Vorige week bereikte de prijs voor ruwe olie zijn hoogste piek in meer dan twintig jaar. De strijd om de olievoorraden dreigt alleen nog heviger te worden.

In 1865 beleefde de jonge oliehandelaar John D. Rockefeller iets wat hij zijn verdere leven zou meedragen: de opkomst en de val van het stadje Pithole, in de Amerikaanse deelstaat Pennsylvania. Op een dag werd er een oliebron ontdekt. Meteen groeide de plaats uit tot een magneet voor gelukzoekers en zakenlui die gigantische sommen betaalden voor een lap grond die voordien bijna waardeloos was geweest. De ooit ingeslapen stad veranderde in een oord van vermaak en braspartijen. Maar na één jaar raakte de oliebron opgedroogd en stroomde de stad leeg. ‘Je kan dan wel al een mooi vermogen bijeengeharkt hebben,’ piekerde Rockefeller, ‘maar op een dag is er misschien geen aardolie meer, op een dag is ze misschien wel gewoon op.’

Inderdaad, wat als de belangrijkste grondstof ter wereld ooit uitgeput raakt? Kan ze door een andere energiebron vervangen worden? En vooral: welke bittere strijd zal er gevoerd worden om die laatste olievoorraden? Vandaag vormt olie steeds vaker een directe aanleiding voor politiek geweld, economische machtsspelletjes en gewapende strijd. Het ‘bloed van de wereld’ is niet langer het middel, maar wel het doel van de oorlog geworden.

De tycoon Rockefeller stierf in 1937 op 97-jarige leeftijd. Zijn bedrijf, vandaag is dat ExxonMobil, draait nog steeds op olie. De kostbare grondstof blijft vloeien. Toch stegen de olieprijzen zelden zo sterk als nu. Op de beurzen klommen de noteringen naar ongeziene hoogtes. Op 24 mei kostte een vat ruwe olie of 159 liter in New York 41,72 dollar – de hoogste piek in 21 jaar. De benzinepompen konden de prijswijzigingen amper bijhouden. Economische bladen als The Wall Street Journal en de Financial Times waarschuwden voor niet te onderschatten gevolgen voor de wereldeconomie. Er ontstond paniek. Op de top van de G7 in Amsterdam – de grootste zeven industrielanden – vroegen de ministers van Financiën de aandacht van de OPEC, aan wie ze hun bezorgdheid uitten over de hoge olieprijzen.

Ingewijden

Wordt het zwarte goud voortaan een gif voor de economie? Hoe lang nog blijft olie de economische groei aanzwengelen? En hoe brutaal wordt de strijd als de vraag naar energie vanuit India of China verder aanwakkert? Het magazine The Middle East stelde het vrij scherp: ‘Raken de olievoorraden uitgeput?’ Het blad beschrijft hoe er zich een wereldwijde crisis van een nooit eerder geziene omvang lijkt aan te dienen. Waar oliereserves te vinden zijn, komen machtige leiders hun wil opleggen, met wapengekletter of een agressieve vorm van diplomatie: in de Perzische Golf, aan de Kaspische Zee, zelfs in West-Afrika. De feiten spreken voor zich: als er onrust heerst in Venezuela, zijn het niet alleen de beursmakelaars die vrezen voor een crisis. Als de Russische president Vladimir Poetin de oliemagnaat Michael Chodorkovski in de cel gooit, is dat in de eerste plaats om te voorkomen dat de energievoorraden van zijn land in handen zouden vallen van westerse privé-bedrijven. Als Amerika zegt dat het democratische waarden wil uitdragen in Irak, staat in feite de strijd om olie helemaal bovenaan. De ontwikkelingshulp van president Bush aan Afrika heeft uiteindelijk slechts één doel: de exploitatie van West-Afrikaanse oliereserves. In het grote miljardenspel loopt Amerika steeds weer voorop. De voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger zag het als volgt:. ‘Olie is te belangrijk om aan de Arabieren over te laten.’

George W. Bush kan in zijn entourage alvast een beroep doen op de nodige ingewijden. Zélf had hij dankzij de steun van zijn vader een zitje in de directie van het energieconcern Harken Energy Corp. Minister van Handel, Donald Evans, leidde jarenlang een oliebedrijf. En vice-president, Dick Cheney, stond gedurende jaren aan het hoofd van de Texaanse olieleverancier Halliburton.

Een paar maanden voor zijn aantreden had Cheney nog een somber beeld van de wereldwijde energievoorraden opgehangen: ‘Elk jaar zullen we twee procent meer olie nodig hebben. Maar mogelijk zal het volume dat opgepompt wordt, zakken met drie procent. Dat betekent dat we tegen 2010 met een tekort van 50 miljoen vaten per dag zullen kampen’. Zes keer meer dan Saudi-Arabië momenteel oppompt per dag. De vergelijking spreekt boekdelen. Het zijn inderdaad de Saudische prinsen die de touwtjes in handen hebben, zij hebben de controle over de belangrijkste OPEC-staat. Naarmate ze meer of minder olie oppompen, daalt of stijgt de prijs. Hun relaties met andere grootmachten zoals de Verenigde Staten zijn daarbij primordiaal.

Saudi-Arabië, jarenlang een partnerland van Amerika, wekt sinds 11 september 2001 immers steeds meer wantrouwen. Vijftien van de negentien kapers van de aanslagen van 11 september hadden een paspoort uit Riyad. Daarbij kwam dat Saudi-Arabië maanden na de aanslag op het World Trade Center nog steeds weigerde aan het onderzoek mee te werken. Vandaag gaan daarom in Washington stemmen op om extreme maatregelen te treffen als het nodig wordt: ‘Misschien zullen we moeten overwegen, of we ook geen Saudische olievelden moeten bezetten’, zo klonk het in het Pentagon.

Amerika wil niet alle eieren in een mand leggen, en stuurt daarom ook afgezanten uit naar Rusland, Azerbeidzjan, Kazachstan en Angola: één voor één potentieel belangrijke spelers in het ‘grote spel’ om de oliebronnen. Toch blijft de focus in eerste instantie op de regio rond de Perzische Golf. Vermoedelijk ligt daar twee derde van de wereldreserves.

De meest begeerde staat in het hele gebied is: Irak, de staat met de op twee na grootste energievoorraad. Een voormalige strateeg van de CIA in Washington schreef: ‘Het plotse verlies van het Saudische olienetwerk (zonder vervanging door Irak) zal de wereldeconomie lamleggen, en zal waarschijnlijk leiden tot een al even grote depressie als die van de jaren dertig. De VS hebben er dan ook alle belang bij, de energiebevoorrading te verzekeren en druk van vijanden uit de Perzische Golf te verhinderen.’ Alleen idioten begrijpen niet waar het in de wereldpolitiek écht om gaat: olie natuurlijk!

Maar de olierekening van Washington klopt niet: Amerika heeft de problemen na de militaire zege in Irak zwaar onderschat. De infrastructuur, de pijpleidingen, de raffinaderijen zoals ze er nu bij liggen, vergen miljardeninvesteringen. Bovendien is de veiligheid in het land minimaal en dat schrikt investeerders af. De huidige productie in Irak ligt ver beneden de verhoopte capaciteit: per dag worden amper 2,4 miljoen vaten opgepompt. Dat is heel wat minder dan de 3,5 miljoen vaten ten tijde van Saddam. Voor een deel verklaart ook dat het tekort.

Een nieuwe oliecrisis

Geologen en analisten wijzen op nog een ander probleem: er zou zich een tekort in de toelevering kunnen voordoen, niet zozeer omdat de oliebronnen binnenkort uitgeput raken, maar veeleer omdat de olieproductie de steeds stijgende vraag naar energie niet kan bijhouden, vooral dan uit China en India. Het Internationale Energie Agentschap in Parijs stelde zijn prognoses nog maar eens bij: in 2004 zouden per dag 80,6 miljoen vaten olie geconsumeerd worden. Dat is bijna 2 miljoen meer dan in 2003.

Anders dan in de pionierstijd van Rockefeller is er sinds jaren geen echt groot olieveld meer ontdekt. De industrie plaatst liever een paar extra oliekranen bij om het laatste restje olie op te halen, dan elders ter wereld de ondergrond echt te exploreren. Voor sommige experts is de hoge olieprijs dan ook niet meer dan een uiterlijk teken voor een veel dieper liggend proces: de fundamentele wijziging in de verhouding van vraag en aanbod. De vraag is te hoog, het aanbod te laag.

Opmerkelijk is wel dat de prijsverhoging zo lang aanhoudt. Op een korte onderbreking na zijn de prijzen sinds de Aziatische crisis van 1997-1998 blijven stijgen. Ook na de Amerikaanse invasie in Irak zowat een jaar geleden, gingen ze tegen alle verwachtingen in niet omlaag. Zelfs de uitspraak van de Saudische olieminister Ali al-Naimi dat hij het aanbod gedurende korte tijd zou verhogen, kon daar niets aan veranderen. De oliekraan opendraaien werkt dus niet. Trouwens, de productie draait nu op volle toeren en volgens gegevens van het Internationale Energie Agentschap beschikt de OPEC nog slechts over een beperkte potentiële capaciteit. Toen de olieproducerende landen dertig jaar geleden het oliewapen ontdekten, verlaagde het kartel bewust het volume dat werd opgepompt. Vandaag is het doodeenvoudig zo dat ze de productie niet kúnnen optrekken.

Stilaan wordt gevreesd voor een nieuwe oliecrisis. Een crisis zoals die van 1973, 1979 en 1990, met alle gevolgen voor de economie: hogere kosten voor verbruiker en de industrie, een stijgende inflatie en een kwakkelende conjunctuur. Aan elke recessie ging toen een korte olieschok vooraf. Nu zou de prijsstijging wel eens heel lang kunnen aanslepen. De stijging wordt vandaag immers verklaard door uiteenlopende gebeurtenissen: de vrees voor terroristische aanslagen met steeds vaker ook de olie-industrie als doelwit, een stijgende vraag vanuit Amerika en China en speculanten die de prijskoorts almaar verder opdrijven.

Maar toch, volstaan deze factoren om een zo langdurig hoog niveau te verantwoorden? We moeten nog een bijkomend element in rekening nemen: na het incident bij het Brits-Nederlandse olieconcern Royal Dutch/Shell is de markt sceptisch geworden. Begin 2004 bleek dat topmanagers van het bedrijf het publiek jarenlang over hun oliereserves hadden voorgelogen. Hun voorraden waren een vijfde minder groot dan ze voordien hadden gezegd.

De hele zaak heeft de geloofwaardigheid van de sector onderuitgehaald. Er worden zelfs vraagtekens geplaatst bij de voorraden van het Midden-Oosten. Zijn ze wel zo omvangrijk als we altijd hebben geloofd? Is het niet vreemd dat de OPEC-landen jarenlang bijna ongewijzigde gegevens publiceerden over hun voorraden, alsof ze geen druppel hadden opgepompt? De vraag is voorwerp van hevige debatten.

We willen olie!

Misschien bevinden we ons op een keerpunt van de geschiedenis en breekt een tweede deel aan van het olietijdperk? Vraag en aanbod zijn sinds kort niet langer op elkaar afgestemd omdat steeds meer mensen, voornamelijk Aziaten, zich bij dit olietijdperk willen aansluiten. Nu al is China de tweede grootste olieconsument, na de VS. In het eerste kwartaal van dit jaar is de vraag naar olie er met 18 procent gestegen. Ook wereldwijd zal de vraag alleen maar stijgen. Tegen 2020 zouden we 42 miljard vaten per jaar nodig hebben, nu zitten we aan 29 miljard.

Zullen de olieproducerende landen erin slagen om nieuwe oliebronnen aan te boren en voldoende olie ter beschikking te stellen? Optimisten zijn ervan overtuigd dat het potentieel lang niet is uitgeput. ‘We hebben nog massa’s olie’ zegt Nansen Saleri, de verantwoordelijke voor de olievoorraden bij de grootste olie-exploitant ter wereld, Saudi Aramco. Wat hij er niet bij vertelt, is hoe labiel de positie van Saudi-Arabië wel geworden is. Het is niet aan de orde, maar stel dat het Saudische koningshuis op een dag door radicale fundamentalisten wordt omvergeworpen, dan zou de productie wel eens van de ene dag op de andere tot nul kunnen worden gereduceerd. Olie is een pressiemiddel geworden.

Ook de Ierse geoloog Colin Campbell gelooft nog in de bestaande voorraden. Maar hij vreest dan weer dat we ‘algauw’ meer zullen verbruiken dan we kunnen produceren. En hij bedoelt: in de loop van volgend jaar. Vanaf dan zullen we op reserves draaien. Hij schetst een somber scenario: de vraag zal stijgen, het aanbod dalen; bijgevolg gaan de prijzen omhoog en blíjft de olie – anders dan bij alle vroegere oliecrises – onbetaalbaar duur. Het tijdperk van de goedkope olie is voorbij.

Als geoloog ging Campbell jaren geleden op zoek naar nieuwe olievelden. Vandaag is hij ervan overtuigd dat alle grote oliebronnen al ontdekt zijn – nieuwe speurtochten beloven niet veel meer op te leveren. De cijfers spreken voor zich: 90 procent van de huidige productie stamt uit olievelden die ouder zijn dan 20 jaar. De later gevonden bronnen blijken veel kleiner. Zeker, er was nog de ontdekking van het olieveld in de Noordzee. Na de eerste oliecrisis werd er trouwens massaal in het legendarische Forties-veld geïnvesteerd. Alles was goed om de Europese afhankelijkheid van de Arabische olie in te perken. Helaas heeft de belangrijkste Europese oliezone intussen ook haar beste tijd al achter de rug. Sinds het midden van de jaren negentig loopt de ontginning terug van 6 miljoen vaten per dag in 1995 tot 5,3 miljoen vandaag. BP heeft het Forties-veld al verkocht.

Veel twijfel lijkt er niet over te bestaan: het is weinig waarschijnlijk dat er nog veel nieuwe oliebronnen zullen worden aangeboord. Hoe kan het dan dat bepaalde bedrijven jaarlijks toch nog hogere voorraden kunnen aanleggen? Ze zetten alles op alles om nieuwe kleine voorraadjes binnen de bestaande velden op te sporen. De waardering van oliereserves wordt op die manier wel een titanenopdracht. Het is een wetenschap op zich û of misschien wel gewoon: zwarte magie.

De Amerikaanse beurswaakhond SEC (Securities and Exchange Commission) waagt zich aan een definitie: om te kunnen spreken van ‘bewezen reserves’, moet de olie ‘met een bekende techniek kunnen worden ontgonnen – de onderneming moet daarvoor beschikken over een investeringsplan zonder tijdslimiet.’ Volgens oliemanagers echter kunnen dergelijke berekeningen tot zeer uiteenlopende resultaten leiden en kan iedereen ze aanpassen ‘voor eigen gebruik’. Sommige oliefirma’s geven lagere cijfers over voorraden op, omdat ze er in hun eigen land op belast kunnen worden. En in derdewereldlanden minimaliseren oliebedrijven hun voorraden om steun te kunnen trekken van de Wereldbank. Met gegevens over voorraden moet met andere woorden omzichtig worden omgegaan. Het Internationale Energie Agentschap vraagt meer transparantie en een controle door onafhankelijke experts. Maar nauwelijks een derde van de Amerikaanse oliebedrijven is bereid zich te onderwerpen aan een externe audit. De olieproducerende landen zijn al even sceptisch.

De gegevens zijn nochtans precies het vaagst, waar de grootste olie-aanwezigheid vermoed wordt: in Saudi-Arabië. De westerse bedrijven kunnen er zich geen onafhankelijk beeld vormen van de hoeveelheden die daadwerkelijk onder het woestijnzand verborgen zitten. Ze krijgen geen toegang tot de gegevens, tenzij tot verouderde cijfers. Nochtans kan ook een Arabische olieproducent met schijnbaar onuitputtelijke bronnen plots zijn limiet bereiken. Er is het voorbeeld van Oman. Tot 1997 werden er 250.000 vaten opgepompt per dag – vandaag zijn dat er nog slechts 50.000.

En toch. De hele wereld blijft er bijna blindelings op rekenen, dat precies de crisisregio aan de Golf, meer bepaald Saudi-Arabië, de wereldwijde vraag ook in de toekomst kan dekken. ‘Als dat niet zo is, is er geen plan-B’, waarschuwt een analist uit Houston. Voorwaar, de Saudi’s moeten nu al massa’s water in de oude olievelden pompen om nog olie aan de oppervlakte te krijgen, zegt hij. Maar de Saudi’s ontkennen. Voor de komende 50 jaar nog kunnen ze de productie zo goed als verdubbelen, tot 15 miljoen vaten per dag, zo klinkt het. Als de bronnen aan de Noordzee of in Alaska opraken of de andere, zoals die in de Kaspische Zee of voor de West-Afrikaanse kust niet zo omvangrijk zijn als gedacht, dan zal blijken of ze gelijk hebben. Maar in dat geval volstaan zelfs 15 miljoen vaten per dag niet meer. De vraag luidt dus: kan de wereld nog lang op olie blijven draaien?

Pijpleidingen

Is dit het einde van het olietijdperk? Misschien moeten we naar het verleden kijken: de doemscenario’s bestaan al even lang als toen de eerste olie werd opgepompt. In 1919 voorspelden Amerikaanse geologen dat de olievoorraden binnen negen jaar op zouden zijn. En er waren ook de foute inschattingen van de Club van Rome in 1972 over de grenzen van de groei. De geschiedenis van de olie is meteen ook de geschiedenis van de meest foute oordelen.

Ook de hoofdeconoom van oliegigant BP, Peter Davies, is die mening toegedaan. Volgens hem is het onmogelijk van tevoren te berekenen hoe lang je het met bepaalde voorraden kunt doen. Het is niet zo, zegt hij, dat je kunt inschatten dat we nog voor veertig jaar olie hebben en dan niet meer. Ook de steentijd kwam niet tot een eind omdat er geen stenen meer waren.’

Denk alleen al aan Rusland: voor een paar jaar kwam het land niet voor op de lijst van grote leveranciers. In 2003 bleek het plots de grootste olieproducent ter wereld, nog vóór Saudi-Arabië. Ook de regio rond de Kaspische Zee behoorde tien jaar geleden niet tot de reeks van veelbelovende exploitatiegebieden. Maar hier speelt de grote politiek een bijna even belangrijke rol als de omvang van de bronnen. Het gewicht van de politiek is er recht evenredig met de prijs voor de oliepijpleidingen. In de regio wordt momenteel gebouwd aan de duurste pijpleiding ter wereld. Ze komt er onder druk van de VS die willen voorkomen dat de olie naar de terminals van Iran zou vloeien, én dat Rusland via de noordelijke route te veel invloed zou kunnen uitoefenen.

Het is moeilijk denkbaar dat we binnenkort te maken krijgen met een schaarste in de voorziening, meent Davies. De oliesector behoort tot de meest innovatieve en moderne industrieën ter wereld en dus kunnen zeker nog nieuwe kleine voorraden worden aangeboord. De exploitatie is bovendien goedkoper geworden, wat betekent dat de oliebedrijven meer geld ter beschikking hebben om te investeren in onderzoek. Zo wordt er vandaag in de Golf van Mexico, voor de westkust van Afrika, Brazilië en aan de Kaspische Zee met man en macht gezocht naar voorraden onder de zeebodem. Een tekort aan olie door de sterk groeiende vraag? Niet meteen, vindt Davies.

En toch: de wereld zal niet eeuwig op conventioneel ontgonnen olie kunnen voortbouwen, meent hij. De olieconcerns hebben zich al voorbereid op wat er komen gaat. Er is de kernenergie. Maar ook aardgas dringt zich op in hun toekomstscenario’s. Steenkool blijft nog op de tweede plaats na olie als de belangrijkste energiedrager. Maar de komende tien tot twintig jaar, zo wordt verwacht, zal gas steenkool verdringen en met olie kampen om de eerste plaats. Er is geen twijfel mogelijk: de toekomst is aan het aardgas.

Wordt de eenentwintigste eeuw nu het gastijdperk, precies zoals de negentiende eeuw door steenkool werd beheerst en de twintigste door aardolie? De schokken die elk voor zich teweegbrachten, hebben niet alleen de industrie, maar ook de hele samenleving ingrijpend veranderd. Ze hebben de machtsverhoudingen door elkaar geschud. Ze hebben de hele eeuw bepaald. Maar, laten we vooral niet te hard van stapel lopen. De dominante positie van olie zal verzwakken, dat wel. Maar het olietijdperk is nog lang niet achter de rug. Eerst zal er nog om olie gevochten worden. Hard gevochten.

Copyright Knack/Der Spiegel. Bewerking: Ingrid Van Daele

Krijgen we na de steenkool en de aardolie het tijdperk van het gas?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content