Op vier september 1944 trokken Britse Shermantanks Antwerpen binnen en verlosten de Sinjoren van vier jaar Duitse bezetting. Maar na de bevrijding kwamen de bommen: vanaf oktober zouden Duitse V1- en V2-bommen nog een half jaar lang dood en vernieling zaaien in de strategische havenstad. Over die ‘vergeldingscampagne’ heeft Koen Palinckx nu een met uniek fotomateriaal geïllustreerd boek geschreven: ‘Antwerpen onder de V-bommen, 1944-1945’. Een voorpublicatie.

Koen Palinckx, ‘Antwerpen onder de V-bommen, 1944-1945’, Pandora, Antwerpen, 2004, 144 blz., euro 14.

Voor de Antwerpenaren waren de septemberdagen een tijd van roes en euforie geweest. De Duitsers waren verdreven, de gehate bezetting was voorbij. Toen de eerste V-bom viel, had men nog niet door dat het ergste voor Antwerpen nog moest komen en dat de oorlog in alle hevigheid zou terugkeren. De eerste reacties op de V-bommen waren er van ongeloof en verbijstering. Als de oorlog voorbij was en Duitsland steeds meer terrein verloor, hoe kon men Antwerpen dan nog treffen, vroegen velen zich af. De Duitse V-bom was in oktober 1944 voor vele mensen nog een redelijk onbekend wapen. Van de V1 hadden sommigen al gehoord, de V2 kende men helemaal niet. Antwerpen was ook totaal niet voorbereid op een grootscheeps bombardement met V-bommen. In september 1944 beschikte Antwerpen over een zeer slecht draaiende en amper opgeleide Passieve Luchtbescherming (PLB) die uit slechts 800 manschappen bestond.

Adolf Hitler begreep maar al te goed dat de geallieerden hun overmacht konden halen uit de enorme toevloed aan materieel en manschappen en de snelheid waarmee dit ingezet kon worden. Een ding was duidelijk: Antwerpen mocht niet opengesteld worden als geallieerde bevoorradingshaven. Op 4 september gaf Hitler een order: ‘ Vanwege het optrekken van vijandelijke tanks in de richting van Antwerpen is het heel belangrijk geworden voor de verdere vooruitgang van de oorlog om de forten van Boulogne en Duinkerken, de defensiegebieden bij Calais, het eiland Walcheren, het bruggenhoofd bij Antwerpen en de posities langs het Albertkanaal tot Maastricht toe te blijven bezetten.’

De Duitse Führer hield nog een andere troefkaart achter de hand: zijn Vergeltungswaffen 1 en 2 die nu ingezet konden worden om de haveninstallaties van Antwerpen te vernietigen. Het V1-offensief richting Londen woedde sedert juni 1944, de V2 zou snel volgen. Nu men niet meer kon beschikken over lanceerinrichtingen die voldoende dicht bij het Britse vasteland gelegen waren, nam de druk alsmaar toe om de V2 die een veel groter bereik had, in te zetten.

Het waren elementen van de Lehrbatterie 444 onder leiding van Major Schulz die in de vroege voormiddag van de 8e september vanuit Sterpigny in de Ardennen twee V2’s lanceerden naar Parijs. Nog diezelfde dag werd het offensief op Parijs gestaakt en begonnen de aanvallen op Londen door mobiele lanceerinstallaties. Die bevonden zich in Holland in bosrijk gebied zoals het Haagse Bos, Wassenaar, Bloemendaal en Loosduinen. Een eerste V2 trof Chiswick, met twee dodelijke slachtoffers tot gevolg. Vanaf midden september werden ook enkele V2’s gelanceerd vanuit Serooskerke op Walcheren.

Op 12 oktober gaf Hitler veldmaarschalk Gerd Von Rundstedt en SS-generaal Hans Kammler het bevel om nog enkel Antwerpen en Londen aan te vallen met de V2-raketten. De V2 zou in hoofdzaak ingezet worden vanuit lanceerinrichtingen in Nederland. Het doel van de operatie op Antwerpen was de haven zoveel mogelijk schade toe te brengen. Bovendien moesten de V-bommen als Vergeltungswaffe zorgen voor een golf van terreur onder de burgerbevolking en bij de geallieerde legers. De V-wapens waren niet erg accuraat en het Duitse opperbevel wist perfect dat ze niet erg effectief waren tegen kleinschalige militaire doelen, maar wel effect konden hebben tegen steden als Londen of Antwerpen. Dat daarbij vele honderden burgers zouden worden gedood, vormde geen enkel probleem. Generaal Walter Dornberger, de chef van het team dat de V2 ontwikkelde, was van mening dat de V-bom een ideaal wapen was om in te zetten tegen burgerdoelen. Ook kolonel Max Wachtel deelde deze mening en was een overtuigd voorstander van het terreureffect van de V-wapens. Kolonel Thom, de latere stafchef van de divisie die de V-bommen lanceerde, stelde het in 1943 nog scherper: ‘ De A4 (V2) is het brutale antwoord op brutaliteit! De A4 is niet bedoeld voor de verdediging, maar voor de aanval û het is terreur tegen terreur!’

Oorverdovende klap

De eerste V-bom op Antwerpen viel op vrijdag 13 oktober 1944, rond kwart voor tien ’s morgens. Toen verstoorde een oorverdovende klap de rust in de stad. Niemand wist op dat moment wat het was. Enkelen dachten aanvankelijk dat het om een klassieke Duitse luchtaanval ging, of om een gasexplosie. Anderen beweerden dat de ‘Essor commercial’ in de Schildersstraat of het fabriekje van Solvay in de Zwijgerstraat ontploft was. Toen Britse experts ter plaatse kwamen in de Schildersstraat, vlak bij het Museum voor Schone Kunsten, werd het duidelijk: dit moest opnieuw een vliegende bom zijn.

De bom, een V2, had een volledig huizenblok op de hoek van de Schildersstraat en de Karel Rogierstraat vernield. De balans was zwaar, 32 doden en 46 gewonden. Ook het nabijgelegen Museum voor Schone Kunsten werd getroffen. Het dak en de vensters leden zware schade, een aantal kunstwerken werd door rondvliegend puin beschadigd of vernield. De oorlog was met deze eerste dodelijke V-bominslag voor Antwerpen nu pas echt begonnen. De volgende dag schreef iemand in het dagboek van de 7e Britse divisie: ‘Something beastly fell in Antwerp yesterday.’Diezelfde dag viel nog een V2 op het stedelijk slachthuis aan de Lange Lobroekstraat. Er vielen 12 doden te betreuren. Op 14 oktober kreeg de geallieerde opperbevelhebber het bericht dat er de dag voordien aanvallen met ‘big ben’s’(V2) waren uitgevoerd op Antwerpen. De Britse luchtmacht liet bovendien weten over informatie te beschikken dat aanvallen met ‘divers’(V1) in de nabije toekomst te verwachten waren.

Tijdens de eerste weken van het offensief met de V-bommen trachtte de geallieerde overheid deze aanvallen geheim te houden, maar het nieuws ging als een lopend vuurtje door de stad. Naarmate de dagen vorderden, vielen er steeds meer V-bommen, nam het aantal doden en gewonden toe en kon men niet meer naast de vernielde huizen kijken. Al snel leerde de Antwerpenaar het typische, brommende geluid van de V1-stuwmotor te herkennen. Wanneer de motor ophield, was dit het signaal om dekking te zoeken en bang af te wachten tot de bom ergens zou neerkomen. Het sputterende geluid van de motor was nog het best te vergelijken met het geronk van een oude motorfiets. De V2 was een ander verhaal. Men hoorde of zag deze supersonische raket die uit de stratosfeer neerviel niet aankomen. Tegen de ultramoderne V2 was dan ook geen enkel verweer mogelijk. Toch was het vaak de V1 die meer slachtoffers maakte. Door de enorme snelheid en kracht bij impact boorde een V2 zich diep in de grond alvorens te exploderen. De V1 explodeerde vaker op straat of in een huizenblok waardoor in de omtrek meer slachtoffers vielen. Een ontploffende V2 bracht dan weer meer schade toe aan allerhande nutsleidingen (gas, water) die zich onder het grondoppervlak bevonden.

De geallieerden waren echter niet van plan om de stad en de uiterst belangrijke haven zomaar prijs te geven aan de Duitse aanvallen. Geleerd uit de aanvallen op Londen zond men al zeer snel enkele luchtafweerbatterijen naar Antwerpen die ervaring hadden opgedaan in het neerhalen van V1’s. Bovendien hadden de Britse en Amerikaanse bevelhebbers de bui reeds zien hangen, op 1 oktober vroeg het SHEAF (geallieerd opperbevel) de overplaatsing van het 30e AAA (Anti Aircraft Artillery) naar Antwerpen in geval van aanvallen met V-bommen. Col Brucker liet nog weten dat er zelfs drie bataljons luchtafweer geleverd konden worden, waarvan twee die ervaring hadden opgedaan in Engeland. Uit rapporten van de inlichtingendiensten bleek zelfs dat men het begin van de Duitse aanval met V-bommen tegen Brussel kon verwachten vanaf 15 oktober, Antwerpen zou vanaf 25 oktober aangevallen worden. Deze inlichtingen bleken dus redelijk accuraat te zijn. Het bevel over de geallieerde luchtafweer kwam vanaf november in handen van de Amerikaanse brigadegeneraal Clare H. Armstrong, die zijn opleiding had genoten aan de prestigieuze militaire academie van West Point en sedert februari 1944 commandant was van de 50e US luchtafweerbrigade. Hij was een man die veel ervaring had opgedaan in Normandië en bij de verdediging van Parijs tegen vijandelijke luchtaanvallen.

Aanvankelijk berekenden de geallieerde plannenmakers dat de Duitsers in staat waren om ongeveer 105 V1’s en 40 V2’s per dag op de stad af te vuren. Gezien de geringe accuraatheid van vooral de V1, dacht men dat het aantal voltreffers op de haven zeer klein zou zijn. Het merendeel van de bommen zou op de stad vallen, met een gemiddeld dagelijks aantal van 885 vernielde huizen in Groot-Antwerpen. Het totale aantal doden, zwaar- en lichtgewonden werd op minder dan 1000 geschat. Als gevolg van die berekeningen beschouwden de logistieke eenheden van de geallieerden de V-bommen eerder als een last en een vervelend iets dan wel als een reële bedreiging voor de haven. Een misrekening, zo zou later blijken.

Voor het einde van oktober deden zich nog drie andere ernstige incidenten voor. Een V2 viel op 19 oktober in de Kroonstraat en doodde 44 mensen. Een week later viel er een V1 in de Tuinbouwstraat, 30 mensen kwamen om. Twee dagen later kwam er een V2 neer in de Bonte Mantelstraat. Heel de straat werd verwoest. 71 lijken werden uit het puin van 40 huizen gehaald, samen met 81 gewonden. Tegen het einde van oktober telden de Duitse statistieken 337 op Antwerpen afgevuurde bommen. Op 8 november feliciteerde SS-Gruppenführer Kammler zijn troepen via een telegram. In het bericht spreekt hij zijn waardering uit voor de geleverde inspanningen en benadrukt hij de goede werking van de nieuwe wapens die aan de tegenstander reeds aanzienlijke schade hebben aangericht.

Tijdens de maand november werd het aantal V-bommen nog opgedreven. SS-batterij 500 werd op 16 november overgeplaatst naar Ommen bij Zwolle en zou van daaruit dagelijks twee tot drie V2’s naar Antwerpen vuren. Ook eenheden van Artillerie Abteilungen 485 en 836 bestookten Antwerpen voortdurend. Tegen het eind van de maand waren reeds 556 V2-raketten richting Antwerpen gevuurd. In minstens zes gevallen werden bij voltreffers 30 of meer mensen gedood. Op 11 november, wapenstilstandsdag uit de Eerste Wereldoorlog, viel er een V2 op de Breydelstraat, 51 mensen werden in een klap gedood. Bij die inslag vielen ook de eerste 15 militaire slachtoffers. Een van de meest tragische voorvallen van de hele periode deed zich op 16 november voor. Om kwart over elf viel een V1 op het weeshuis voor jongens in de Durletstraat. 38 kinderen werden hierbij gedood, 124 gewond.

Nog voor het einde van november deed zich een van de zwaarste incidenten voor dat het dodental de hoogte in joeg. Op 27 november viel op het middaguur een V2 op een zeer druk kruispunt, de gevolgen waren verschrikkelijk. Eerder die dag trof een bom het Instituut der Dames van het Christelijk Onderwijs aan de Lange Nieuwstraat. Bij deze inslag vielen 18 doden en 60 gewonden. In het dagboek van de zusters van het convent staat in detail beschreven wat er om 10.55 uur gebeurde. Men zag een hevige lichtflits, gevolgd door een oorverdovend geluid. Nadien volgde dikke zwarte rook die heel het gebouw in duisternis hulde. Pas na het optrekken van het stof werd duidelijk dat het oude, monumentale gebouw in een ruïne was herschapen. Het huis van baron Van de Werve, aan de overzijde van de straat had de voltreffer gekregen en was geheel weggevaagd. Uit de puinhopen van de school hoorde men het gehuil van de gewonden opstijgen. Al snel bleken er zes zusters en drie kinderen vermist. Na uren en dagen graven stootte men op de gruwelijke realiteit en werden de negen lijken bovengehaald. ‘Zuster Joachim vond men in de resten van het poorthuis, voorovergebogen over haar kleine naaimachine, de schedel geheel vervormd’, staat in het relaas te lezen.

Enkele minuten na het middaguur viel een V2 op het zeer drukke kruispunt van de De Keyserlei met de Frankrijklei en de Teniersplaats. Juist op het moment dat een overvolle tram van lijn 3 en een Britse colonne het punt passeerden, sloeg de bom in. De gevolgen waren verwoestend. 128 burgers en 29 militairen vonden de dood. 209 burgers en 52 soldaten werden gewond. Lijken en gewonden dreven rond in het water van een gesprongen hoofdleiding. Zes van de acht Britse militaire trucks en enkele burgerlijke voertuigen en een tramrijtuig met inzittenden brandden volledig uit. De hulpdiensten snelden ter plaatse vanuit de Lange Nieuwstraat, waar ze net bezig waren met het bergen van doden en opvangen van gekwetsten van de V-bom die er omstreeks 11 uur was ingeslagen.

Volgens het politierapport bracht de V-bom op de Teniersplaats ook ernstige schade toe aan een aantal gebouwen, waarvan er één in brand stond. Ten gevolge van brandende en exploderende jerrycans zouden heel wat slachtoffers zijn geraakt, aldus de agent die de vaststelling deed. Filmbeelden die onmiddellijk na de gebeurtenis werden gedraaid, tonen de verschrikking. Verdwaasde mensen, soldaten en een enkele priester dwalen rond tussen de smeulende lijken en verwrongen voertuigen. Hier en daar raapt iemand menselijke resten op, zwaar verminkte lichamen worden per brancard afgevoerd. Brandweerlieden, agenten, soldaten en veel burgers trachten hulp te bieden of geven elkaar aanwijzingen. De chaos is op de beelden alomtegenwoordig.

Door Koen Palinckx

Op 12 oktober 1944 gaf Hitler het bevel om enkel nog Antwerpen en Londen aan te vallen met de V2-raketten.

Het sputterende geluid van de V1-motor was nog het best te vergelijken met het geronk van een oude motorfiets.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content