Anderhalve maand geleden toonde de Amerikaanse president George W. Bush zich in zijn State of the Union bezorgd over de mensenrechten in Irak: ‘Iraakse vluchtelingen vertellen ons hoe bekentenissen worden afgedwongen: door kinderen voor de ogen van hun ouders te martelen. Internationale mensenrechtenorganisaties hebben nog andere methodes beschreven die in de Iraakse folterkamers worden toegepast: toedienen van elektrische schokken, verbranden met hete ijzers, zuren op de huid laten druppelen, verminken met elektrische boren, uitrukken van de tong, verkrachten. If this is not evil, then evil has no meaning. Vanavond heb ik een boodschap voor het moedige en onderdrukte volk van Irak: uw vijand omsingelt uw land niet, uw vijand regeert uw land. En de dag waarop hij en zijn regime van de macht worden verdreven, zal de dag van uw bevrijding zijn.’

Maar de internationale mensenrechtenorganisaties tonen zich evenzeer, en steeds nadrukkelijker, bezorgd over de Verenigde Staten. Eind vorig jaar publiceerde The Washington Post een ophefmakend artikel over de methodes die de Amerikanen toepassen bij de ondervraging van gevangenen die verdacht worden van banden met al-Qaeda. ‘Hoewel de regering officieel het gebruik van foltering afkeurt,’ schreef de krant, ‘verdedigde elke veiligheidsfunctionaris die voor dit artikel werd geïnterviewd het gebruik van geweld als rechtvaardig en noodzakelijk.’ Volgens een anonieme CIA-bron die nauw betrokken is bij de operaties, kan dat gewoon niet anders: ‘Als je niet af en toe van sommigen de mensenrechten schendt, doe je waarschijnlijk je job niet.’ Het is ‘operationele flexibiliteit’, luidt het. Uitzonderlijke tijden vergen nu eenmaal uitzonderlijke maatregelen.

Sinds 11 september 2001 hebben de VS in totaal naar schatting drieduizend verdachten gearresteerd in het kader van hun war on terror. Die worden onder meer vastgehouden in Guantánamo, een Amerikaanse legerbasis op Cuba; in Bagram, een basis in Afghanistan; en op Diego Garcia, een eiland in de Indische Oceaan dat de VS leasen van het Verenigd Koninkrijk. Van meet af aan hebben organisaties zoals Amnesty International en Human Rights Watch erop gewezen dat de VS in die strijd tegen het terrorisme zowel de universele mensenrechten als de eigen grondwet met de voeten treden.

Historica Leen Van Hoorde vergelijkt de huidige antiterreurmaatregelen met de anticommunistische maatregelen van vijftig jaar geleden. ‘De VS trokken weinig lessen uit de excessen waartoe de angst voor de communisten toen leidde’, zei ze eind vorig jaar in Knack. ‘Maar zoals toen zullen de VS zich ooit berouwen dat ze andermaal de grondwettelijke rechten en vrijheden met de voeten treden.’

Enkele inmiddels vrijgelaten gevangenen hebben getuigd hoe ze werden geketend, geboeid, geschopt, geslagen en dagenlang wakker gehouden. In The Washington Post stond beschreven hoe al-Qaeda-kopstuk Abu Zubayda werd ‘overtuigd’ om informatie prijs te geven: tijdens zijn arrestatie, vorig jaar in Afghanistan, liep hij drie schotwonden op – zijn ondervragers dienden hem ‘op selectieve wijze’ pijnstillers toe. In Bagram, waar geen humanitaire pottenkijkers worden toegelaten, zijn ondertussen twee gevangenen overleden, vermoedelijk aan de gevolgen van lichamelijk geweld. En honderden verdachten zijn – bij wijze van outsourcing – illegaal overgebracht naar landen als Jordanië en Egypte, die altijd door de VS zelf zijn veroordeeld om hun folterpraktijken. In 2001 vermeldde een rapport van de Amerikaanse overheid over Jordanië nog methodes als slaapdeprivatie, slagen op de voetzolen, langdurige isolatie en het ‘gebruik’ van familieleden om een verdachte aan te zetten tot praten.

Het universele folterverbod is glashelder geformuleerd in verschillende verdragen (zie kaderstuk): folteren kan niet, nooit, met niemand, onder geen enkele voorwaarde. Toch vragen een aantal Amerikaanse academici en commentatoren zich af of het ‘soms’ ook niet ‘een beetje’ mag. Niet om misdadigers te straffen. Niet om politieke tegenstanders te terroriseren. Niet om bekentenissen af te dwingen. Maar wél, in uitzonderlijke omstandigheden, om ‘groter onheil’ te voorkomen. Zelfs over de technieken die in zulke gevallen zouden kunnen worden toegestaan, wordt door sommige voorstanders duidelijkheid geschapen. In de VS is de bekende advocaat Alan Dershowitz niet te beroerd om daar concreet op in te gaan: naalden onder de vingernagels.

RECHTSZEKERHEID VOOR DE BEUL

‘Ik wil maximale pijn, minimale dodelijkheid’, zei Dershowitz eind vorig jaar in een interview met Salon.com. ‘Mijn voorstel is bewust heel expliciet, omdat ik niet vaag wil zijn. Sommige mensen vragen mij of ik zelf bereid zou zijn om te folteren. En mijn antwoord is: ja, ik zou het doen als ik dacht dat ik op die manier zou kunnen voorkomen dat een hele stad werd opgeblazen.’

Dershowitz – die overigens beweert dat het ‘apocalyptische terrorisme’ van 11 september een logische uitloper is van het ‘rationele terrorisme’ van de Palestijnen, dat volgens hem door de internationale gemeenschap wordt ‘beloond’ – heeft twee uitgangspunten. Eén: het folterverbod wordt in de praktijk nu eenmaal voortdurend overtreden. Ook de CIA foltert. Wie dat ontkent, is naïef. Dus, zegt hij, moeten we ervoor zorgen dat de folteraar tenminste rechtszekerheid heeft en dus weet wanneer, op welke manier en in welke omstandigheden hij wettelijk gesproken mág folteren – onder medisch toezicht. Twee: er zijn omstandigheden denkbaar waarin folteren geoorloofd moet zijn. Hij verwijst naar een klassiek dilemma: dat van de tikkende tijdbom.

Men stelle zich voor dat de politie weet dat er over een uur, ergens in een winkelcentrum, een tijdbom zal ontploffen. De politie weet niet in wélk winkelcentrum, maar heeft wel alvast de dader kunnen arresteren. Ze zijn zeker dat hij de dader is. Maar de dader zwijgt in alle talen. De bom ontploft over een uur. Nu is de vraag: hoe ver mag de politie gaan? Weegt het recht van die ene – schuldige – dader om niet gefolterd te worden op tegen het recht van honderden – onschuldige – burgers om niet in de lucht geblazen te worden? Nee, vindt Dershowitz, die daarmee filosofisch gesproken een zogenaamd utilitaristisch rekensommetje maakt: meet de consequenties van ‘folteren’ en ‘niet folteren’, weeg die tegen mekaar af en kies vervolgens voor het ‘minste’ kwaad, leed of onheil.

Sinds 11 september spreekt die consequentialistische benadering (de juistheid van een handeling wordt bepaald door de gevolgen ervan) wel meer Amerikanen aan. Een aantal columnisten, onder wie Jonathan Alter in Newsweek, vindt dat de vraag of het folterverbod nog wel absoluut is, op zijn minst met een ‘open geest’ moet kunnen worden gesteld. Lichamelijk martelen legaliseren? Nee, vindt Alter. Maar uitleveren aan landen die het minder nauw nemen met het folterverbod? Waarom niet? Psychologisch martelen? Moet kunnen – bijvoorbeeld, een techniek die de CIA naar verluidt in Panama heeft gebruikt: gevangenen tot waanzin drijven door hen ononderbroken bloot te stellen aan het geluid van stervende konijnen. Het toedienen van waarheidsserum? Vindt Alter ook oké. De Amerikaanse geheime diensten hebben van de president in bepaalde omstandigheden zelfs een license to kill gekregen, zegt hij, dus waarom zou folteren niet kunnen? Dat overleven de slachtoffers tenminste nog.

De controversiële Amerikaanse filosoof Michael Levin verdedigde in 1982 de opheffing van het folterverbod. In zijn essay The Case for Torture gaf hij een nog creatiever voorbeeld dan dat van de tijdbom. Stel je voor, schreef hij, dat terroristen een pasgeboren baby ontvoerd hebben uit een kraamkliniek: ‘Ik heb vier moeders gevraagd of zij de foltering van die ontvoerders zouden goedkeuren als dat nodig zou zijn om hun baby terug te krijgen. Ze zegden allemaal ja.’

DE WIND VAN DE MIDDELEEUWEN

Eind vorig jaar arresteerde de Duitse politie Magnus Gägfen, de man die een 11-jarig bankierszoontje had ontvoerd in ruil voor losgeld. Gägfen had tegen zijn ondervragers al een paar keer gelogen over de plek waar ze de jongen konden vinden. Men begon zich ernstig zorgen te maken. Hoe langer de man weigerde om de waarheid te zeggen, hoe groter de kans dat ze de jongen niet meer levend zouden terugvinden. En dus tekende een officier een officiële toelating om Gägfen te bedreigen met ‘pijn zoals hij die nog nooit had gevoeld’. Er werd een expert in zelfverdediging overgevlogen om die pijn toe te dienen, en er zou een dokter aanwezig zijn om toezicht te houden. Volgens de advocaat van Gägfen had de politie ook gezegd dat twee medegevangenen klaar stonden om zijn cliënt te verkrachten. Het dreigement werkte: Gägfen zei waar ze de jongen, die hij weliswaar meteen na de ontvoering al had vermoord, konden vinden.

De zaak veroorzaakte behoorlijk wat beroering in Duitsland. Een aantal magistraten en politici oordeelden dat de beslissing van de officier niet zomaar onvoorwaardelijk mocht worden veroordeeld. Het weekblad Stern hield een enquête onder de Duitse bevolking, waaruit bleek dat een meerderheid die beslissing goedkeurde. In Duitsland staat op foltering – en de dreiging ermee staat gelijk aan de daad zelf – een gevangenisstraf van tien jaar. En dat moet vooral zo blijven, vinden zowat alle politici. Alleen al de discussie over de eventuele opheffing van het totale folterverbod is volgens sommigen ongewenst en schadelijk.

Dat zo’n debat de geesten rijp kan maken voor een koerswijziging op het vlak van de mensenrechten, is een vrees die ook Amerikaanse journalisten en mensenrechtenactivisten delen. De inlichtingendienst FBI zou naar verluidt de geruchten over folteringen in Bagram zélf hebben gelekt, net om het debat daarover een beetje aan te zwengelen. In de hoop op steun bij de publieke opinie. Uit enquêtes blijkt dat ondertussen al meer dan vijftig procent van de Amerikanen zover is.

‘In België is hierover bij mijn weten nog geen maatschappelijk debat gevoerd’, zegt Stephan Parmentier, hoogleraar strafrecht aan de KU Leuven. ‘Maar ik verwacht wel dat het ooit zover komt. Waar de angst voor terreur bestaat, duikt de vraag vroeg of laat op. Maar de argumentatie die wordt gebruikt om uitzonderingen te vergoelijken, is op termijn nooit vol te houden. Als het principe op de helling wordt gezet, dreigt het steeds verder af te glijden. Er is wel een belangrijk verschil tussen Europa en de Verenigde Staten: wij redeneren vanuit een strafrechtelijke logica, de Amerikanen zitten momenteel volop in een oorlogslogica, en dan worden fundamentele rechten en waarden makkelijk opzijgeschoven. Waardoor je de paradox krijgt dat ze de waarden die ze willen exporteren, zelf niet naleven. Dan kun je je toch afvragen welk beeld de Irakezen op die manier van de Verenigde Staten krijgen.’

‘Het kan moeilijk zijn voor Amerikanen die de horror van 11 september hebben meegemaakt, om te aanvaarden dat iemand die gevangenzit in Afghanistan dezelfde basisrechten heeft, die moeten worden gerespecteerd’, zegt Jamie Fellner, een Amerikaanse woordvoerder van Human Rights Watch. ‘Daar anders over denken, komt neer op het accepteren van de waarden van de terroristen zelf.’

Het folterverbod heeft de status van jus cogens: het is ‘een dwingende norm van algemeen volkenrecht’, die ‘aanvaard en erkend is door de internationale gemeenschap van staten in haar geheel, als een norm waarvan geen afwijking is toegestaan en die slechts kan worden gewijzigd door een latere norm van algemeen volkerenrecht van dezelfde aard’. Die status hebben onder meer ook het verbod op slavernij, genocide en rassendiscriminatie.

En het utilitaire rekensommetje, waarbij alleen maar het leed van de gefolterde wordt afgewogen tegen dat van zijn eventuele slachtoffers, klopt niet: een barst in het folterverbod tast op termijn de hele samenleving aan. ‘Als je het venster op een kier zet,’ verklaarde een Duits parlementslid onlangs, ‘zal de kille wind van de Middeleeuwen algauw de hele kamer vullen.’

Joël De Ceulaer

Alleen al de discussie erover is volgens sommigen ongewenst en schadelijk.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content