Dit is een tijd voor empathie, betoogt Frans de Waal, de grote ‘mensaapkundige’, in zijn inzichtrijke nieuwe boek. Niet hoewel, maar juist omdát we (zoog)dieren zijn.
Hebzucht is uit, empathie is in’: de Nederlandse bioloog en etholoog Frans de Waal – in 2007 door het weekblad Time uitgeroepen tot een van de honderd invloedrijkste mensen van deze wereld – maakt al in de eerste zin van zijn nieuwe boek heel duidelijk waar hij het over wil hebben. Tegelijk is het een programmatisch zinnetje, waarmee impliciet ook gezegd wil zijn: en dat is maar beter ook, voor de mensen en voor de wereld.
Expliciet besluit De Waal zijn voorwoord aldus: ‘De biologie wordt weliswaar meestal ingeroepen ter rechtvaardiging van een op egoïstische beginselen geschoeide samenleving, maar we mogen nooit vergeten dat ze ook het bindmiddel heeft opgeleverd dat gemeenschappen bijeenhoudt. Dit bindmiddel is voor ons hetzelfde als voor veel andere dieren. Op anderen afgestemd zijn, activiteiten coördineren en zorgen voor behoeftigen beperkt zich niet tot onze soort. De menselijke empathie heeft de rugdekking van een lange evolutionaire geschiedenis.’
Wat uiteraard op zich nog niet zoveel wil zeggen: het menselijke vermogen tot moord heeft een even lange evolutionaire geschiedenis. Maar de nadruk heeft nu wel lang genoeg op dit minder prettige aspect van de menselijke natuur gelegen. We zijn óók, en misschien wel meer, een coöperatieve diersoort. En als je nagaat dat onze voorouders miljoenen jaren lang in groepen van vermoedelijk hooguit tweehonderd man leefden, dan moet je zeggen dat we het er eigenlijk geweldig goed van af hebben gebracht. Zie ons hier bijvoorbeeld zitten in Amsterdam, waar het interview plaatsvond, op een kluitje tussen honderdduizenden soortgenoten. Verbazingwekkend eigenlijk dat alles hier zo vreedzaam toegaat.
Frans de Waal: ‘Dat danken we aan onze cultuur. De hele cultuur is gericht op het veranderen van hoe mensen met hun omgeving omgaan. Als ik hier door Amsterdam loop, ken ik geen hond, maar toch heb ik wel aardige relaties, met het personeel hier in het hotel bijvoorbeeld, of in winkels, cafés. Dat is op zich al opmerkelijk, dat we dat kunnen.’
Overigens lijkt u te vinden dat de opvatting als zou cultuur iets wezenlijk ánders, beters zijn dan de natuur en de natuur overstijgen enzovoort, compleet verkeerd is.
Frans De Waal: Als ik dingen lees als dat ons gevoel voor rechtvaardigheid afkomstig is van de Franse Revolutie, dat we de democratie zelf uitgevonden hebben of dat ethiek iets is wat we zelf bedenken, op zijn kantiaans, dan denk ik altijd: welnee, dat is allemaal veel ouder.
Met de filosoof Immanuel Kant polemiseert u een beetje. ‘Volgens Kant was compassie ‘mooi’, maar niet relevant voor een deugdzaam leven’, schrijft u. Maar helemaal zonder zijn inderdaad rationalistische fundering van de moraal kan een complexe samenleving als de onze toch niet functioneren?
De Waal: Ik ben ervan overtuigd dat rationaliseren heel belangrijk is voor de menselijke moraal, en in die zin heeft Kant natuurlijk geen ongelijk. Maar als je de emoties aan de kant schuift, zoals hij óók heeft gedaan, dan zit je echt fout. In de filosofie kun je misschien niet om Kant heen, maar in de neurowetenschappen en de psychologie geldt ondertussen dat de emoties op de eerste plaats komen. En dat zie je ook voortdurend om je heen: als je mensen een moreel probleem voorlegt, en je meet welke hersendelen bij hun oordeelsvorming betrokken zijn, dan stel je vast dat ze daarbij op hun intuïtie afgaan. Je ziet in een hersenscanner dat daarbij hele oude delen van de hersenen actief zijn. En zeker niet alleen de prefrontale cortex, hetgeen kantiaans zou zijn. Ik denk dat we de cerebraliteit van onze soort enorm overschatten.
Anderzijds, als we eens kijken naar een voorbeeld dat u zelf in uw boek geeft, van hoe mensen reageren als ze horen van een broer en een zus die met elkaar vrijen, dan zie je dat dat unaniem wordt afgekeurd. Oók als die broer en zus het geheel en al uit vrije wil doen, er genoegen aan beleven, zich voor afwijkend nageslacht behoeden. Als er volgens een verlichte moraal, die verder kijkt dan emoties, dus in feite helemaal niets tegen in te brengen is. Hier scoort Kant toch tegen, zou je zeggen.
De Waal: Die intuïtieve, emotionele reactie delen we met heel veel dieren: die vermijden incest – waarschijnlijk om dezelfde evolutionaire reden, want ingeteeld nageslacht is over het algemeen minder sterk. De morele kant die die reactie bij de mens krijgt, is een intellectuele constructie achteraf. Maar de basis ervan is emotioneel.
En fout, in dit geval.
De Waal: Dat zou je kunnen zeggen, maar misschien zijn onze emoties zo ontworpen dat ze werken in de meeste situaties, maar niet in alle. Emoties zijn niet zo precies als het redeneervermogen. Het boek gaat overigens ook niet echt over moraal.
Maar wel over empathie, en tussen beide legt u zelf een zeer nauw verband: zonder empathie ís er domweg geen moraal.
De Waal: Nee, want empathie, je in een ander invoelen, is absoluut de basis. Maar dat op zich betekent nog niet dat je daarom ook anderen gaat helpen. Dat zie je bij veel dieren. Ze kunnen zich wel invoelen in anderen – een kat die een andere kat ziet hinken begrijpt, in tegenstelling tot een schildpad die hetzelfde ziet, echt wel dat die andere kat dus pijn in een poot moet hebben – maar daarom voelen ze nog niet de neiging die ander ook te helpen. Dat laatste is sympathie, medegevoel, zoals je dat vindt bij de grote mensapen, dus de chimpansees, bonobo’s, gorilla’s en orang-oetans – en de mens. Maar dolfijnen hebben het ook. En olifanten.
Wat ik in dit boek probeer te doen is aan te tonen dat wij mensen van nature dus in ieder geval empathie hébben, en dat we dat delen met heel veel zoogdieren. Dat betekent ook dat als je een samenleving wilt die de menselijke natuur recht doet daar empathie en solidariteit bij horen, want die zijn deel van wie en wat we zijn. Ik kan niet preciezer zeggen hoe je dat dan aanpakt. Ik geloof ook niet dat je als bioloog kunt voorschrijven hoe de samenleving in elkaar gezet moet worden. Je kunt alleen wat aanwijzingen geven, en je moet je hoeden voor de naturalistische drogreden: dat iets deel is van de natuur, betekent nog niet dat het dus per definitie goed is. Maar ik verzet me tegen het idee dat vaak naar voren wordt gebracht, vooral in Amerika, dat wij van nature zelfzuchtig en competitief zijn, en alléén maar zelfzuchtig en competitief.
Nu zie je wel dat dat steeds meer ter discussie komt te staan, er zijn steeds meer religieuze leiders in de VS die zich tegen die conservatief-sociaaldarwinistische visie beginnen te verzetten. Er zijn op dit ogenblik sowieso heel veel dingen aan het veranderen in de Amerikaanse samenleving. De economische collaps heeft getoond dat de weg die ze aan het bewandelen waren niet goed was.
U werkt sinds 1981 in de VS. Merkt u daar andere reacties, met name uit religieuze hoek, op uw werk dan in Europa?
De Waal: Nou, creationisten zullen mijn boeken nauwelijks lezen, vermoed ik. Maar de Amerikanen zijn over het algemeen heel geïnteresseerd in mens-diervergelijkingen. Ze zijn daar de laatste twintig jaar veel opener in geworden, net zoals de Europeanen. Als je twintig jaar geleden zei: ‘Het verschil tussen man en vrouw is genetisch bepaald’ – o man, dat was een ellende in die tijd! Tegenwoordig kun je dat zeggen. En je kunt menselijk gedrag met apengedrag vergelijken. Met die vergelijking op zich hebben trouwens ook creationisten meestal weinig problemen.
Maar ze hebben toch een onoverkomelijk probleem met de evolutionaire basis waarvan u bij die vergelijking uitgaat?
De Waal: Volgens mij ligt het toch anders dan bijvoorbeeld Richard Dawkins (Brits etholoog en vurig verdediger van de evolutietheorie, nvdr.) en dat soort mensen denken. Zij denken dat je creationisten ervan moet proberen te overtuigen dat het bewijsmateriaal voor de evolutie heel groot is. Wat ook zo ís, dat weet iedereen. Maar volgens mij gaat het hier uiteindelijk niet om rationaliteit of bewijsmateriaal. Mensen in Amerika die echt gelovig zijn denken dat als we accepteren dat wij niet door God zijn geschapen dat automatisch betekent dat we álles kunnen doen en alle normen en waarden meteen het raam uit vliegen. Ze zijn bang dat het aanvaarden van de evolutietheorie tot moreel verval leidt. Het gaat hier om een heel diep gevoel van ongemak bij de gedachte dat wij het product van toevalsprocessen zijn.
Kunt u het nog wel vinden met Dawkins?
De Waal: Mijn ideeën zijn niet in strijd met Dawkins’ ideeën, daar gaat het niet om. Maar als je het hebt over ‘het zelfzuchtige gen’, om Dawkins’ beruchte metafoor aan te halen, dan denken heel veel mensen automatisch dat dat betekent dat wij geprogrammeerd zijn tot zelfzucht. En daar verzet ik me tegen. Die interpretatie is niet noodzakelijk wat Dawkins zelf bedoelde maar hij heeft het er wel naar gemaakt dát hij zo algemeen verkeerd begrepen wordt.
Helemaal in het begin maakt u de opmerking: ‘We leven in een tijd die het verstand hoog aanslaat en neerkijkt op emoties.’ Zeker dat laatste zou je toch sterk betwijfelen, als je in deze samen-leving om je heen kijkt.
De Waal: Misschien zijn er inderdaad wel dingen aan het veranderen. Zonder emoties zouden we geen enkele beslissing kunnen nemen, daar is de wetenschap het ondertussen wel over eens. Je kunt niet eens denken zonder emoties, want de emoties maken dat je een belang hebt bij een uitkomst van je denken. Als je die motivatie niet hebt, waarom zou je dan nadenken? Maar de klassieke filosofische teksten, als je die leest, daar staat steeds: de mens is een rationeel wezen dat alles rationeel beslist. En dat is dus niet zo.
Nu we het toch over filosofie hebben: volgens de beroemde uitspraak van Jean-Paul Sartre – l’existence précède l’essence – is primair dát de mens er is, en komt dan pas wát hij is. Had hij gelijk?
De Waal:L’existence précède l’essence… Ik heb eerlijk gezegd geen idéé wat dat betekent.
Het komt neer op: je bent wat je doet, en bij wat je doet, heb je een bijna mateloze vrijheid, je bepaalt zélf wat je leven en de zin daarvan is. Het is van daar maar een stap om te zeggen dat je ‘de essentie’ of het wezen van de mens haast iedere invulling kunt geven, of zelfs om te zeggen dat de mens niet zoiets als een wezen heeft.
De Waal: Daar ben ik het dan niet mee eens, uiteraard. De mens kan zichzelf inderdaad wel transformeren, van A naar B, maar je hebt wél een bepaald materiaal waar je mee werkt, en je hebt maar zoveel mogelijkheden. Stel dat ik een samenleving wil ontwerpen waarin ik zeg: de moeder-kindband is niet belangrijk, laten we die vergeten. Wel, dat werkt niet. Het is geprobeerd, in de kibboetsen in Israël. De ouders werden van de kinderen gescheiden, die werden collectief opgevoed. Zijn ze helemaal van teruggekomen. De moeder-kindband is een van die essentiële dingen van de menselijke natuur. Als een moeder een kind heeft gekregen en oxytocine heeft geproduceerd – de neurotransmitter die ook wel eens het ‘knuffelhormoon’ wordt genoemd – en gezoogd heeft, dan is er een band. Je kunt het kind weghalen vóór dat gebeurt, maar dan heb je een zeer gefrustreerde moeder, én een kind dat waarschijnlijk niet normaal opgroeit. Je kunt wel proberen dat te verstoren, maar je hebt maar zoveel vrijheden.
Dus mijn antwoord op Sartre of dat soort mensen zou zijn: binnen bepaalde beperkingen kun je met de mens een heleboel dingen doen, wij zijn een zeer flexibele soort. Maar als je bijvoorbeeld twintig mannen samenbrengt, van welke samenleving dan ook, dan krijg je een hiërarchie – dat kan ik je met honderd procent zekerheid voorspellen. Die komt er gewoon. En dan kunnen de filosofen hoog springen of laag springen en zeggen over de menselijke natuur wat ze willen, maar dat is wat je zult krijgen.
FRANS DE WAAL, EEN TIJD VOOR EMPATHIE. WAT DE NATUUR ONS LEERT OVER EEN BETERE SAMENLEVING, UIT HET ENGELS VERTAALD DOOR GUUS HOUTZAGER, CONTACT, AMSTERDAM/ANTWERPEN, 311 BLZ., 24,95 EURO.
DOOR HERMAN JACOBS / foto’s reporters
‘Als je een samenleving wilt die de menselijke natuur recht doet, dan horen empathie en solidariteit daarbij.’