Sinds 2008 is de Europese economie amper met zeven procent gegroeid. En omdat Europa economisch blijft falen, stelt JONATHAN HOLSLAG, blijft het ook politiek teleurstellen.

Goed zes jaar geleden ging een schokgolf door Europa. De beurzen kelderden en de rente op schuld ging voor een aantal landen door het plafond. Sindsdien werd voor ruim 500 miljard euro aan financiële steun aan lidstaten gegeven, werd voor goed 700 miljard euro aan geldverruiming gedaan en werd het ene na het andere strategische plan met veel bravoure wereldkundig gemaakt: plannen voor groei, plannen voor banen, plannen voor een nieuw evenwicht binnen de eurozone, plannen voor nieuwe energie en plannen voor technologie. Veel hebben die plannen evenwel niet opgeleverd.

Sinds 2008 is de Europese economie amper met zeven procent gegroeid. Het probleem is vooral dat dit povere herstel in de cijfers nog veel bescheidener uitpakt in het dagelijkse leven van de Europese burgers. In acht landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Italië, ligt het werkelijk beschikbare inkomen van de gezinnen lager dan in 2008. Er zijn ook nog steeds vijf miljoen minder mensen aan het werk. De jongerenwerkloosheid schommelt nog altijd rond de 22 procent en daarbij komt een flinke toename van deeltijds werk. Meer dan een vijfde van de Europese jobs is vandaag deeltijds.

Bedrijven investeren dus minder in mensen, maar daartegenover staan nauwelijks meer investeringen in machines. Hoewel het zelden zo goedkoop was om te lenen, zijn de investeringen in machines en informatica sinds 2008 amper met vier procent toegenomen. Dat heeft alles te maken met de verzwakking van de Europese markt. Ongeveer twintig procent van de industriële capaciteit ligt stil. De handel van goederen en diensten tussen de Europese lidstaten is sinds 2008 maar met een kleine drie procent gegroeid. En buiten Europa is de concurrentie met andere grote spelers zoals China en de Verenigde Staten alleen maar groter geworden.

Optimisten voeren dan vaak aan dat er vooruitgang is geboekt met het stabiliseren van de eurozone. De kloof tussen de landen met tekorten, zoals Griekenland, Spanje en Italië, en landen met overschotten, zoals Duitsland, Nederland en Denemarken, is kleiner geworden. Dat succes is echter vooral het gevolg van hun dalende import en veel minder van hun toenemende export. Tezelfdertijd is het overschot van Duitsland, Nederland en Denemarken opgelopen van 175 tot 305 miljard. Het aandeel van dat overschot in hun productie is zelfs in geen dertig jaar nog zo groot geweest. De ogenschijnlijk gezonde balansen maskeren dus de zwakte van de binnenlandse vraag.

Ook op andere fronten bleven vorderingen uit. In de nasleep van de eurocrisis klopten de politieke leiders zich op de borst meer te zullen doen voor technologische innovatie, maar het aandeel van de Europese Unie in de wereldwijde uitvoer van hoogtechnologische goederen is in zes jaar tijd gesloken van 38 naar 33 procent. Er was ook de belofte om minder afhankelijk te worden van ingevoerde fossiele brandstoffen. Alleen al de gasinvoer uit Rusland is sinds 2008 met vijftig procent gegroeid, en tegen 2025 zou die nog eens met tien procent stijgen. Tot zover het succes van de energiepolitiek.

Die economische stilstand is natuurlijk niet de verantwoordelijkheid van de Europese instellingen en gelukkig zien burgers dat in. Het vertrouwen in de Europese instellingen is zelfs weer wat toegenomen. Het resultaat is vooral meer politieke versplintering en wanneer het centrum verder verzwakt, klinken radicale eurosceptische stemmen natuurlijk het luidst. Daardoor worden regeringen nog meer onder druk gezet om weerwerk te bieden tegen nieuwe afspraken aangaande bijvoorbeeld de belastingen, duurzaamheid en arbeidsomstandigheden.

Diezelfde politieke versplintering maakt het bijzonder lastig voor Europa om gezamenlijke belangen door te drukken ten aanzien van economische grootmachten. Lidstaten struikelen over elkaar heen om in de gratie te komen bij de Verenigde Staten en China. De Britten gingen bij het bezoek van de Chinese president net niet zover om het koningshuis in te zetten als feestcomité, in de hoop meer investeringen aan te trekken. Zowat alle landen doen hun uiterste best om groeilanden niet tegen de haren in te strijken met strengere milieuregels. Omdat Europa economisch blijft falen, blijft het ook politiek teleurstellen – én omgekeerd. We hebben een implosie voorlopig afgewend. Dat is een verdienste. Maar de grote stagnatie zet zich onverminderd voort en maakt Europa kwetsbaarder dan ooit.

Jonathan Holslag (1981) is professor internationale betrekkingen aan de VUB. Recent verscheen zijn essay Vlaanderen 2055.

De Europese lidstaten struikelen over elkaar heen om in de gratie te komen bij de Verenigde Staten en China.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Expertise