Han Renard

‘Ook als de Vlamingen eenzijdig de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde in het parlement zouden goedkeuren, zal de koning die wet braaf ondertekenen’, zegt professor publiek recht Paul Van Orshoven.

Over het branddossier Brussel-Halle-Vilvoorde werd tijdens de informele contacten van het voorbije weekend met geen woord gerept – ‘niks’, volgens een Franstalige onderhandelaar. Maar als de onderhandelende partijen begin september nog steeds geen akkoord hebben gevonden over de splitsing van de tweetalige kieskring, dan dreigt het nieuw verkozen parlement dat varkentje in hun plaats te zullen wassen.

In de Kamer liggen verschillende wetsvoorstellen ter splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde te wachten, waarvan de behandeling al op 6 september, als de Kamercommissie Binnenlandse Zaken voor het eerst bijeenkomt, kan worden aangevat. Voor de Vlamingen is dat een stok achter de deur – de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde kan in principe immers met een gewone (Vlaamse) meerderheid worden goedgekeurd. Open VLD-voorzitter Bart Somers waarschuwde de Franstalige partijen eind vorige week in duidelijke bewoordingen het niet zover te laten komen.

Indien de Vlamingen in de Kamer eenzijdig de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde zouden doorduwen, dan trekken de Franstaligen ongetwijfeld aan de alarmbel. Daarmee zou het dossier opnieuw op de tafel van de regering belanden, de zittende regering welteverstaan, die dan 30 dagen heeft om een uitweg uit de impasse te zoeken.

Kan en mag een regering van lopende zaken dat wel? Professor publiek recht Paul Van Orshoven (K.U. Leuven) ziet er geen graten in. ‘De term lopende zaken wekt verkeerdelijk de indruk dat die regering zich alleen met onbelangrijke kwesties mag bezighouden. Maar juist over dit soort hoogdringende zaken mag en móét een regering van lopende zaken zich buigen.’ Slaagt de regering er niet in een oplossing te formuleren, dan is het parlement na dertig dagen opnieuw aan zet, en is de kans groot dat het voorstel wet wordt en ter ondertekening naar de koning gaat.

Waarmee de koning voor een delicaat dilemma komt te staan. Ondertekenen of niet – in beide gevallen jaagt hij één taalgroep van zijn verscheurde koninkrijk tegen zich in het harnas. Maar Van Orshoven twijfelt er niet aan dat de koning bij een door het parlement goedgekeurde splitsing ‘braaf tekent’. ‘Of je kunt niet alleen België, maar ook de monarchie vergeten.’

Wat als in de komende weken blijkt dat Vlamingen en Franstaligen eigenlijk niet meer in staat zijn samen een regering te vormen?

‘Er komt een moment waarop de bestaande wettelijke regelgeving er in feite niet meer toe doet’, aldus de professor. ‘Ik denk dat steeds meer verstandige mensen er rekening mee houden dat Vlaanderen finaal kan besluiten uit België te stappen, zonder dat daarvoor de grondwettelijk vereiste tweederdemeerderheid wordt gezocht. Omdat het niet kan blijven duren dat een minderheid van de bevolking de legitieme en democratische aspiraties van de meerderheid aan haar laars lapt. Ook Tsjechië en Slowakije zijn uiteengegaan op een manier waarin in de grondwet niet was voorzien.’

Professor Van Orshoven ziet dat als een moderne variant van de historische ‘eed in de kaatsbaan’, een vrije vertaling van het beroemde ‘serment du jeu de paume’uit de Franse Revolutie. Op 20 juni 1789 zwoer de verzamelde burgerij, die zichzelf beschouwde als de échte vertegenwoordiger van de Franse natie, in de overdekte koninklijke kaatsbaan van het paleis van Versailles de dure eed niet uiteen te zullen gaan vóór Frankrijk tot een constitutionele monarchie was omgevormd. Hoewel juridisch waardeloos, noopte dit burgerprotest koning Lodewijk XVI uiteindelijk tot het bijeenroepen van een constituante.

‘In de geest van de eed in de Kaatsbaan is het desnoods geoorloofd om, in weerwil van de bestaande grondwettelijke regels, met een eenvoudige meerderheid van Nederlandstaligen in Kamer en Senaat eruit te stappen. Legitimiteit daarvoor kan worden ontleend aan het bestaan van een brede consensus bij de Vlaamse bevolking en haar politieke leiders dat het anders moet.’ De professor publiek recht wil in verband met de huidige communautaire patstelling ook nog dit kwijt. ‘De Franstaligen herhalen steeds maar: on est demandeur de rien. Wil iemand hen erop wijzen dat in deze context het behoud van het status-quo vragen, wel degelijk iets vragen is, en wel heel erg veel?’

Han Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Expertise