Niet alleen de orderboeken, maar ook de PRB-boekhouding leverden onaangename verrassingen voor overnemer Astra. Gerald Bull en de Belgische wapenindustrie : slot.
TOT ZIJN ONTSLAG als voorzitter van de Astra-groep behoorde Gerald James tot het Britse conservatieve establishment. Toen hij en nadien ook zijn vriend en afgevaardigd bestuurder Chris Gumbley begin 1990 door het Astra-bestuur werd weggestemd, begon voor deze vijftiger een donkere periode. Publicist Stephen Dorril, schrijver van de bestseller ?The Silent Conspiracy” en uitgever van de nieuwsbrief ?Lobster” waarin hij geregeld bericht over de Britse geheime diensten en legerkringen, volgde de PRB-overname door Astra van dichtbij. ?Na zijn ontslag kreeg James overal de deur tegen de neus,” zegt Dorrill. ?In de opeenvolgende onderzoekscommissies in verband met wapenleveringen aan Irak en Iran hebben de conservatieven voortdurend gepoogd hem als een warhoofd voor te stellen. Hij was uiteraard een vervelende klant. Want gaandeweg werd duidelijk dat James de waarheid vertelde en bovendien zijn beweringen kon staven.”
Zijn afspraken belegt de nu werkloze James dezer dagen veelal in het Institute of Directors, een club in het Londense St James’s, waar bedrijfsleiders elkaar vinden. Vlakbij was ooit het hoofdkwartier van de Astra-groep die in 1992 werd ontmanteld en broksgewijs verkocht aan grote Britse en buitenlandse wapenbedrijven. Eind ’95 publiceerde hij zijn boek ?In the public interest”, waarin hij de achterkant van de internationale wapenhandel met het Midden-Oosten in het volle licht bracht. Het laatste hoofdstuk van het boek is helemaal gewijd aan het einde van de Astra-groep als gevolg van het PRB-avontuur.
?Astra moest verdwijnen. PRB moest verdwijnen,” begint James het gesprek. ?Je moet het allemaal in zijn tijd bekijken. In 1988 tot midden 1989 was met Irak geen vuiltje aan de lucht. De wapentrafiek naar dat land draaide op volle toeren. Maar na de Iraakse gasaanvallen op de Koerden, begon de handel met Saddam Hussein wat gênant te worden. Er werden vragen gesteld, in Groot-Brittannië, in de Verenigde Staten, in Duitsland, over de wapenuitvoer naar Irak. De Amerikanen en uiteraard ook de Britten kregen het op hun zenuwen van de berichten dat de Irakezen aan een nucleair en biochemisch arsenaal sleutelden. Terwijl precies die landen de Irakezen het nodige materieel daarvoor hadden verkocht.”
Dat Astra maar ook PRB moesten verdwijnen, is een overtuiging die bij oud-kaderleden van de Belgische munitiefabrikant leeft. ?Destijds dacht ik : dit kan niet, dit alles is georchestreerd,” zegt een gewezen PRB-manager. ?Als je PRB om zeep wilde helpen, kon je geen beter scenario bedenken. Vroeger vermoedde ik de onzichtbare hand van één van onze concurrenten, Charter Industries in Singapore. Maar intussen, met alles wat nu bovendrijft,….”
Enkele PRB-managers hadden al de indruk dat een schoonmaakoperatie bezig was toen ze daags voor de overname door Astra ’s morgens op het hoofdkwartier aan de Brusselse Tervurenlaan arriveerden. ?We ontdekten dat alle kasten waren onderzocht. De meeste confidentiële documenten en vooral voor PRB bezwarende stukken, onder meer in verband met de Tirrena-contracten, dat waren de leveringen via Italië aan Iran, bleken verdwenen,” herinnert één van de kaderleden zich.
?Het is opvallend,” vervolgt James, ?dat alleen de kleinere wapenbedrijven zoals Astra, PRB, Matrix Churchill, Ordtec, Euromac begin 1990 in een handomdraai van de kaart werden geveegd. Terwijl grote operateurs, die dicht aanleunen bij het internationale business-establishment, zoals British Aerospace, Royal Ordnance, Plessey, Thorn EMI, Marconi, Vickers, Ferranti en Charter Industries, die eveneens Iraakse of Iraanse boter op het hoofd hadden, er beter van werden.”
WINST EN VERLIES.
Op 17 juli 1989 tekende Astra een eerste akkoord met Gechem en de Generale Maatschappij van België voor de overname van PRB. James had de aanvankelijke vraagprijs van om en bij 2,4 miljard naar beneden onderhandeld tot 1,4 miljard frank. Een jaar later, dag voor dag, op 17 juli 1990, ging PRB over kop. Het eerste ernstige alarm klonk echter al op 18 april 1990 op.
Die ochtend kreeg ACV-afgevaardigde Rik Plettinck bij PRB-Kaulille een telefoontje van de vakbondscentrale in Brussel. Hem werd gezegd dat algemeen directeur Guy Cardinael om 11 uur de PRB-boeken zou neerleggen bij de Brusselse handelsrechtbank. Nadat eerder al de nieuwe eigenaar Astra had geweigerd de financiële nood van PRB te lenigen, hadden nu ook de Generale Bank en de Bank Indosuez de kredietlijnen van PRB doorgeknipt.
Plettinck polste meteen Gustaaf Ectors, directeur in Kaulille. Die wist van niets. Ectors alarmeerde zijn collega Willy Janssen de Vroom bij PRB-Balen. Uiteindelijk bleek geen van de directeurs van de vijf PRB-vestigingen in Mechelen, Kaulille, Balen, Clermont en Matagne op de hoogte van het naderende onheil.
Terwijl Cardinael de boeken neerlegde, deelde voorzitter Etienne Davignon de aandeelhouders van de Generale mee dat de groep in 1989 een winst van 20,1 miljard frank had geboekt en dat het dividend met 10 procent werd verhoogd. In die winst van Generale zat niet alleen de fiscaal bijzonder renderend fusie, waarbij het verlieslatende Acec de rijke Union Minière opslorpte, maar ook de 1,4 miljard frank die Astra voor PRB betaalde.
In de jaren die aan de verkoop aan Astra vooraf gingen, was PRB al duchtig afgeslankt. Midden de jaren tachtig kon het bedrijf nog bogen op een omzet van 12 miljard frank en meer. Maar toen de Italiaanse financier Carlo De Benedetti zijn beursraid tegen de Generale inzette, was de neergang volop bezig. In één van zijn interviews zou De Benedetti nog smalend uithalen : ?De Generale heeft in haar portefeuille zelfs het enige verlieslatende wapenbedrijf ter wereld.”
AFGESLANKT.
Sommigen schreven de neergang van de munitiefabrikant toe aan het onvriendelijke klimaat in België. PRB was pas, samen met andere wapenleveranciers, het mikpunt geweest van een parlementaire onderzoekscommissie. Anderen wezen op de opgeklaarde Oost-West-betrekkingen. Overal ter wereld werd in de defensiebudgetten gesnoeid. Hoe dan ook, na de raid van De Benedetti werd het personeelsbestand bij PRB van om en bij 3.000 naar 1.500 gereduceerd.
Die afslanking was bedoeld om de Generale-dochter aantrekkelijker te maken voor eventuele overnemers. Nog voor Astra in de piste verscheen, had Gechem- en PRB-baas Jean Duronsoy gepeild bij andere wapenbedrijven zoals het Britse Royal Ordnance, het Franse Giat, het Amerikaanse General Defence en Olin, het Duitse Rheinmetall en het Spaanse Explosivos de Rio Tinto. Maar geen van die ondernemingen was bereid PRB integraal over te nemen.
Uiteindelijk werd Astra benaderd. Het op de Londense beurs genoteerde bedrijf, met vestigingen in de Verenigde Staten, was in een tiental jaar tijd uitgegroeid tot één van de meest agressieve overnemers in de wapenbranche. De bekendste overname tot dan gold die van British Manufacture & Research Company, beter gekend als BMARC. Die opkoop was voor Astra van strategisch belang om te kunnen concurreren met het pas geprivatiseerde Royal Ordnance, de vaste leverancier van het Britse leger. Met die privatisering, zo was ze bij Astra verzekerd, zou de interne markt voortaan voor alle bedrijven toegankelijk zijn. Dra bleek echter dat de Britse regering een geheim akkoord had gesloten met British Aerospace, de overnemer van Royal Ordnance, waarin het bedrijf voor de volgende vijf jaar voor 80 procent de exclusieve leverancier van het leger bleef. Die overeenkomst, het zogenaamde Explosives, Propellant and Related End Products Agreement, hield in dat slechts voor de overige 20 procent, andere bedrijven maar ook nog Royal Ordnance mochten meedingen. Een cadeau van formaat voor British Aerospace, een financiële tegenvaller voor Astra. Niettemin toonde de groep belangstelling voor de overname van PRB. ?Om onze positie voort te versterken,” legt James uit. ?PRB was gespecialiseerd in munitie van zware kalibers en van het internationaal gewaardeerde base bleed. PRB was dus bijzonder complementair voor Astra.”
PARANOIA.
De onderhandelingen met Astra werden niet gevoerd door de PRB-directie, maar door die van het moederbedrijf Gechem, met Jean Duronsoy aan het hoofd, en de Generale-top. Elk contact met Astra-volk was ze bij PRB verboden. In de onderhandelingen, zo was ze door Duronsoy opgedragen, mochten alleen de Gechem-cijfers worden gehanteerd. En die waren hoogst riant. Voor 1989 werd voor PRB een omzet van meer dan zes miljard frank en winst van nagenoeg 170 miljoen voorspeld. Voor 1990 opteerde Gechem zelfs voor een omzet van 6,8 miljard frank.
De auditors van Stoy Hayward, door Astra uitgestuurd om de PRB-boeken uit te vlooien, kregen evenwel geen inzicht in de lopende orders. ?Neen,” argumenteerden ze bij Gechem. ?Want als de overname niet doorgaat, kan Astra daar zijn voordeel mee doen.” Maar ook andere documenten kregen ze slechts drupelsgewijs doorgespeeld. ?Het leek wel alsof ze bij Gechem allemaal aan paranoia leden,” getuigde Tim Laxton, één van de auditors, achteraf.
?Wij onderhandelden op basis van de cijfers die we kregen,” zegt James. ?En gingen er van uit dat die correct waren. Behalve met Duronsoy en zijn mensen hadden we ook gesprekken met Etienne Davignon, Hervé de Carmoy en Georges Ugeux. Zij verzekerden ons dat alles klopte als een bus. Ook hun adviseurs van Warburg in Londen en de Generale Bank in Brussel garandeerden de financiële gezondheid van het bedrijf.”
Toen in september 1989 de definitieve overeenkomst werd getekend, rolden plotseling allerhande lijken uit de PRB-kast.
?Alles begon met het dubieuze order van Jordanië, waarvan ons door adjunct algemeen bestuurder Philippe Glibert werd duidelijk gemaakt dat het voor het Iraakse superkanon was bestemd,” vertelt James. ?Rond die tijd kwam Duronsoy aandragen met herziene omzetprognoses.”
Achteraf bleek dat ze in mei 1989, maanden voor het eerste overnamecontract met Astra werd gesloten, bij Gechem en allicht ook bij Generale wisten dat ze op basis van achterhaalde cijfers onderhandelden.
Op 29 mei immers stuurde Philippe Glibert een lange nota naar het PRB-directiecomité waarin hij de vooruitzichten voor 1989 en ’90 onder de loupe nam. Zo schreef Glibert : ?Alleen nieuwe contracten die er tijdens de volgende zeven maanden zeer snel moeten komen, kunnen onze omzet boven de catastrofale 5-miljardgrens houden.” En hij besloot zijn nota met : ?… ça passe ou ça casse à court terme, douloureusement votre…” Guy Cardinael bevestigde die bevindingen in een nota aan Duronsoy.
OVERHAASTIG.
Volgens een geschreven verklaring van Jean Duronsoy voor de onderzoekscommissie van het Britse Department of Trade and Industry (DTI) was het pessimisme van Glibert ingegeven door diens verzet tegen de overname door Astra. ?Glibert toonde vooral belangstelling voor het aanbod van het Amerikaanse Olin,” legde Duronsoy uit. ?Maar dat bedrijf wilde alleen Clermont overkopen en had Glibert het directeurschap beloofd. Bovendien vernam ik dat Glibert en blijkbaar ook commerciëel directeur Jean-Louis Jourdain gesprekken bleven voeren met Gerald Bull.”
?Wij, bij de Generale, waren van dit alles niet op de hoogte,” verdedigt Etienne Davignon zich. ?Het is duidelijk dat Astra en hun auditoren de PRB-boeken onvoldoende hebben nageplozen. Ze waren veel te gehaast. In hun plaats zou ik niet zo snel hebben getekend.”
?Onzin,” repliceert James. ?Het was Gechem en de Generale die snel wilden handelen. Op de duur kwamen we zelfs onder druk van onze belangrijkste aandeelhouders zoals 3i, Prudential en Clerical and Medical die vonden dat we veel te terughoudend waren. Achteraf werd ons door de PRB-bestuurders ook verweten dat we, eens de overname gebeurd was, geen belangstelling hadden voor het dagelijks beheer en dat we geen industrieel beleid hadden. Ze vergeten evenwel dat we overeengekomen waren de dagelijkse leiding tot 1 januari 1990 ongemoeid te laten voortwerken, kwestie van de vooropgestelde objectieven te behalen. Als PRB de voor 1989 aangekondigde omzet en winst bereikte, moest Astra bovenop de 1,4 miljard nog eens 120 miljoen frank op tafel leggen. Toen we tijdens de laatste maanden van ’89 de volle omvang van het débâcle en dan heb ik het nog niet over de complicaties met het contract van Gerald Bull onder ogen kregen, was het te laat.”
De Astra-leiding wilde na de ontdekking van de tegenvallende cijfers niet meteen op de vuist met Gechem en de Generale. Ze poogde tot een vergelijk te komen en stelde de Generale voor een participatie van 30 procent te nemen in Astra, en dat gedurende minstens één jaar. Daar wilden ze bij de Generale niet van horen. ?We hadden PRB niet verkocht om nadien weer een participatie te nemen in het bedrijf,” legt Davignon uit.
Nadien vroeg Astra een schadeloosstelling van om en bij 600 miljoen frank. Maar ook daar hadden ze bij de Generale geen oren naar.
?Voor Astra kwam het erop aan een aantal financiëel precaire maanden te overbruggen,” legt James uit. ?Financiëel was het bedrijf gezond. We hadden onze schuldenlast onder controle. We stonden net op het punt een contract van 1,5 miljard pond te tekenen met Taiwan. Eens dat order aan het rollen ging, waren we uit de problemen.”
SMEERGELD.
Maar zover kwam het niet. Nog voor het jaareinde kwam Gerald James bij Astra onder toenemende druk om ontslag te nemen. In februari 1990 was het zover. Even later vloog ook de tweede in bevel, Chris Gumbley, de laan uit.
?Vreemd genoeg begon de zenuwachtigheid toe te nemen toen ik naar Saudi-Arabië reisde en Chris Gumbley naar Thailand trok, vergezeld van onze Oostenrijkse agent Harry Krantz en Tony Binek, een ex-medewerker van Bull die intussen voor PRB opereerde, om ter plekke de ware aard van een aantal PRB-bestellingen na te trekken,” herinnert James zich. ?In Thailand ontdekte Gumbley dat met het zogeheten Lopberi-contract ter waarde van zo’n 900 miljoen frank, een commissieloon zeg maar smeergeld van maar even 250 miljoen was gemoeid. Volgens James beweerde Gumbley dat die commissielonen niet alleen in Thailand werden uitbetaald, maar deels naar België en zelfs Groot-Brittannië terugvloeiden.”
Gumbley heeft deze aantijging nadien nooit publiekelijk herhaald. Onder oud-PRB-bestuurders wordt niet ontkend dat het Lopberi-contract een flink commissieloon vergde. ?Je weet hoe dat gaat in die landen…,” zegt één van hen. ?Maar in België laat staan in Groot-Brittannië werd nooit één frank smeergeld betaald.”
Ook over de contracten in Saudi-Arabië bestond volgens James onduidelijkheid. ?Er bleek daar een PRB-contract uit te staan voor 155-mm-munitie. Spul dat eigenlijk voor Irak was bestemd. Maar die bestelling bleek op de vooravond van de overname door Astra uit het orderboek van PRB te zijn gehaald. Het fijne daarvan heb ik nooit achterhaald.”
Al deze bevindingen waren uiteraard niet bevorderlijk voor de verstandhouding tussen Astra en PRB, waar de managers het nooit op de Britten hadden begrepen. ?De overname van PRB ging hun krachten te boven. Wij wisten dat, en bij de Generale beseften ze dat ook,” zegt een ex-PRB-kaderlid. Bovendien circuleerde bij PRB het gerucht dat Gumbley in het Verre Oosten had getracht persoonlijk een percentje te innen op de lopende PRB-contracten. Hij en Krantz zouden ook Jourdain hebben aangesproken om een partij Joegoslavische munitie te verpatsen en de winst met hun drieën te delen. Jourdain, zo wordt verzekerd, weigerde.
CABAAL.
Nog voor 1 januari 1990 kwamen Astra en de Generale tot een vergelijk. De Generale betaalde ongeveer 175 miljoen frank terug aan Astra. ?Er waren immers aan beide kanten fouten gemaakt,” verduidelijkt Davignon.
Na het vertrek van Gerald James en Chris Gumbley vroegen de nieuwe Astra-bestuurders het Department of Trade and Industry een onderzoek in het bedrijf door te voeren. Een hoogst ongewone démarche. Nooit eerder had een Brits bedrijf zo’n verzoek tot de DTI gericht.
?De DTI-commissie was een doofpotoperatie,” beweert James. ?Samen met Gumbley werd ik van verregaande roekeloosheid beschuldigd bij de overname van PRB. Een bende klunzen gevlooid door een troep schurken, klonk het in de media. Opvallend is evenwel dat onze opvolgers geen enkele moeite deden om het contract met Taiwan te finaliseren. Een contract van levensbelang voor het voortbestaan van de Astra-groep… en voor PRB. Geen van de daarop volgende onderzoekscommissies die zich over de verdoken wapenhandel met Irak en Iran boog, heeft de grote jongens aangepakt. Alleen de kleine garnalen werden platgedrukt. Zelfs rechter Richard Scott, die onlangs de regeringsverantwoordelijkheid in verband met de leveringen aan Irak onderzocht, deed geen moeite om het geldspoor uit te rafelen. Alle gegevens die hem in dat verband werden verstrekt, veegde hij stilletjes onder de mat. Het waren nochtans sporen die overmijdelijk leiden naar de inner circle, hier in Groot-Brittannië en in de Verenigde Staten en wellicht ook in België, die de hele handel met het Midden-Oosten manipuleerde. Het gaat om een kleine groep van mensen, politici, zakenlui, die elkaar weten te vinden en die connecties onderhouden met bepaalde inlichtingendiensten ; een groep die ik in mijn boek als de cabaal bestempel.”
ONS KENT ONS.
?Neen, ik geloof niet in de grote samenzwering,” verdedigt James zich. ?Maar ik kan er niet naast kijken dat in en rond Astra en PRB een bepaalde groep elkaar vond. Bij Astra zaten we met Stefan Kock, een bestuurder die ooit voor de Midland Bank werkte en die, zoals hij zelf getuigde, een uitstekende relatie had met toenmalig afgevaardigd bestuurder van de Generale Hervé de Carmoy, ook een veteraan van de Midland. De Carmoy had het defensiedepartement van die bank geleid en wist dus af van alle wapentransacties met het Midden-Oosten die de bank meestal had gefinancierd. Tegelijk had Kock banden met de Britse inlichtingendiensten. Een andere gewezen Midland-bestuurder was Sir John Cuckney, ook een gewezen agent van de inlichtingendienst MI5 en voorzitter van onze belangrijkste aandeelhouder 3i. De connecties van Davignon met de internationale haute finance hoef ik u niet te schetsen. In de onderhandelingen dook één van Davignons kennissen op, Sir Kenneth Corfield, de voorzitter van TANKS, het oude Tanganyika Concessions, dat destijds door de Generale werd overgenomen om te controle op Union Minière te verwerven. Corfield is ook een gewezen topman van ITT. Al die onderlinge verbanden werd door geen enkele onderzoekscommissie belicht.”
Nadat Astra weigerde PRB nieuwe financiële middelen te verschaffen, kwam van een ernstig reddingsplan om de Belgische munitiefabrikant boven water te houden, niets in huis. In een mum van tijd werd het PRB-patrimonium verkaveld, soms op een onwaarschijnlijke manier. Zo werd de 180 ha tellende Kaulille-vestiging, met daarop onder meer een kasteelachtig guest house, door één van de curatoren voor een habbekrats verlapt aan de West-Vlaamse investeerder Gino Coorevits. Het wapentuig en de machines en kruitpersen alleen al werden door de nieuwe eigenaar voor meer dan 100 miljoen frank verkocht. Van alle PRB-vestigingen bleef alleen Clermont behouden. Het is nu in handen van het Franse wapenbedrijf SNPE. Andere delen, zoals de technische gegevens, zeg maar het handelsfonds van PRB-Balen, werd voor amper 7 miljoen verkocht aan het Franse Giat. Ter vergelijking : Giat stortte het dubbele, 15 miljoen frank, in de VZW Reconversiefonds opgezet door de vakbonden ABVV en ACV voor de ontslagen PRB-arbeiders. Het fonds dat ook door andere opkopers werd gespijsd, kreeg finaal zo’n 60 miljoen frank bijeen.
Verrassend genoeg stortte ook de Generale Maatschappij in de loop van 1993 een eerste bijdrage van 11,3 miljoen frank in de arbeiderskas. ?De Generale voelde zich ondanks de overname door Astra toch moreel verantwoordelijk voor de arbeiders,” legt Davignon uit.
WIT ZAND.
Vooraf echter hadden de vakbonden een overeenkomst ondertekend met de Generale Bank en Indosuez. Daarin stond onder artikel 3 dat met deze bijdrage tot het Reconversiefonds, de vakbonden afzien van elke actie of klacht tegen de Generale Bank en Indosuez. De deal met de Generale was vooral een gevolg van discrete gesprekken tussen Michel Nollet, toenmalig nationaal secretaris van de socialistische vakbond ABVV, en de Generale-top. Maar allicht ook van de woelige betoging van PRB-arbeiders in Brussel, waarbij een vrouw door een verdwaalde politiekogel werd gedood.
Onlangs vernamen de bestuurders van het Reconversiefonds via het ABVV dat er binnenkort nog een bijkomde storting van de Generale volgt. Waardoor het totaal van de stortingen door de Generale op zo’n 30 miljoen frank zou worden gebracht.
Alleen voor de kaderleden van PRB, die van de vakbonden geen toegang kregen tot het Reconversiefonds, kreeg het faillissement een pijnlijke nasleep. ?Tal van die kaderleden kregen nadien privé-moeilijkheden,” vertelt één van hen. ?Sommigen geraakten aan de fles. Ik ken minstens twee zestigers die nog gingen scheiden als gevolg van financiële moeilijkheden. Alleen de kaderleden die bij PRB op gevoelige posten zaten, geraakten nadien onder de pannen, bij Cockerill, SNPE of GIAT.”
Honderdenvijf kaderleden daagden Gechem, intussen omgedoopt tot Recticel, voor de rechter om alsnog een ontslagvergoeding te krijgen. Het totaal van die vorderingen komt neer op zo’n 600 miljoen frank. Volgens mensen die het kunnen weten, is Recticel financiëel niet bij machte om dit bedrag te betalen. ?Wij willen niet het einde van Recticel,” zegt één van de kaderleden. ?Er kan altijd een regeling worden uitgewerkt.”
In een eerste proces kregen de kaderleden ongelijk van de rechtbank. Die oordeelde dat PRB op het moment van het faillissement geen eigenaar meer was van PRB en dus geen enkele verplichting meer had. Anderzijds wijzen de kaderleden, die in beroep hun gelijk willen halen, op de morele verantwoordelijkheid van Gechem/Recticel en van de Generale en op de vaststelling dat PRB op het moment van het faillissement feitelijk werd geleid door Gechem-managers en niet door Astra. Het waren ook Belgen die de boeken neerlegden. De Britse eigenaars waren op de fatale datum in geen velden of wegen te bekennen.
Intussen blijft de Generale-groep nog altijd, zij het via een omweg, bij het oude PRB betrokken. Want de gronden van PRB-Balen behoren nog altijd toe aan de NV Balim, een verre dochter van de holding. In afwachting van de uitspraak in het juridisch conflict tussen de Vlaamse Gemeenschap en de grondeigenaars, wordt in Balen het erg vervuilde terrein opgeruimd door de NV Demico, een Gimv-filiaal. Voor rekening van de Vlaamse Gemeenschap. Die operatie komt neer op een kost van meer dan 100 miljoen frank. Bij Balim wachten ze inmiddels geduldig af. ?Want eens de oude PRB-grond zuiver en de juridische perikelen achter de rug, willen ze starten met de ontginning van wit zand. Een heus goudmijntje,” verzekeren ze in Balen.
Rik Van Cauwelaert
Woedende PRB-arbeiders voor de hoofdzetel van de Generale Bank.
Een vervelende nota voor Gechem en de Generale : geen winst maar fors verlies.
Generale-voorzitter Etienne Davignon : Astra was te gehaast.
Ex-Astra-baas Gerald James : Astra en PRB moesten verdwijnen.