Op elf september 2001 werd Osama Bin Laden vijand nummer één van de Verenigde Staten. Toch konden in de dagen na de terreuraanslagen tientallen leden van de familie Bin Laden ongehinderd uit de VS vertrekken. Dankzij een vrijgeleide van het Witte Huis. Dat onthult Craig Unger in zijn boek over de geheime relatie tussen de machtigste twee dynastieën van de wereld: de familie Bush en het Huis Saud. In voorpublicatie leest u hier een bekorte versie van het eerste hoofdstuk.

Voormalig vice-president Al Gore strandde in Oostenrijk. Oud-president Bill Clinton kwam in Australië vast te zitten. Alle wedstrijden in de hoogste klassen van het honkbal werden opgeschort. Het Amerikaanse luchtruim was weer bijna even maagdelijk als in de tijd van de eerste vlucht van de Kitty Hawk van de gebroeders Wright. Amerika was als verlamd door de terreuraanslagen van elf september 2001 en twee dagen lang kon er praktisch niemand de lucht in.

Praktisch niemand, behalve de Saudiërs. Prins Bandar Bin Sultan Bin Abdul Aziz, de Saudische ambassadeur in Washington, orkestreerde immers meteen de uittocht van ruim 140 Saudiërs vanuit alle hoeken van het land. Onder hen bevonden zich verwanten van het huis van Saud, de familie die over het koninkrijk Saudi-Arabië heerst en die dankzij de onmetelijke olievoorraden van het land ongetwijfeld de rijkste familie van de wereld is. Ook de verwanten van de familie Bin Laden werden in veiligheid gebracht. Deze intimi en vertrouwelingen van de Saudische koninklijke familie bezitten een miljardenconglomeraat van bouwbedrijven, maar de familie heeft ook de beruchte terrorist Osama Bin Laden voortgebracht.

De 52-jarige prins Bandar was veruit de bekendste vertegenwoordiger van zijn land in Amerika. Met zijn getrimde geitensik en zijn maatpakken stond hij alom bekend als de Arabische Gatsby, maar in feite was hij de belichaming van de tegenstrijdigheden die een modern, mondain, westers georiënteerd lid van het huis van Saud eigen zijn.

Ondanks zijn pose als playboy van de westerse wereld was prins Bandar diep in zijn hart een sleutelfiguur in de wereld van de islam. Zijn vader, prins Sultan, was minister van Defensie en tweede in de lijn van troonopvolging. Bandar was een neef van de hoogbejaarde Saudische koning Fahd en een kleinzoon van wijlen koning Abdul Aziz, de stichter van het hedendaagse Saudi-Arabië. Als een door de wol geverfd internationaal di- plomaat wist Bandar precies hoe hachelijk de positie van zijn familie was.

Enerzijds was het huis van Saud een islamitische theocratie, wier macht berustte op het verbond tussen de koninklijke familie en het wahhabitisch fundamentalisme. Deze felle, strenge islamitische sekte bleek een vruchtbare voedingsbodem voor een wereldwijd terroristisch netwerk dat aanzette tot een gewelddadige jihad tegen de Verenigde Staten.

Anderzijds was Amerika, ofwel de Grote Satan zelf, de belangrijkste bondgenoot van het huis van Saud. Een vluchtig onderzoek van deze relatie brengt meteen al opzienbarende tegenstrijdigheden aan het licht: Amerika, het baken van de democratie, bewapent en beschermt een meedogenloze theocratische monarchie. De Verenigde Staten, de gezworen verdediger van Israël, staan ook borg voor de veiligheid van het wahhabisme, de soennitisch fundamentalistische sekte die een van de doodsvijanden van Israël en Amerika is.

In de nasleep van 11 september kwamen de onderhuidse spanningen in de relatie tussen Amerika en Saudi-Arabië bloot te liggen. Duizenden onschuldigen waren omgekomen en het gros van de moordenaars was naar verluidt van Saudische afkomst. Bandar hoopte vurig dat de eerste meldingen over de Saudische betrokkenheid overtrokken waren. De terroristen van Al-Qaeda stonden er immers bekend om dat ze valse paspoorten gebruikten. Maar op 12 september om tien uur ’s avonds – ruim 36 uur na de aanval – belde een hooggeplaatste CIA-functionaris – volgens Newsweek CIA-directeur George Tenet – Bandar thuis op om hem het slechte nieuws mee te delen: vijftien van de negentien kapers waren Saudische ingezetenen. Bandar vertelde later: ‘Het was alsof de Twin Towers nu boven op mijn hoofd terechtgekomen waren.’

Voor de Saudiërs waren goede public relations op dit moment van het allergrootste belang. Bandar huurde snel pr-gigant BursonûMarsteller in en liet overal in de Verenigde Staten krantenadvertenties plaatsen, waarin de aanslagen werden veroordeeld en elke betrokkenheid van Saudi-Arabië werd ontkend.

Bin Laden & Disney

Maar Osama Bin Laden was natuurlijk wel een Saudiër, en niet zomaar de eerste de beste. De familie Bin Laden maakte deel uit van een handvol schatrijke families die zo nauw met het huis van Saud verbonden waren, dat ze feitelijk als een extensie van de koninklijke familie dienden.

Net als prins Bandar belichaamt de familie Bin Laden het huwelijk tussen de Verenigde Staten en Saudi-Arabië. Hun immense bouwbedrijf, de Saudi BinLaden Groep, bankiert bij de Citigroup en belegt via Goldman Sachs en Merrill Lynch. In de loop van de jaren hebben de Bin Ladens zaken gedaan met iconen van de westerse cultuur zoals Disney, Hard Rock Café, Snapple en Porsche. In het midden van de jaren negentig werden ze, net als verschillende leden van het huis van Saud, zakenpartners van voormalig minister van Buitenlandse Zaken James Baker en oud-president George H.W. Bush in de Carlyle Group, een gigantische particuliere investeringsmaatschappij die in Washington DC gevestigd is.

De meeste Bin Ladens en leden van het huis van Saud, die in de Verenigde Staten verbleven, waren jonge professionals of studeerden aan een hogeschool of universiteit. Een groot aantal van hen hield zich op in de omgeving van Boston omwille van de hoge concentratie van universiteiten aldaar. Abdullah Bin Laden, een jongere broer van Osama, is in 1994 aan de Harvard Law School afgestudeerd en hield kantoor in Cambridge, Massachusetts. Verschillende Bin Ladens hebben gestudeerd aan de Tuft University vlak bij Boston. Sana Bin Laden is aan het Wheelock College in Boston afgestudeerd en heeft een Saudisch festival in het Kindermuseum te Boston georganiseerd. Mohammed en Nawaf Bin Laden bezaten een wooneenheid in het appartementencomplex Flagship Wharf aan de Charlestown Navy Yard in Boston Harbor.

Sommige jonge, chique, mondaine leden van de familie Bin Laden lijken zelfs nog meer verwesterd dan prins Bandar. Wafah (of Waffa) Bin Laden, een 26-jarige afgestudeerde van de Columbia Law School, huurde voor zesduizend dollar per maand een loft in de modieuze wijk SoHo in New York. Ze overwoog een zangcarrière en was verzot op de nachtclubs van Manhattan, zoals Lotus, de Mercer Kitchen en Pravda. Op het moment van de aanval verbleef ze in het Zwitserse Genève en ze is daarna eenvoudig niet meer teruggekeerd naar de Verenigde Staten. Kameron Bin Laden, een neef van Osama, frequenteerde eveneens de nachtclubs van Manhattan. Deze dertiger besteedde op één dag dertigduizend dollar aan designkleding in Pravda’s boetiek aan Fifth Avenue. Hij koos ervoor om in de Verenigde Staten te blijven.

Osama’s halfbroer Khalil Bin Laden keerde echter wel terug naar Djedda. Khalil is getrouwd met een Braziliaanse en werd benoemd tot honorair consul van Brazilië in Djedda. Hij bezat een uitgestrekt landgoed van ruim acht hectaren in Winter Garden, Florida, in de omgeving van Orlando.

De leden van de Saudische koninklijke familie, die zich in september 2001 in de Verenigde Staten ophielden, waren over heel het land verspreid. Sommigen bevonden zich in Lexington (Kentucky), waar de jaarlijkse septemberveiling van eenjarige renpaarden plaatsvond. De verkoop van de beste racepaarden ter wereld werd na de terroristische aanvallen gestaakt, maar alweer de volgende dag hervat. De Saudische prins Ahmed Bin Salman kocht op 12 september twee paarden voor 1,2 miljoen dollar.

Andere Saudiërs voelden zich persoonlijk bedreigd. Kort na de aanval belde een Bin Laden – een niet nader genoemde broer van Osama – verwoed met de Saudische ambassade in Washington en vroeg om bescherming. De ambassade wees hem een kamer in het Watergate Hotel toe en liet hem weten dat hij zijn kamerdeur gesloten moest houden. Koning Fahd, de hoogbejaarde en lichamelijk verzwakte Saudische monarch, zond zijn afgezanten in Washington de volgende boodschap: ‘Tref maatregelen om de onschuldigen te beschermen.’

Tegelijk zond een Saudische prins een directief naar het politiebureau van Tampa in Florida, waarin werd gesteld dat er mogelijk gevaar dreigde voor jonge verwanten van het Saudische koningshuis, die in deze omgeving studeerden.

Bandar & Bush

Al voor de aanvallen was prins Bandar uitgenodigd om op 13 september naar het Witte Huis te komen, waar hij met president George W. Bush het vredesproces in het Midden-Oosten zou bespreken.

Als oudgediende van het diplomatiek korps in Washington had Bandar aan het eind van de jaren zeventig nog rackets gespeeld met de huidige minister van Buitenlandse Zaken, Colin Powell. Hij had voor wijlen CIA-directeur Bill Casey clandestiene operaties gerund, die zo vertrouwelijk waren dat ze zelfs voor president Ronald Reagan geheimgehouden werden. Naar verluidt hield hij ergens dertig gesloten attachékoffers verborgen, die een aantal van de grootste geheimen van de inlichtingenwereld bevatten. En in de afgelopen twintig jaar had Bandar een intieme relatie opgebouwd met de familie Bush, die verder reikte dan een louter politieke vriendschap.

De vergadering op de dertiende ging door zoals gepland, maar het politieke landschap van het Midden-Oosten was in de nasleep van de terreuraanvallen drastisch gewijzigd. Later zei een woordvoerder van de Saudische ambassade dat hij niet wist of de repatriëring van Saudiërs een van de gespreksonderwerpen was geweest.

Dat karwei was niettemin al aangevangen. In de vroege ochtend van 13 september werd de 49-jarige privé-detective Dan Grossi gebeld door het politiebureau van Tampa in Florida. ‘De politie had sinds 11 september bescherming geboden aan enkele Saudische studenten’, herinnert Grossi zich. ‘Ze vroegen of ik belangstelling had om deze studenten van Tampa naar Lexington in Kentucky te begeleiden, want dat kon het politiebureau zelf niet doen.’

Grossi kreeg te horen dat hij naar het vliegveld moest gaan, waar een kleine jet klaarstond om hem en de Saudiërs mee te nemen. Er werd niets over een specifieke vertrektijd gezegd en Grossi twijfelde hevig of deze klus wel kon worden geklaard. ‘Eerlijk gezegd wist ik dat alles aan de grond werd gehouden. Ik had nooit gedacht dat het echt zou gebeuren.’ Niettemin belde Grossi voormalig FBI-agent Manuel Perez voor assistentie, want men had hem gevraagd een collega mee te nemen. Ook Perez liet zich amper overtuigen. ‘Ik zei Grossi nog: “Vergeet het maar.” Vandaag gaat er niemand de lucht in.’

De twee mannen hadden een gegronde reden voor hun twijfels. Minuten na de terroristische aanvallen op 11 september verzond de Amerikaanse luchtvaartdienst FAA een speciale mededeling naar alle luchthavens van het land. In deze zogeheten Notice to Airmen (NOTAM) werd bevolen dat alle vliegtuigen in het Amerikaanse luchtruim zo snel mogelijk moesten landen en dat geen enkel vliegtuig mocht opstijgen. In eerste instantie werd er geen enkele uitzondering gemaakt. Toen de situatie gestabiliseerd leek, accepteerden sommige luchthavens vluchten voor medische noodgevallen en militaire operaties, maar dat kwam slechts sporadisch voor.

Dan Grossi ontving echter op 13 september tussen half twee en twee uur ’s middags een telefoontje waarin hem meegedeeld werd dat de Saudiërs zouden worden afgeleverd bij Raytheon Airport Services. Toen hij bij deze particuliere hangar op de internationale luchthaven van Tampa aankwam, werd hij al opgewacht door Manny Perez.

Toestemming Witte Huis

In de terminal werd Grossi nog door een vrouw uitgelachen, omdat hij dacht dat hij die dag zou gaan vliegen. De commerciële luchtvaart was weer enigszins op gang gekomen, maar om 10.57 uur vaardigde de FAA alsnog een NOTAM uit dat het particuliere luchtverkeer nog steeds verboden was. Drie particuliere vliegtuigen – in Maryland, West Virginia en Texas – overtraden dit verbod, maar ze werden alledrie door jachtvliegtuigen tot landen gedwongen. Heel het particuliere luchtverkeer in Amerika werd nog steeds aan de grond gehouden.

Toen arriveerde een van de piloten. ‘Jullie toestel staat klaar’, vertelde hij Grossi. ‘We kunnen vertrekken wanneer jullie maar willen.’

Wat er de volgende dag gebeurde, is door Kathy Steele, Brenna Kelly en Elizabeth Lee Brown vastgelegd in de Tampa Tribune van oktober 2001. Geen enkele andere Amerikaanse krant vond dit onderwerp toentertijd nieuwswaardig.

Grossi en Perez vertelden dat ze bleven wachten tot de Saudiërs verschenen, die alledrie duidelijk vroeg in de twintig waren. Daarop nam de piloot Grossi, Perez en de Saudiërs mee naar een goed ingerichte Learjet voor tien passagiers. Rond halfvijf vertrokken ze naar Lexington.

‘Ze moeten toestemming hebben gehad van iemand in de hoogste regeringskringen’, meent Perez.

‘De vluchtrestricties waren nog niet opgeheven’, vertelt Grossi. ‘Ik had gehoord dat daar op zijn minst toestemming voor nodig was van het Witte Huis. Ik had niet gedacht dat deze vlucht zou plaatsvinden.’

Grossi had geen idee wat de namen waren van de drie Saudische studenten die hij begeleidde. ‘Alles ging heel snel. Ik wist alleen dat het Saudiërs waren en dat ze goede relaties hadden. Eentje vertelde me dat zijn vader of oom goed bevriend was met George Bush senior.’

Wat hadden de Saudiërs gedaan om toestemming te krijgen? Volgens de FAA hadden ze geen toestemming en heeft de vlucht uit Tampa ook niet plaatsgevonden. ‘Er staat niets over in onze logboeken’, vertelde woordvoerder Chris White van de FAA aan de Tampa Tribune. ‘Het is niet gebeurd.’ Ook het Witte Huis zegt dat er geen vluchten hebben plaatsgevonden waarbij Saudiërs zouden zijn geëvacueerd.

Volgens Grossi landden ze na ongeveer een uur en drie kwartier op het Blue Grass Airport van Lexington, een populaire bestemming voor de Saudische racepaardenliefhebbers zoals prins Ahmed Bin Salman. Na hun aankomst werden de Saudiërs door een Amerikaan begroet, die ze onder zijn hoede nam en met hun bagage hielp. Op het teermacadam stond een 747 met Arabische opschriften klaar om hen naar Saudi-Arabië te brengen. ‘Naar mijn mening waren er op dat moment Saudiërs in Kentucky om racepaarden te kopen en ze zouden daarna met zijn allen terugvliegen’, aldus Grossi.

Met slechts drie Saudiërs aan boord was de Tampa-vlucht bijlange niet de enige mysterieuze vlucht die werd ondernomen. Op diverse plekken in de Verenigde Staten verzamelden zich leden van de omvangrijke familie Bin Laden, het huis van Saud en hun metgezellen. Voor hun vervoer waren er minstens zeven andere vliegtuigen beschikbaar. Officieel liet de FBI weten dat ze niets te maken had met de repatriëring van de Saudiërs. ‘Ik kan kort en klaar zeggen dat de FBI op geen enkele manier deze vluchten heeft gefacilieerd’, meldt speciaal agent John Iannarelli.

De rol van de FBI werd daarentegen door Bandar volstrekt anders omschreven: ‘In samenwerking met de FBI hebben we iedereen kunnen evacueren.’

Inmiddels beschikten de Saudiërs over minstens twee vliegtuigen om de Bin Ladens te repatriëren. Een daarvan begon overal in de Verenigde Staten familieleden op te pikken. Het vertrok op een onbekende datum vanuit Los Angeles naar Orlando in Florida, waar Osama’s broer Khalil Bin Laden aan boord ging. Vanuit Orlando vloog het vliegtuig op 19 september naar Logan Airport in Boston, onderweg nog enkele familieleden oppikkend.

Telkens wanneer het vliegtuig zich op een locatie op de start voorbereidde, raakte de FBI in discussie met Rihab Massoud, Bandars chargé d’affaires in de Saudi-Arabische ambassade te Washington. ‘Ik herinner me dat er heel wat gedoe met het kantoor van Bandar was, of ze konden vertrekken zonder dat wij wisten wie er aan boord ging’, vertelt een voormalig agent die bij de repatriëring van de Saudiërs betrokken was. ‘Bandar wilde dat het vliegtuig vertrok en wij benadrukten dat het vliegtuig niet kon vertrekken voordat wij precies wisten wie zich aan boord bevond.’

Uiteindelijk controleerde de FBI alleen de reisdocumenten en de identiteit van de passagiers.

Gecharterde Boeing

Intussen werkte president Bush vanuit het Witte Huis voltijds aan de mobilisering van een wereldwijde coalitie tegen het terrorisme. Prins Bandar had zelf al zijn steun toegezegd. Hij had bovendien beloofd dat Saudi-Arabië de wereldoliemarkt zou helpen stabiliseren. In een weergaloze demonstratie van hun controle over de oliemarkt hadden de Saudiërs 9 miljoen vaten olie naar de Verenigde Staten verzonden. De olieprijs zakte onmiddellijk van 28 dollar naar 22 dollar per vat.

Op dinsdag 18 september was door de familie Bin Laden een speciaal aangepaste Boeing 727 met ongeveer dertig eersteklas zitplaatsen gecharterd op Logan Airport. Dit toestel vertrok vanuit Boston met vijf Bin Ladens aan boord naar een bestemming in het buitenland.

Op woensdag 19 september ontmoette president Bush de president van Indonesië – het bevolkingrijkste islamitische land van de wereld – en de ministers van Buitenlandse Zaken van Rusland en Duitsland. Zijn speechschrijvers werkten aan een aansprekende toespraak voor de volgende dag, waarin het terrorisme officieel de oorlog werd verklaard. ‘Onze oorlog tegen het terrorisme… zal niet eindigen voordat elke terreurgroep met een mondiale omvang is opgespoord, tot staan gebracht en verslagen’, beloofde Bush plechtig.

De Boeing 727 die vanuit Los Angeles via Orlando naar Washington was gevlogen, stond inmiddels op het punt om op Logan International Airport in Boston te landen.

Logan verkeerde nog steeds in grote chaos. De twee gekaapte vliegtuigen die tegen de Twin Towers van het World Trade Center te pletter waren gevlogen, waren vanaf hier vertrokken. De luchthaven lag zwaar onder vuur omdat haar falende beveiliging de kapingen mogelijk zou hebben gemaakt. Hoewel de Amerikaanse luchtvaartdienst het commerciële luchtverkeer op 13 september had vrijgegeven, ging Logan door allerlei veiligheidskwesties pas twee dagen later op 15 september open. Zelfs toen kwam het luchtverkeer nog maar langzaam op gang.

In de vroege middag van 19 september kwam in het crisiscentrum van Logan de melding binnen, dat een gecharterd privé-toestel enkele leden van de familie Bin Laden kwam oppikken. Luchtvaartdirecteur Tom Kinton reageerde vol ongeloof. ‘We hadden net de gruwelijkste terreurdaad uit de geschiedenis meegemaakt,’ vertelt hij. ‘En voor onze ogen voltrok zich nu hier de evacuatie van de Bin Ladens!’

Steeds weer opnieuw vroeg Tom Kinton de FBI om een officieel bericht. ‘Vertel de toren dat dat vliegtuig hier niet binnen komt voordat iemand in Washington ons laat weten dat het in orde is’, zei hij.

Terwijl het vliegtuig van de Bin Ladens al bijna ging landen, wisten de hoge omes van Logan Airport nog altijd niet wat er aan de hand was. De contraterreureenheid van de FBI werd verondersteld voorop te gaan in de strijd tegen het binnenlandse terrorisme, maar ze stond niet eens op het punt om de Saudiërs te ondervragen.

‘Het antwoord was elke keer hetzelfde: “Laat ze maar gaan.” En op 19 september vertrokken ze dan, onder dekking van de nacht’ schreef Kintons collega Virginia Buckingham later in de Boston Globe.

De meerderheid van de Saudiërs in deze vliegtuigen had uiteraard niets met Osama Bin Laden te maken. De familie Bin Laden heeft duidelijk laten weten dat zij ‘deze betreurenswaardige gebeurtenis, die tot de dood van zoveel onschuldige mannen, vrouwen en kinderen heeft geleid, krachtig veroordeelt, verwerpt, en strijdig met het islamitisch geloof acht’. Er kunnen ook overtuigende argumenten worden aangevoerd waarom het niet in het belang was van de koninklijke familie en de familie Bin Laden om de terroristen een helpende hand toe te steken.

Anderzijds ging het hier om het grootste misdrijf uit de recente geschiedenis van de Verenigde Staten. Er werd nu een wereldwijde klopjacht van ongekende proporties op stapel gezet. Duizenden mensen waren nog maar net door Osama Bin Laden vermoord. Was het dan niet zinnig om op zijn minst zijn verwanten en andere Saudiërs te ondervragen, die hem misschien – al dan niet onopzettelijk – hadden geholpen?

De experts op het gebied van de nationale veiligheid konden nauwelijks geloven dat alle leden van de uitgebreide Bin Laden-clan het contact met Osama verbroken hadden. ‘Er is geen enkele reden om aan te nemen dat ieder afzonderlijk familielid hem heeft laten vallen’, zegt Paul Michael Wihbey, een staflid van het Institute for Advanced Strategic and Political Studies.

Truman Balcony

Vincent Cannistraro, een ex-hoofd van het Contraterreur Centrum van de CIA, vertelde de New Yorker: ‘Ik volg de Bin Ladens al jaren. Het is heel gemakkelijk om te zeggen: “We verstoten hem” en veel familieleden hebben dat gedaan. Toch kruipt ook hier het bloed waar het niet gaan kan.’

Nadat Bandar op donderdag 13 september 2001 in het Witte Huis was aangekomen, trokken hij en president Bush zich op het Truman Balcony terug. Op dit openluchtbordes, dat door de zuilen van het South Portico wordt afgeschermd, is al menigmaal tijdens een informeel gesprek geschiedenis gemaakt. In 1992 liep president George H.W. Bush het bordes op met Boris Jeltsin, de eerste democratisch gekozen president van Rusland, om het einde van de Koude Oorlog te vieren.

De huidige omstandigheden luidden wellicht ook het begin van een nieuw tijdperk in, maar in feite hadden Bandar en de president niets te vieren. Duizenden Amerikanen waren gedood. Ze waren omgekomen door een terroristische operatie die grotendeels door Saudiërs was gerund. Niettemin staken de beide mannen een Cohiba op en bespraken hoe ze in de oorlog tegen het terrorisme konden samenwerken.

De belangrijkste zaken bleven echter onbesproken. De twee mannen waren allebei telgen van de machtigste dynastieën van de wereld. De familie Bush en haar intimi – de hofhouding van de familie Bush, zo u wil – omvatte onder anderen: twee presidenten van de Verenigde Staten; de voormalige minister van Buitenlandse Zaken James Baker, een invloedrijke figuur tijdens vier presidentiële ambtstermijnen; sleutelfiguren in de olie- en defensie-industrie; de Carlyle-groep; de Republikeinse partij; en nog meer, nog veel meer. De familie van Bandar wás feitelijk de regering van Saudi-Arabië, het machtigste land van de Arabische wereld. Ze bezat miljarden dollars en beheerde de grootste oliereserves van de wereld. De relatie tussen beide families was ongekend. Nog niet eerder had een president van de Verenigde Staten – laat staan twee presidenten uit dezelfde familie – een dermate hechte persoonlijke en financiële band gehad met de heersende familie van een buitenlandse mogendheid.

Toch hadden nog maar weinig Amerikanen door dat deze twee dynastieën, de familie Bush en het huis van Saud, een gedeeld verleden hadden dat minstens twintig jaar terugging. De Bushes en de Saudiërs waren niet alleen zakenpartners en persoonlijke vrienden, maar ze hadden ook gezamenlijk uitgebreide geheime operaties ondernomen en ze waren samen ten strijde getrokken. Ze deelden geheimen die te maken hadden met onvoorstelbare persoonlijke rijkdommen, een spectaculaire militaire macht, de rijkste energiebronnen van de wereld en de afschuwelijkste misdaden.

Ze waren betrokken geweest bij het Iran-Contra-schandaal en bij de geheime Amerikaanse steun aan de moedjahedien in de oorlog in Afghanistan, waar Osama Bin Laden uit voortgekomen was. Onder vice-president Bush hadden de Saudiërs zich achter de Verenigde Staten opgesteld en zeven jaar lang de wrede dictator Saddam Hussein gesteund, van wie bekend was dat hij massavernietigingswapens gebruikte. Op het privé-vlak hadden de Saudiërs Harken Energy ondersteund, de noodlijdende oliecompagnie van George W. Bush. In de jaren negentig hadden ze gemene zaak gemaakt met zijn vader door in de Carlyle Group te investeren. In de Golfoorlog van 1991 vochten de Saudiërs mee aan de kant van Bush senior. En nu was er dan de repatriëring van de Bin Ladens, een gebeurtenis die niet had kunnen plaatsvinden zonder toestemming van de hoogste leidinggevende kringen in de regering van president George W. Bush.

Alleen Bush en Bandar weten wat zich 13 september 2001 op het Truman Balcony afgespeeld heeft, maar de banden tussen de twee families waren zo sterk dat het Bush weinig hoofdbrekens zal hebben gekost om de Saudiërs te laten vertrekken.

De banden tussen de twee families zijn een publiek geheim dat in bepaalde opzichten evenzeer opvalt als het spreekwoordelijke paard in de gang. Tegelijk hebben zelfs de meest ervaren journalisten er niet echt goed zicht op. Dat komt misschien doordat deze relatie de hele aardbol en verschillende periodes omspant, vanaf het tijdperk Reagan – Bush en de regering-Clinton tot en met het presidentschap van George W. Bush. Als we de omvang en betekenis van deze relatie begrijpen willen, zullen we tienduizenden, in vergetelheid geraakte krantenverhalen moeten doorpluizen en talloze boeken van journalisten en historici moeten doorlezen. We zullen ontelbare ‘geheime’ documenten en verslagen van bijna vergeten Congresonderzoeken moeten bestuderen over het gesjoemel in het bedrijfsleven en bedrog door de overheid. We zullen in de tijd moeten terugreizen naar de oorsprong van Al-Qaeda en de trainingskampen van de moedjahedien tijdens de Afghaanse oorlog. We zullen de Iraans-Iraakse oorlog van de jaren tachtig, de Golfoorlog van 1991 en de oorlog in Irak van 2003 moeten analyseren. We zullen moeten nagaan wat zich heeft afgespeeld in de bedrijfssuites van de oliebaronnen in Dallas en Houston, in het hoofdkantoor van de Carlyle Group, in de commandokamer van het Witte Huis en in de luxueuze paleizen van de Saudische oliemiljardairs. Er zullen talrijke politici, oliemanagers, contraterreuranalisten, CIA-agenten en zakenlieden uit Washington, Saudi-Arabië en Texas moeten worden geïnterviewd. We zullen moeten proberen de vernuftig verborgen agenda’s en de opzettelijk duistergehouden bedrijfsrelaties te doorgronden.

Alle gegevens zullen ten slotte aan elkaar moeten worden gebreid tot het relaas van de langdurige overheersing van het wereldpodium door de familie Bush en het huis van Saud. En uit dat relaas kunnen we slechts één opmerkelijke, onvermijdelijke en schokkende conclusie trekken, namelijk dat de geheime relatie tussen deze twee invloedrijke families het tijdperk van de terreur mede heeft opgeroepen en dat ze aanleiding heeft gegeven tot de tragedie van 11 september.

INFO : Craig Unger, ‘De familie Bush en het Huis Saud’, Mets & Schilt (Amsterdam) en Globe (Brussel).

‘We hadden net de gruwelijkste terreurdaad uit de geschiedenis meegemaakt, en voor onze ogen voltrok zich nu de evacuatie van de Bin Ladens!’

‘Veel familieleden hebben Osama verstoten. Toch kruipt ook hier het bloed waar het niet gaan kan.’

‘De familie Bush en het Huis van Saud hebben een gedeeld verleden dat minstens twintig jaar teruggaat.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content