Sinds 11 september 2001 recht de christen-democratie in Europa weer langzaam de rug. De Leuvense politicologen Emmanuel Gerard en Steven Van Hecke tonen aan dat ze bovendien heel nieuwe kiezers aanspreekt. ‘Die denken bij Yves Leterme niet meer meteen aan het rijke roomse leven.’
In de herfst van 1989 was rood niet meteen de kleur die het straatbeeld bepaalde. Op het moment dat de Muur in Berlijn viel, doken ook in West-Europa alle socialisten weg. De verwachting was dat ze mee de prijs zouden betalen voor wat communisten in Centraal- en Oost-Europa hadden aangericht. Francis Fukuyama kondigde het einde van de geschiedenis af, de liberale markteconomie had de kamp gewonnen – de discussie daarover behoorde tot het verleden.
Tien jaar later bleken de West-Europese sociaal-democratische partijen de storm wonderwel te hebben overleefd. Ze schoven op naar het centrum, sloten de markteconomie in de armen en hertaalden hun beginselen in vlotte slagzinnen, zoals de Derde Weg van Tony Blair in het Verenigd Koninkrijk of Die Neue Mitte van Gerhard Schröder in Duitsland. In Nederland bestuurde Paars zelfgenoegzaam, alsof het de macht nooit meer uit handen zou moeten geven. De doodverklaarde sociaal-democratie bleek springlevend.
De klappen vielen in de jaren negentig in een hoek, waar ze volstrekt niet werden verwacht: in die van de christen-democraten. In 1994 verloor het Christen-Democratisch Appèl (CDA) in Nederland zwaar en belandde in de oppositie. In Italië werd de Democrazia Cristiana van de kaart geveegd, nadat ze sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog onafgebroken had geregeerd. In 1998 verloor het CDA opnieuw en beleefde Duitsland de laatste dagen van het tijdperk van Helmut Kohl. In 1999 werden de christen-democraten in België voor het eerst in veertig jaar naar de oppositie verwezen. In Oostenrijk kwam de Volkspartij (ÖVP) pas als derde uit de stembus – met 415 stemmen minder dan de extreem-rechtse formatie van Jörg Haider. De conclusie was eenvoudig: na de socialisten werden dit keer de christen-democraten ten grave gedragen.
Dat was opnieuw voorbarig. Want het begin van de 21e eeuw liet een voorzichtige ommekeer zien. Dat de Vlaamse CD&V het goed doet in de peilingen, mag dus geen verrassing heten: die ontwikkeling past blijkbaar in een breder verband.
Tot die conclusie komen professor Emmanuel Gerard en onderzoeksassistent Steven Van Hecke van de Katholieke Universiteit Leuven, die het initiatief namen om de christen-democratie in de verschillende Europese landen tegen het licht te houden. Wat hebben de jaren negentig voor de christen-democratische partijen betekend? De bijdragen van een tiental wetenschappers uit Europa werden gebundeld in een boek, dat eind deze maand wordt voorgesteld.
11 september
‘Je wordt bij zo’n studie meegesleept in een verhaal dat nooit af is’, zegt Emmanuel Gerard. ‘Toen we dit project twee jaar geleden op de sporen zetten, hadden moslimfundamentalisten nog maar net Amerika aangevallen en had Jan Peter Balkenende met zijn CDA verrassend de Nederlandse verkiezingen gewonnen, maar er was geen reden om aan te nemen dat die ontwikkelingen van invloed of blijvend zouden zijn. De jaren negentig leken het einde van de christen-democratie aan te kondigen – maar dat was in het verleden nog gebeurd. Zeker van het moment af dat de ontkerkelijking aan snelheid won en het platform waarop de christen-democratie steunde, leek af te brokkelen.’
Het blijft merkwaardig waarom de Leuvense onderzoekers precies het einde van de Koude Oorlog aanwijzen als een scharniermoment voor de christen-democratie. Een breuk, die de neergang van de jaren negentig aankondigde. ‘Het was een moment dat nieuwe ontwikkelingen op gang bracht’, zegt Gerard. ‘Die waren voor de christen- democratische partijen, volgens ons, zelfs belangrijker dan de ontkerkelijking die al veel langer bezig was. Op de Koude Oorlog volgde een verdieping van de Europese integratie, met het verdrag van Maastricht en de normen om aan de Economische en Monetaire Unie te voldoen. Die normen werden in heel Europa een obsessie. Omdat ze zo dwingend waren, was er ook maar één beleid mogelijk. De christen-democratie, die op dat moment bijna overal aan de macht was, werd met dat harde beleid van sparen en saneren in verband gebracht. Mede daardoor kwam ze in de problemen. In Italië, bijvoorbeeld, worden de normen van Maastricht gezien als een belangrijke oorzaak van de implosie van de Democrazia Cristiana: omdat er geen geld meer was, kwam er noodgedwongen een einde aan de traditionele politiek van geven en nemen.’
‘Toch waren ze er tegelijk ook trots op dat ze Maastricht hadden gemaakt’, meent Steven Van Hecke. ‘De Europese christen-democraten vormden toen een echt front, met Helmut Kohl in de hoofdrol natuurlijk. De manier waarop ze met enkele socialisten de conservatieve Britse premier John Major mee in het bad konden nemen – zo sterk waren ze daarna niet meer. Ook omdat het belang van een specifiek sociaal-economisch beleid als gevolg van Maastricht verminderde. Waarom zou iemand in het midden van de jaren negentig in Nederland voor het CDA hebben gestemd? Paars stond toch precies dezelfde politiek voor. De combinatie van socialisten en liberalen maakte dat er sociaal-economisch nauwelijks oppositie mogelijk was.’
De auteurs situeren de nieuwe ommekeer voorzichtig na de schok van 11 september. ‘Een symbolisch moment’, zegt Emmanuel Gerard. ‘Het zette een domper op de optimistische liberale kijk op de wereld. Ineens werden waarden weer belangrijk, die jaren tevoren waren geklasseerd. De mensen werden minder zeker, er hing dreiging in de lucht.’
Steven Van Hecke ziet verschuivingen op drie assen: de sociaal-economische, de ethisch-culturele en de Europese. Door het opschuiven van de sociaal-democraten werden de verschillen tussen de partijen kleiner. Tegelijk wint het debat over normen en waarden aan belang. De idee groeit dat de christen-democraten, gezien de herkomst van hun gedachtegoed, misschien wel een antwoord hebben op grote vragen die zich vandaag stellen, zoals migratie of bio-ethiek. Op Europees vlak kunnen de christen-democraten aantonen dat ze leiderschap in huis hebben, dat ze hebben bijgedragen tot de uitbouw van de Europese Unie, dat ze bestuurders zijn met een oog voor de toekomst. ‘Dat discours wordt in Nederland en in Duitsland gehoord, maar ook bij ons. En zelfs in Europa, waar er smalend wordt gedaan over voorzitter Romano Prodi en zijn krakkemikkige Commissie – waar toevallig weinig christen-democraten deel van uitmaken.’
Kerk en moskee
Emmanuel Gerard van zijn kant vermoedt dat de dreiging die in het begin van de 21e eeuw plotseling van andere culturen uitgaat, aanleiding is om de eigen Europese cultuur opnieuw te beklemtonen. Zijn christen-democraten dan meer dragers van de Europese identiteit dan andere gedachtestromingen? ‘Het is ook een verkoopargument’, zegt Steven Van Hecke. ‘Ze hebben op Europees vlak inderdaad recht van spreken, ze mogen daarmee uitpakken. Maar dat verklaart nog niet meteen waarom het CDA in Nederland vanuit een verloren positie eclatant de verkiezingen wint. Er moet ook een soort klik zijn, waardoor vraag en aanbod in elkaar passen. Het CDA bleef in de oppositie rustig en doordacht. De protestantse traditie wil dat alles grondig wordt overpeinsd. Als gevolg daarvan was de partij ook klaar voor een terugkeer op het voorplan – en daar was in de samenleving ook vraag naar omdat Pim Fortuyn toch niet het ideale antwoord op de problemen bleek te zijn.’
Zo’n vergelijkende studie is nuttig, denkt Gerard. Dan blijkt, bijvoorbeeld, dat het debat over normen en waarden niet alleen in Nederland wordt gevoerd, maar ook in Duitsland. In Vlaanderen stapt CD&V naar de campagne voor de verkiezingen van 13 juni met een campagne rond het begrip ‘respect’. ‘Dat doet ze voor een deel uit overtuiging, maar toch ook met strategische overwegingen in het achterhoofd’, zegt Van Hecke. ‘Vanuit de verwachting dat dit nu electoraal zal lonen en dat niet alleen extreem-rechts het thema naar zich toe kan trekken.’
Op dezelfde manier zien de auteurs van het onderzoek een terugkeer van het debat tussen kerk en staat, godsdienst en politiek. ‘Iedereen dacht dat die kwestie voor eens en voor altijd geregeld was, maar ze is terug – zij het onder een andere gedaante’, stelt Steven Van Hecke. In hun relatie tot de moslimwereld liggen voor de christen-democraten kansen, maar ze kunnen ook in valkuilen trappen. Wordt de islam een bondgenoot of een tegenstander? Christen-democraten en moslims delen waarden over het leven, over de organisatie van de maatschappij, maar als de nadruk op het christelijke karakter daarvan wordt gelegd, kunnen ze net zo goed tegenstanders zijn. De Europese Volkspartij (EVP), de formatie die de christen-democratische en een aantal conservatieve partijen overkoepelt, worstelt met de vraag of ze binnenkort de partij van de Turkse premier Recep Tayyip Erdogan moet opnemen. De meningen daarover zijn zeer verdeeld.’
Kan de christen-democratie dan een rol spelen in het proces om het Westen en de islam dichter bij elkaar te brengen? ‘Tien jaar geleden was godsdienst geen onderwerp meer in het politieke debat’, weet ook Emmanuel Gerard. ‘Op zoek naar een plek voor de islam in de samenleving is het dat opnieuw geworden. Politieke partijen moeten de voorwaarden scheppen waarbinnen samenleven mogelijk is. Godsdiensten zijn wederzijds exclusief. Ze delen wel de gevoeligheid voor een maatschappij die niet louter op eigenbelang drijft, maar als ze hetzelfde huis niet kunnen delen, dreigen ze toch elkaars vijand te worden.’
De EVP wordt, volgens Gerard en Van Hecke, ook geconfronteerd met de gevolgen van de uitbreiding van de Europese Unie. Gerard: ‘Er bestaan in de nieuwe landen geen klassieke christen-democratische partijen. Helmut Kohl en EVP-voorzitter Wilfried Martens wisten in het begin van de jaren negentig al dat de christen-democratie in Europa alleen iets kon betekenen als ze een verbond sloot met de conservatieve partijen. De keuze was: uitbreiden tot de conservatieve partijen en eigenheid prijs geven, of apart blijven en als een kleine vis zwemmen in de grote zee. Ze kozen, zoals bekend, voor de eerste optie. Met alle gevolgen van dien. De problemen met mensen zoals Gérard Deprez en Johan Van Hecke waren, bijvoorbeeld, een gevolg van hun vaststelling dat er Europees een andere politiek werd gevoerd dan in België.’
De partijen uit Midden- en Oost-Europa, die zich ondertussen bij de EVP hebben aangesloten, zijn nog zeer labiel. ‘De EVP gaat ervan uit dat ze in de nieuwe landen het merendeel van de zetels zal winnen,’ zegt Van Hecke, ‘maar ze weet ook dat die zetels zullen worden gewonnen door partijen die uitermate onvoorspelbaar zijn. Niemand kan er staat op maken. Dat probleem rijst overigens ook voor de socialisten – en al helemaal voor de groenen en de liberalen, die daar nauwelijks zusterpartijen hebben.’
Kardinaal Van Roey
Toch. Een enquête die recent voor rekening van Burson-Marsteller werd uitgevoerd, voorspelt dat het politieke blok van christen-democratische en conservatieve partijen op 13 juni bij de Europese verkiezingen opnieuw als de sterkste formatie uit de bus komt. Dat bevestigt de trend, die Gerard en Van Hecke menen te onderkennen.
Steven Van Hecke: ‘De verkiezingen in Nederland lieten al zien dat een toenemend aantal vlottende kiezers niet noodzakelijk slecht is voor christen-democratische partijen. Dezelfde vaststelling kon in Oostenrijk worden gemaakt. Het ging in die twee landen bovendien om verkiezingen in moeilijke omstandigheden, na de moord op Pim Fortuyn in Nederland en met de aanwezigheid van Jörg Haider in Oostenrijk. Het kernelectoraat van de christen-democratie daalt ontegensprekelijk. Het aantal klassieke kerkse kiezers, vaak laaggeschoolde mensen uit landelijke gebieden, neemt af. Maar dat neemt niet weg dat ze er, ondanks hun aura van oubolligheid, toch in slagen om nieuwe kiezers aan te trekken. Het heeft ons nog meer verbaasd dat ze erin slagen om een segment kiezers aan te spreken, dat nooit het hunne is geweest: jonge, hooggeschoolde mensen uit de steden.’
‘Het boek stelt de idee bij’ zegt Emmanuel Gerard, ‘dat de christen-democratie verdwijnt met de ontkerkelijking. Het religieuze waardepatroon is daarmee namelijk niet weg. Het is alleen geseculariseerd. Een partij zoals CD&V kan daar naar blijven verwijzen, zonder dat ze als kerkelijk wordt ervaren. De ontkerkelijking is niet een mes dat aan één kant snijdt. Zoals het socialisme bij Steve Stevaert een moderne vertaling heeft gekregen, kan CD&V inspelen op een christelijke wereld die zich buiten de kerk heeft ontwikkeld.’
Dat kan een verklaring zijn, meent ook Van Hecke. ‘Het is mogelijk dat jonge stedelingen zich door dat discours aangesproken voelen, zonder dat ze de ballast van het verleden meedragen. Maar dat is ook geen automatisme: een groeiend aantal kiezers, zeker de jongeren, zal altijd opnieuw moeten worden gewonnen.’
‘Anders gezegd,’ besluit Gerard, ‘ze stellen vast dat die Yves Leterme of die Jan Peter Balkenende zinnige dingen vertellen, zonder dat ze daarbij meteen aan kardinaal Van Roey of aan het rijke roomse leven denken. Gewoon omdat ze dat nooit hebben gekend.’
info
Steven Van Hecke & Emmanuel Gerard (eds), Christian Democratic Parties in Europe since the End of the Cold War, KADOC-Studies on Religion, Culture and Society, Leuven University Press, 2004, 343 blz. Het boek wordt op 28 april in het Europees parlement voorgesteld. Informatie: 016 32 53 45.
Door Hubert Van Humbeeck
‘Wordt de islam een bondgenoot van de christen-democratie, of een tegenstander?’