mogelijk te doen. Maar ik ben niet perfect. Bij de spoorwegpolitie werden we overweldigd door de criminaliteit. We moesten dagelijks enorm veel processen-verbaal uitschrijven. En een paar dagen later zagen we de mannen die we gearresteerd hadden alweer vrij in het station rondlopen. Dat zijn geen aangename werkomstandigheden. Onze hiërarchische oversten gaven ons soms uiteenlopende instructies, ook vervelend.’

En ja, geeft hij toe. Ik heb een man een slag in zijn gezicht gegeven. Maar hij had ons beledigd. Ik heb daar vijf dagen voor in de gevangenis gezeten. Dat is een duurbetaalde zonde.’

‘Philippe M. is een man met twee gezichten’, verklaarde een collega.

*

‘Asterix en Obelix’, zegt de advocaat die pleit voor de slachtoffers in naam van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen dat zich burgerlijke partij heeft gesteld. ‘Dit doet me denken aan Asterix en Obelix en het verhaal waarin men de Romeinen aan Obelix cadeau doet. Maar dit is geen stripverhaal. Dit is een nachtmerrie. Een Algerijn als verjaardagsgeschenk? De politie is er om iedereen te beschermen en de wet te handhaven, ook de wet tegen de ongelijke behandeling van burgers.’

Hij neemt het niet dat de agenten slechte werkomstandigheden en werkdruk inroepen als verzachtende omstandigheden. Hoeveel beroepsgroepen komen dagelijks in contact met armoede, geweld, dood, ellende? Hij noemt verpleegkundigen, artsen, deurwaarders… De feiten zijn alleen maar gestopt nadat een paar mensen ze aan het licht hebben gebracht. Is dat niet verontrustend, zo vraagt hij zich af.

‘En het is makkelijk om slachtoffers te kiezen van wie men weet dat ze zich niet kunnen verweren. Almacht over de machtelozen uit te oefenen. Want een mens zonder papieren betekende voor hen ‘niets’, velen begrepen de taal niet eens.’ En deze mensen roken het ideale slachtoffer, zo zegt de advocaat. En hij beschrijft niet alleen het jonge zigeunermeisje van twaalf. Over wie de ene politieagent tegen de andere had gezegd: ‘Die zigeunervrouwen beven en schrikken als ze een schaar zien. Hun haar is hun goud.’ En even later zag een collega een meisje schreiend en met kaalgeschoren hoofd uit de gangen van het bureau komen. Toen hij op een van de toiletten wilde gaan zitten, zag hij dat er lange zwarte haren in de toiletpot dreven.

En hij beschrijft de Algerijnse jongen: 1,50 meter lang, 45 kilo. Alleen in België aangekomen als niet-begeleide minderjarige. Tot zijn achttien werd hij opgevangen door een vereniging, en dan werd hij er aan de deur gezet. ‘Op zijn achttiende aan zichzelf overgelaten. Hij zocht toevlucht in drugs en verdovende middelen. En hij was bang van de politie. Ja, het ideale slachtoffer.’

*

Maar zoals de ene kleine groep bekende dat ze fout was geweest, in 2006, zo trachtten agenten van het andere deel van de groep ook de rechter te overtuigen dat ze al genoeg hadden geleden. Benoit W.: ‘Ik ben geschorst geweest. Ik ben sinds het jaar ’92 bij de politie. Ik heb nog nooit iemand geslagen. Ik heb geholpen bij de ramp in Buizingen in 2010. En nu is er op mijn carrière een pauzeknop gezet.’ Benoit W. had al gevraagd via de Raad van State om niet terug te vallen op een verminderd salaris met 25 procent. ‘Ik heb intussen het examen van commissaris afgelegd. En ik ben met glans geslaagd, maar kan de functie nog altijd niet opnemen.’

En Ludo C. zegt: ‘We waren met veel te weinig mensen. Over die muziekdoos waarover jullie het hadden, heb ik nooit gehoord. Ik heb het alleen in de pv’s gelezen.’

‘Voor sommigen is dit hele verhaal al jaren een nachtmerrie. Ze zijn meegesleurd door collega’s die niet alleen wilden opdraaien voor hun zware fouten’, zeiden enkele advocaten.

En als mogelijke verklaring van het wangedrag blijven de meesten het vermoeden naar voren schuiven dat de verleiding om zelf het recht te laten gelden groot was. Even groot als de vermoeidheid steeds opnieuw te constateren dat dezelfde verdachten systematisch werden vrijgelaten door justitie.

Alle politiemensen op het proces aanwezig klagen over de lamentabele werking van justitie.

*

En ze maken het nu zelf mee hoe het gaat. Tijdens de laatste zittingsdag, 8 januari 2014, moest de zitting meer dan twee uur stil liggen omdat men vergeten had een Nederlandse tolk te voorzien voor de Nederlandstalige politieagenten die moesten verschijnen. In tussentijd werd er een geboeide bende binnengeleid, waar uiteindelijk toch niets over kon worden gezegd omdat men vergeten had een vertaler erbij te roepen. Dan kwam een jonge man na maanden wachten even voor de rechter, hij was valselijk beschuldigd. Uitspraak binnen een maand. Dan bleek er echt geen vertaler vindbaar voor de aanwezige agenten. ‘Toch even bellen’, zei Cudell. Tussendoor las voorzitter Cudell de verdicten voor van een paar Oost-Europeanen die niet ter zitting verschenen, maar het land werden uitgewezen. Op een draf. Tot er een tolk Frans-Nederlands verscheen.

‘Roep nu snel alle advocaten weer bijeen’, dan kunnen we de verdediging van iedereen vandaag afronden.

*

‘De verdediging heeft er alles aan gedaan om tijd te verliezen door nutteloze bijkomende onderzoeksdaden en zinloze beroepen bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling en het Hof van Cassatie’, zei substituut van de procureur des Konings Jean-Marie Mawet. De feiten dateren van lang geleden, maar volgens het parket is dat geen reden om mildere straffen op te leggen.

In december eiste het parket tot vier maanden gevangenisstraf voor de agenten die worden beschouwd als de aanstokers. Vier maanden tot twee jaar voor de anderen. Voor de hoofdinspecteur die de leiding had in het commissariaat de vrijspraak. Hij zou niet op de hoogte geweest zijn van het wangedrag van zijn ondergeschikten. Slechts voor een agent die verstek liet gaan, eiste de aanklager een effectieve gevangenisstraf van 40 maanden. Voor de anderen kon hij zich verzoenen met een straf met uitstel en opschorting.

‘Betrokkenen hebben zware schade toegebracht aan het imago van de politie en het vertrouwen dat de burger in de politie mag hebben.’

*

‘Mensenrechtendilemma’s zijn in geen enkel beroep zo aan de orde als bij de politie’, zei de commissaris-generaal van de federale politie, Catherine De Bolle, twee weken geleden. En ze kondigde aan dat iedere politie-inspecteur in opleiding vanaf april een bezoek zal brengen aan de Kazerne Dossin. Dat voor de lesmodule: ‘Holocaust, Politie en Mensenrechten’. Op de website van de federale politie staat het zo omschreven: ‘De manier waarop tijdens de nazibezetting gewone Belgische politieagenten ingezet werden om vaak gewelddadige razzia’s op Joden uit te voeren, illustreert dit ten overvloede. Archiefstukken tonen aan dat toen gebruikte strategieën om ethische dilemma’s te omzeilen ook vandaag nog herkenbaar zijn. Maar ze tonen ook aan dat er een marge is voor verzet. Een inzicht in de historische casus van collectief geweld is verhelderend voor een politieopleiding. Wie wéét hoe een groep naar geweld kan verglijden, is daar beter tegen bestand en kan ook weerwerk bieden.’

Op 26 februari 2014, valt in de 54e kamer van de correctionele rechtbank van Brussel het verdict over de agenten van de spoorwegpolitie die beticht worden van het schenden van mensenrechten anno 2006.

‘Ze beledigden hem: “Je bent shit, merde. T’es qu’une merde. Je bent zelfs geen hond.”‘

‘Ik heb pas achteraf beseft dat ik me toen als een beest heb gedragen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content