Vrijheid komt langzaam. In Kinshasa moet nog blijken of Kabila haar in zijn rugzak meebracht.

Het is geen gril die de nieuwe machthebbers in wat nu de Democratische Republiek Congo heet, ertoe bracht om minirokjes te verbieden. Als beleidsdaad van de Alliantie van president Laurent Kabila is het nogal minabel, als teken van een mentaliteit is het dat allerminst. De leiding van de Alliantie omvat veel intellectuelen uit de diaspora, die door het Mobutu-regime naar West-Europa en Noord-Amerika in ballingschap waren gedreven. Maar de leden en zeker het voetvolk zijn geharde strijders, vaak gerekruteerd in buitenlandse kampen en op het platteland, die met de inname van Kinshasa voor het eerst een grote metropool zagen.

De gesofisticeerde grootstad zelfs Kinshasa, met zijn grotendeels verpauperde bevolking ervaren zij als frivool, lichtzinnig, niet serieus, vol ongewenste verleidingen. Dat geldt ook voor hun kijk op het politieke leven aldaar. De Alliantie kreeg tenslotte in zeven maanden voor mekaar wat de praatvaren van de oppositie na zeven jaar zogeheten democratisering nooit is gelukt : het oude regime verdrijven.

Gaandeweg raakte die politieke klasse inderdaad uitgehold, door machinaties van de Mobutu-getrouwe mouvance présidentielle en andere pseudo-oppositiepartijen of door besluiteloosheid en opportunisme, waardoor ook de zogeheten radicale oppositie uit elkaar brokkelde. Ze verloor uiteindelijk haar legitimiteit en ook in België heette het dat het politieke circus in Kinshasa op de duur ?irrelevant? werd, waarna de toenmalige premier Léon Kengo wa Dondo het voordeel van de twijfel kon krijgen.

GEEN PLAATS VOOR TSHISEKEDI

De samenstelling van de nieuwe Congolese regering toont al hoe laat het is : de Alliantie doet het in haar eentje. Tegenover de gevestigde oppositie ging ze zelfs een provocatie niet uit de weg door Justine M’Poyo Kasa-Vubu, dochter van de eerste Congolese president, minister van Ambtenarenzaken te maken. Zij was jarenlang de flamboyante woordvoerdster van de belangrijkste oppositiepartij UDPS in Brussel, maar raakte gebrouilleerd met de partij en werd haar functie ontnomen. Ook de nieuwe minister van Landbouw, Paul Bandoma, behoort officieel tot de UDPS, maar verkeert ook al niet meer in de gratie van de partijleiding.

Die leiding is in de eerste plaats Etienne Tshisekedi, volgens hemzelf nog altijd de enige legitieme eerste-minister van het land sinds hij in 1991 door de Nationale Conferentie werd benoemd. Maar Kabila weerde hem uit elke functie. De post van premier is zelfs afgeschaft, want Kabila beoogt een landsbestuur op zijn Amerikaans, met een uitgesproken presidentieel regime, waarin de president hijzelf dus niet door een regering maar door een ?administratie? wordt bijgestaan. Tshisekedi, die zichzelf als minstens een gelijke van Kabila beschouwt, kreeg de nieuwe president niet eens te spreken. Hij moest het stellen met een kort onderhoud met de tweede man van de Alliantie, Deogratias Bugera, mogelijks de toekomstige vice-president van Congo.

Aanvankelijk toonde de Alliantie zich welwillend tegenover de gevestigde oppositie. Onmiddellijk nadat ze door Kabila’s troepen werden veroverd, kregen de Evenaarsprovincie en Kasaï gouverneurs uit UDPS-rangen. In Kasaï staat de UDPS overigens zeer sterk, omdat ze er wordt gedragen door de Baluba, waartoe ook Tshisekedi behoort. Maar in Lubumbashi installeerde de Alliantie al een eigen mannetje als gouverneur, wat haar een eerste publiek protest opleverde vanwege de etnisch stevig verankerde Uferi, die in Katanga de traditionele lokale macht van de Lunda’s voortzet. De etnische factor kan ook verklaren waarom Justine Kasa-Vubu een portefeuille kreeg : zij vertegenwoordigt, net als haar vader, de lokale macht van de Bakongo in het commercieel en agrarisch belangrijke Neder-Kongo, de strook langs de monding van de Kongostroom tussen Kinshasa en de Atlantische Oceaan, waar onder meer de havenstad Matadi ligt.

MOORDENAARS ONDERWEG

Behalve de twee door de UDPS ondertussen gedesavoueerde ministers, telt de nieuwe regering alleen leden van Alliantie, plus twee vertegenwoordigers van het Front Patriotique, een behoorlijk links partijtje. Maar het kabinet is nog niet volledig ; zeven portefeuilles zijn nog niet toegewezen. En ondertussen is het militaire Camp Mobutu herdoopt tot Camp Kabila, het Mama Yemo-ziekenhuis (genoemd naar Mobutu’s eerste vrouw) tot Congo-Kabila-ziekenhuis. Ja, het wordt een regime met op zijn minst de uiterlijke tekenen van een stérk gepersonaliseerd bewind.

Uiterlijk, want hoe stevig staat Kabila echt ? Hij laat zich in Kinshasa amper zien en een blijde intrede heeft hij in de stad alvast niet gemaakt. Dat zijn regering zo traag en moeizaam tot stand komt, kan wijzen op een al lang verwachte machtsstrijd binnen de Alliantie. Zij bestaat tenslotte uit vier groepen die meer door anti-Mobutisme dan door een gezamenlijke ideologie bij elkaar worden gehouden. Volgens Tshisekedi is Kabila de gegijzelde van een obscure groep, waarmee hij ongetwijfeld de zogeheten ?langneuzen? bedoelt, in de schaduw opererende Rwandese Tutsi’s met een heel eigen agenda.

Ondertussen duldt de Alliantie geen tegenstand. Begrijpelijk : er dwalen nog heel wat gewapende Mobutu-aanhangers in het land rond en The Sunday Times berichtte zelfs dat Mobutu een Brits moordcommando heeft ingehuurd om Kabila te liquideren. Voorzichtigheid is geen luxe. Maar vorig weekend werd ook een UDPS-betoging niet zachtzinnig uit elkaar gedreven. En de Alliantie is niet van plan om de eerste tijd verkiezingen te organiseren. Natuurlijk is het in een administratief geheel in elkaar gestort land niet evident om zelfs maar een kiezerslijst op te stellen. Maar toch. Kabila heeft nog te bewijzen dat hij echt een democraat is.

M.R.

Blijde intrede in Kinshasa : wufte stad, wufte politiek.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content