Volgend weekend speelt KV Mechelen tegen Lokeren. Liefst acht spelers uit ex-Joegoslavië maken die dag kans op een plaats in de basis. Met 36 spelers zijn de Balkanlanden hofleverancier voor de Belgische competitie. ‘Qua prijs-kwaliteit zijn wij niet te kloppen.’

Zo kwikzilver als hij is op het veld, zo traag en log spreekt hij ernaast. Tomislav Kis (spreek uit: Kisj) is een man van weinig woorden. Nee, hij wist vooraf niets over KV Kortrijk, de ploeg waarvoor hij tegenwoordig voetbalt. Ja, Kortrijk is een mooie stad. Ja, het voetbal in België gaat een stuk sneller dan in zijn thuisland Kroatië. De ruimtes zijn kleiner, de duels harder, de tegenstanders sterker. Het is een hele aanpassing, geeft hij toe. ‘Het is de eerste keer dat ik zo ver van huis woon. Vooral de taal is een probleem. Ik spreek nauwelijks Engels. Ik volg wel taallessen, maar het kost tijd.’ Voorlopig wil het Engels nog niet vlotten. Hello. My name is Tomislav. I play in Kortrijk.

Kis (21) is het nieuwste lid van het Balkancontingent in Kortrijk. Eind augustus, net voor het verstrijken van de transferdeadline, werd hij weggeplukt bij de Kroatische topclub Hajduk Split. Voor een schijntje, klinkt het bij de West-Vlaamse club. Bij Kortrijk wordt hij opgevangen door clubkapitein Nebojsa Pavlovic (34), een Serviër die al tien jaar in België voetbalt, waarvan zeven seizoenen in Kortrijk. ‘Tomislav moet zo snel mogelijk de taal leren, zodat hij zich meer op zijn gemak voelt’, zegt Pavlovic (34). ‘Een bankrekening openen, een internetverbinding regelen, tactische aanwijzingen krijgen van de trainer: momenteel heeft hij voor alles hulp nodig.’ Met verdediger Zarko Tomasevic en vleugelspeler Adam Marusic, beiden uit Montenegro, heeft Kortrijk nu vier ex-Joegoslaven in de rangen. Dat maakt het makkelijker om te integreren, vindt Kis. ‘Ik heb altijd iemand om mee te praten.’

Met Kis erbij telt de Jupiler Pro League liefst 38 spelers uit ex-Joegoslavië. Alleen Frankrijk levert meer profspelers aan ons land. Wanneer KV Mechelen en KSC Lokeren het volgend weekend tegen elkaar opnemen, kunnen we bijna gewagen van een Clash of the Balkans. Lokeren heeft met Dario Melnjak, Mario Ticinovic, Besart Abdurahimi en Marko Miric vier Joegoslaven in de rangen, clubkapitein Mijat Maric heeft Kroatische ouders maar een Zwitsers paspoort. Bij Mechelen zijn Vladimir Volkov, Dalibor Veselinovic, Edin Cocalic en Milos Kosanovic vaste waarden. Ook AA Gent (5) en Moeskroen-Peruwelz (7) hebben een stevige voorraad Balkanboys, maar die komen minder vaak aan de bak.

Niet dat spelers uit ex-Joegoslavië nieuw zijn in het Belgische voetbal. De eersten streken neer in de jaren zestig, toen het Joegoslavische voetbal zijn hoogtijdagen beleefde. In 1962 gaf Standard Luik Aleksandar Topakovic een contract, een vleugelspits die door blessures amper drie wedstrijden zou spelen. Union haalde in 1964 Todor Veselinovic, viervoudig topschutter in de Joegoslavische Eerste Liga. Maar de opmerkelijkste was ongetwijfeld Milan Galic, die als Joegoslavisch vicetopschutter aller tijden in 1966 bij Standard Luik neerstreek. ‘Een van de beste spelers die ooit in België heeft gevoetbald’, vertelt Pierre Bilic, Luikenaar en voormalig sportjournalist bij Sport/Voetbalmagazine. ‘Galic had in 1962 nog de halve finale van het WK gespeeld. Een speler van absolute wereldklasse. Hij had alles: vista, techniek, kracht, een neus voor de goal.’ In de jaren negentig volgde een tweede golf Joegoslavische voetballers, op de vlucht voor de burgeroorlog. Josip Weber, Branko Strupar en Gordan Vidovic zouden als Rode Duivel zelfs op de wereldbeker aantreden.

Een kwestie van economie

Nooit speelden Balkanspelers een grotere rol in de Belgische competitie dan het afgelopen seizoen. Tijdens de eerste seizoenshelft boekten spelers uit ex-Joegoslavië gemiddeld 1408 minuten per speeldag. Twee seizoenen geleden was dat amper 870 minuten. Ook trainers uit de Balkan vinden steeds vlotter de weg naar de dug-out. Besnik Hasi (Anderlecht) werd geboren in Kosovo, Aleksandar Jankovic (KV Mechelen) is een Serviër en Cedomir Janevski (Moeskroen-Peruwelz) is een Macedoniër. Vorige maand ontsloeg Standard nog de Serviër Slavoljub Muslin.

De voornaamste reden voor die grote vertegenwoordiging is een kwestie van economie. Balkanspelers brengen kwaliteit, zijn meestal goedkoop, passen zich doorgaans vlot aan en kunnen gemakkelijk doorverkocht worden. ‘Prijs-kwaliteit zijn we niet te kloppen’, zegt de Bosnische spelersmakelaar Milan Broceta, die vooral AA Gent van spelers voorziet. Het is niet moeilijk om spelers te overtuigen om naar België te komen, aldus Broceta. ‘Veel Joegoslavische voetballers hebben na hun verblijf in België een mooie carrière opgebouwd. Dat maakt België voor veel jonge voetballers aantrekkelijk.’ Veel Belgische clubs scouten intensief in de regio. Toch missen ze geregeld ook uitschieters. ‘Ik heb indertijd de 18-jarige Edin Dzeko aangeboden bij AA Gent’, zegt Broceta. ‘Hij kostte toen 50.000 euro en was meer dan bereid om naar België te komen. Alleen had AA Gent op dat moment echt geen geld. Vandaag speelt Dzeko voor AS Roma.’

Dat spelers uit ex-Joegoslavië zo goedkoop zijn, komt vooral door de penibele financiële toestand van de clubs. Rode Ster Belgrado, de grootste club van Oost-Europa, heeft een put van 40 miljoen euro. ‘Dat is frustrerend’, zegt Jankovic, die van 2007 tot 2008 hoofdtrainer was bij Rode Ster. ‘Veel clubs hebben geen geld om getalenteerde spelers lang aan zich te binden. Daardoor ben je om de twee jaar al je toppers kwijt.’ Opvallend genoeg zorgt net die financiële neergang voor een stimulans. Jankovic: ‘Bij ons staat elke speler met een beetje talent op zijn achttiende al in de eerste ploeg. Daardoor doen ze snel ervaring op. Er zijn veel twintigjarigen die al honderd competitiematchen hebben gespeeld.’

Bron van talent

Ook vandaag nog lijken de landen van het voormalige Joegoslavië een onuitputtelijke bron van talent. De passie van spelers en supporters voor de belangrijkste bijzaak ter wereld is vergelijkbaar met die in Brazilië. Het nationale stadion in Belgrado heet zelfs Marakana, naar het legendarische Maracanã-stadion in Rio de Janeiro. De Joegoslavische resultaten in balsporten zijn hallucinant. Met Novak Djokovic (1), Marin Cilic (13), Milos Raonic (14), Bernard Tomic (18), Viktor Troicki (21) en Ivo Karlovic (22) staan er liefst zes spelers met Balkanroots in de top 25 van het wereldtennis. In het basketbal werd Servië vorig jaar vicewereldkampioen, en ook Kroatië (12) en Slovenië (14) behoren tot de top 15 van de wereld. In het handbal staan Servië (6) en Kroatië (12) hoog genoteerd, Kroatië werd sinds zijn ontstaan al twee keer olympisch kampioen. Zelfs in het waterpolo zijn de landen van ex-Joegoslavië nog altijd top. Servië werd wereldkampioen in 2005, 2009 en 2015, Kroatië in 2007. Het onooglijke Montenegro haalde in 2013 de WK-finale.

Ook in het voetbal had Joegoslavië een ijzersterke traditie. Met vier olympische finales (één titel), drie Europese finales (één titel) en twee halve finales op de wereldbeker was Joegoslavië een begrip. Tussen 1980 en 2001 won het 66 procent van zijn interlands, de op vijf na hoogste score wereldwijd. Het is een onwaarschijnlijk hoog percentage voor een land met beperkte economische middelen en een relatief kleine bevolking, dat bovendien bijna al zijn interlands in Europa speelde – in die jaren met voorsprong het sterkste voetbalcontinent.

‘Dat we zoveel goeie spelers voortbrachten, lag alvast niet aan de infrastructuur’, grijnst Zeljko Petrovic, gewezen Joegoslavisch voetbalinternational en voormalig assistent-coach van Dick Advocaat bij Sunderland en de Servische nationale ploeg. Petrovic, die na een lange carrière bij Nederlandse clubs ook de Nederlandse nationaliteit heeft, kreeg zijn opleiding bij FK Buducnost, in zijn geboortestad Podgorica, de hoofdstad van Montenegro. ‘Er was één trainingsveld voor alle elftallen. Dat veld lag er het hele jaar door verschrikkelijk bij. Alleen de beste spelers werden erop toegelaten. Je moest enorm veel talent hebben en snel leren om nog maar in de buurt te mogen komen van dat trainingsveld. Ik trainde als jongetje vooral door urenlang tegen een stadionmuur te trappen. Links-rechts-links-rechts, tot ik helemaal tweevoetig was.’

Vermoedelijk is net die aanpak de sleutel tot het Joegoslavische succes. Veel voetballers uit de Balkan voldoen aan de 10.000-urentheorie van de Zweedse sociaalpsycholoog Anders Ericsson. Die stelt dat de mens gemiddeld 10.000 uren nodig heeft om ergens een expert in te worden. Ericsson meent dat expertise ook in topsport meer een kwestie van oefening is dan van aangeboren talent. Zowat alle Joegoslavische toppers komen makkelijk aan die 10.000 uren, zegt Cedomir Janevski, geboren in Skopje en vandaag trainer van Moeskroen-Peruwelz. ‘In een communistisch land zoals Joegoslavië had je veel openbare ruimte, weinig verkeer, en er was nauwelijks iets te doen. We speelden overal: op straat, op de pleintjes, op betonnen basketbalvelden. Drie tegen drie, vier tegen vier, tot het pikdonker was.’ Die straatopleiding geeft veel voetballers uit landen zoals Servië en Kroatië een technisch surplus, maar het heeft ook nadelen. ‘Het zorgt ervoor dat onze nationale ploegen vaak weinig georganiseerd zijn’, zegt Janevski. ‘Zelfs de centrale verdedigers willen dribbelen en doelpunten maken. Dat gaat niet meer in het moderne voetbal. Dat kost ons veel punten.’

Politiek gevoelig

Maar er lijkt een eind te komen aan de hausse van het Balkanvoetbal. Alleen Kroatië mag naar het komende EK. Slovenië en Bosnië-Herzegovina werden uitgeschakeld in de barrages. Servië, vooraf getipt als een mogelijke outsider voor de titel, werd in zijn kwalificatiegroep kansloos voorlaatste.

Aan de jeugdopleidingen ligt het niet. Servië werd dit jaar wereldkampioen bij de beloften. ‘We verliezen veel spelers in de overstap naar de A-ploeg’, zegt Jankovic, die van 2010 tot 2014 coach was van de Servische beloften. ‘Veel jongens komen uit arme families, waardoor ze slecht begeleid worden. Als zo’n talentvolle jongen doorbreekt, kiest hij onder druk van de familie bijna altijd voor het grote geld. Terwijl hij er beter aan doet een tussenstap te maken. Sinds het WK hebben drie van de grootste talenten een transfer gemaakt naar een club waar ze niet meer aan de bak komen. De kans is groot dat die jongens het nooit zullen waarmaken.’

Sinds de splitsing van Joegoslavië is professionalisme bij de nieuwe sportbonden vaak ver te zoeken. Toen Cedomir Janevski in 2012 bondscoach van zijn thuisland Macedonië werd, schrok hij van de povere faciliteiten. ‘Ik ben weggegaan in 1989, maar er was helemaal niets veranderd.’ In allerijl zette Janevski een missie op om de werking te professionaliseren. ‘Ik heb de Voetbalbond moeten overtuigen om de nationale jeugdcoaches een profcontract te geven. Er waren nauwelijks oefenvelden, er was geen opleiding voor trainers, er was niet eens materiaal om een powerpointpresentatie te houden. Ik moest van nul beginnen. Vandaag is het beter, maar we hebben nog een lange weg te gaan.’

Vooral het gebrek aan een sterke competitie breekt de landen van ex-Joegoslavië zuur op. Sinds de opdeling van het land stellen de nationale competities nog maar weinig voor. Een Adriatische Liga, zoals die tegenwoordig al in het basketbal en het handbal bestaat, is volstrekt onbespreekbaar. Voetbal ligt politiek nog altijd gevoelig: veel Kroaten beschouwen een voetbalmatch als het officieuze beginpunt van de burgeroorlog. Op 13 mei 1990 speelden Dinamo Zagreb (Kroatië) en Rode Ster Belgrado (Servië) de beslissende wedstrijd om het Joegoslavische kampioenschap. De wedstrijd werd ontsierd door rellen tussen nationalistische supportersclans. De politie trad hardhandig op, waarbij ze volgens kwatongen vooral Kroaten viseerde. Een politieman werd live op televisie gevloerd door een karatetrap van de Kroatische middenvelder Zvonimir Boban, die zich daarmee onsterfelijk maakte bij Kroatische nationalisten.

De dagen van Joegoslavië en het Joegoslavische elftal waren geteld. De wondergeneratie, die in 1990 met penalty’s werd uitgeschakeld in de kwartfinales van de wereldbeker, zou nooit meer de kans krijgen om samen te spelen. Robert Jarni, Robert Prosinecki, Davor Suker (allemaal Real Madrid) en Zvonimir Boban (AC Milan) zouden met Kroatië derde eindigen op het WK in 1998. Sinisa Mihajlovic (Lazio Roma), Dejan Savicevic (AC Milan) en Predrag Mijatovic (Real Madrid) voetbalden voortaan voor Joegoslavië (eigenlijk Servië met Montenegro en Kosovo). Kapitein Faruk Hazibegic was Bosniër, prijsschutter Darko Pancev koos voor Macedonië.

‘Ach, we waren toch nooit wereldkampioen geworden’, zegt Petrovic. ‘Weet u wat het is? We waren gewoon té goed. Wij hadden drie Enzo Scifo’s en twee Kevin De Bruynes in onze ploeg, maar er was geen balans. Iedereen was zo overtuigd van zijn eigen kwaliteiten dat niemand het kon verkroppen om op de bank te zitten. Met technische spelers alleen win je geen prijzen.’

Voor Tomislav Kis is het allemaal lang geleden. In 1995, toen de laatste bommen op Zagreb vielen, was hij net één jaar oud. Zelfs voor ouderdomsdeken Nebojsa Pavlovic zijn de herinneringen aan de oorlog vaag. Zoals het de hedendaagse profvoetballer betaamt, benadrukt hij dat hij zich momenteel focust op KV Kortrijk. ‘Maar ooit wil ik voor Barcelona spelen. Ik wil geloven dat het mogelijk is. Als God het wil.’

‘Ik heb indertijd de 18-jarige Edin Dzeko aangeboden bij AA Gent’, zegt Broceta. ‘Hij kostte toen 50.000 euro en was meer dan bereid om naar België te komen. Alleen had AA Gent op dat moment echt geen geld. Vandaag speelt Dzeko voor AS Roma.’

DOOR JEROEN ZUALLAERT

‘In een communistisch land zoals Joegoslavië had je veel open ruimte, weinig verkeer, en er was nauwelijks iets te doen. We voetbalden overal.’

‘Wij hadden drie Enzo Scifo’s en twee Kevin De Bruynes in onze ploeg, maar er was geen balans.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content