Om in Amsterdam een verdrag uit de brand te slepen, heeft de Belgische diplomatie zich opnieuw dubbel geplooid. Gesprek met Rik Coolsaet, specialist in buitenlandse zaken.

In een vorig leven was Rik Coolsaet uitgever, vervolgens (spraakmakend) publicist, nadien kabinetsmedewerker eerst op Defensie onder Guy Coëme (PS), dan op Buitenlandse Zaken. Sinds kort is hij professor aan de Universiteit Gent. Vorige maandag doctoreerde hij er aan de faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen. Zijn thesis, een turf van meer dan zeshonderd pagina’s, kreeg de titel ?Constanten, determinanten en discontinuïteit in het Belgisch buitenlands beleid? mee. Coolsaet, die zijn eerste strepen verdiende als vredesactivist en zich vooral voor Oost-Westrelaties interesseerde, heeft onderhand zijn grenzen aanzienlijk verlegd. Hij houdt Afrika voortdurend in het oog en betoont nu bijzondere belangstelling voor monetaire en financiële, dus Europese dossiers.

Wat drijft een normaal mens om, de veertig voorbij, zich drie jaar op te sluiten om een doctoraat te schrijven ?

RIK COOLSAET : Ik wou een antwoord op de vraag van Lode Zielens : ?Moeder, waarom leven wij ?? Een grapje, hoewel.

De hoofdoorzaak was de complete omwenteling in de internationale verhoudingen. Als je van dichtbij bij de besluitvorming betrokken bent, stoot je vlug op de vraag waar je in feite mee bezig bent en waar het allemaal naartoe gaat ? Op het einde had ik het gevoelen dat alle pasklare antwoorden waren opgebruikt. Tien tot vijftien jaar lang heb ik in een typische Koude-Oorlogssituatie over buitenlandse politiek geschreven en vanaf 1988 probeerde ik de koers van de regering te beïnvloeden. Zo waren er de toenaderingsvoorstellen rond Hongarije en de voormalige Sovjetunie. Vanaf 1990 zaten we echter in een compleet nieuwe constellatie en moesten we op zoek naar nieuwe antwoorden. Daar kom je niet aan toe als je midden in de besluitvorming zit. Ik moest dus afstand nemen.

U gelooft nog altijd dat ideeën het op belangen halen.

COOLSAET : Belangenverdediging alleen volstaat niet, zeker niet bij de linkerzijde. Je moet weten waar je naartoe gaat, welke perspectieven er zich aandienen en hoe je daar kan op inspelen. Op het einde van de Koude Oorlog hadden sommigen dat Fingerspitzengefühl, vandaag ontbreekt dat.

Ideeën tellen dus in de buitenlandse politiek.

COOLSAET : Dat is evident. Ofwel verhullen ze de belangen, ofwel verduidelijken ze de marsrichting. Het is mijn overtuiging dat een klein land een betekenisvolle internationale rol kan spelen indien aan enkele voorwaarden voldaan is. De internationale toestand moet voldoende fluïde zijn en je moet een minister hebben die er voluntaristisch tegenaan durft gaan, dus voor zijn mening uitkomt en niet altijd de koers van de groten volgt. Een minister kan klemtonen leggen. Uiteraard binnen de bedding van een bepaalde stroming, want een revolutie kan hij niet maken. Hij kan wel een evolutie versnellen of afremmen.

Wie springt er in de naoorlogse periode uit ?

COOLSAET : Voor mij is Philippe Maystadt (PSC) zonder twijfel de man met de meest originele ideeën.

Uitgerekend iemand die nooit voor Buitenlandse Zaken bevoegd was.

COOLSAET : In de mate dat het buitenlandse beleid economische belangenbehartiging nastreeft een noodzaak voor de maatschappelijke stabiliteit , vind ik dat Maystadt zowel over de euro als het internationaal muntsysteem bijzonder originele denkbeelden propageert. Ik heb het grootste respect voor zijn inspanningen om een einde te maken aan het bestaande monetaire non-systeem. Voor mij staat hij model voor een voluntaristisch beleidsman, die weet waar hij naartoe gaat.

Voor iemand van links is dit een verrassende keuze en lofzang.

COOLSAET : In het buitenlands beleid lopen de scheidingslijnen niet langs links en rechts. Wel gaat het om de vraag of het beleid al dan niet is aangepast. Tijdens de periode van de kernraketten had je binnen de christen-democratie en het liberalisme ook voor- en tegenstanders. Bij de socialisten had je dan weer figuren die er zich niets van aantrokken en anderen die er zich wel voor inzetten. Ofwel speel je in op de mogelijkheden die zich aandienen, ofwel doe je dat niet.

Hoe evalueert u het internationaal optreden van deze regering ?

COOLSAET : Inzake Europa volgt de huidige diplomatie een duidelijke en coherente lijn. We kunnen niet alles realiseren, maar de verkiezing van Lionel Jospin is een objectieve versterking van de Belgische positie, zeker inzake de sociaal-economische dimensie. Wat de transatlantische vraagstukken betreft, zitten we echter met dezelfde ziektesymptomen als de hele West-Europese diplomatie. Als de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright praat, staan we pink tegen de naad. In Afrika tenslotte was onze diplomatie ooit actiever dan vandaag. Voor Europa geef ik een grote onderscheiding, voor het transatlantische een onvoldoende en voor Afrika een voldoende.

België is een creatie van de grootmachten. Bepaalt dat nog altijd onze internationale positionering ?

COOLSAET : Het is niet waar dat België een schepping van de grootmachten is. Die waren even verbaasd als de Belgen zelf over het welslagen van de Belgische revolutie. Dit land was een storend element voor de Weense wereldorde van 1815 en kon maar overleven omdat de belangen van de grootmachten elkaar neutraliseerden. Een klein land kan op twee manieren diplomatie bedrijven. Het kan zich als een go-between opstellen en de standpunten van de groten dichter bij elkaar proberen te brengen. Een Henri Simonet (PS) en een Leo Tindemans (CVP) pakten het zo aan. Een andere methode is je eigen doelstellingen definiëren en van daaruit een consensus zoeken. Dat is een heel andere stijl. Doorslaggevend zijn hier het moment en de persoonlijkheid van de minister. In de negentiende eeuw probeerde de liberaal Hubert Frère-Orban zo te werken en recent de socialist Frank Vandenbroucke (SP).

Is de Belgische diplomatie niet altijd afhankelijk van het fiat van een Londen, Parijs, Washington of Bonn ?

COOLSAET : Een klein land kan niet tegen de groten op, tenzij op heel specifieke punten. Hoe dan ook moet het naar een consensus streven. Wanneer het echter bepaalde voorstellen als een soort verlicht eigenbelang kan aanbieden, kan het scoren. Als je de interesse van de groten kan wekken, heb je de kans om gevolgd te worden. Zo kon België ten tijde van Pierre Harmel (PSC) een cruciale rol in de détente spelen. In de Europese politiek heeft België intens voor het sociaal-economische geijverd, maar weinig kunnen realiseren. De komst van Jospin kan daar verandering in brengen.

Hoe groter de meningsverschillen tussen de grootmachten, hoe stuurlozer de Belgische diplomatie ?

COOLSAET : De grote mogendheden hebben België natuurlijk niet nodig. Ze gebruiken ons en wij laten ons gebruiken. Wanneer de grote Europese drie lijnrecht tegenover elkaar staan, hebben we geen enkele kans op succes. Overleven is dan het enige dat telt.

Is Bonn momenteel niet het referentiepunt bij uitstek van onze diplomatie ?

COOLSAET : Sinds 1830 is het een constante in onze diplomatie dat ze de overheersende invloed van één van de grootmachten probeerde te neutraliseren. Ik merk die dominante positie van Bonn niet. Integendeel, onze doelstellingen rond een sociaal Europa kregen we met Bonn niet rond en met Jospin allicht wel.

Omwille van de verruiming zal men in Amsterdam met een minimale verdieping genoegen nemen. Bonn wil het zo en België legt zich daar bij neer.

COOLSAET : Iedereen aanvaardt nu dat Europa de historische verantwoordelijkheid heeft om uit te breiden. Dat heeft veel minder met Duitse druk dan met een bepaalde perceptie van Europa in het wereldsysteem te maken. Bonn wou zeer vlug gaan, maar werd niet gevolgd. De Europese instellingen worden immers niet aangepast, zodat het waarschijnlijk tot 2003 zal duren voor er nieuwe leden bijkomen. De uitbreiding was alleszins geen topprioriteit in Amsterdam.

Ook na Amsterdam zal Europa het zonder een eigen buitenlands en defensiebeleid moet stellen. Is dit een knieval voor de Verenigde Staten ?

COOLSAET : Het is lang geleden dat de Europeanen inzake buitenlands beleid zo totaal abdiceerden. De kwalijke ervaringen die we in voormalig Joegoslavië en Afrika kenden, gaan zich dus herhalen. Omdat de besluitvorming intergouvernementeel blijft, verandert er niets aan de Europese machteloosheid. De publieke opinie is het daar nochtans niet mee eens. Ongeacht wat Tony Blair en Jospin over de natiestaat zeggen, is de burger gewonnen voor een doortastende Europese buitenlandse politiek. Daar gaan we opnieuw naar een groot aantal fiasco’s en het zullen de Amerikanen niet zijn die ons uit de problemen helpen. Als er in de VS al een consensus over de internationale politiek bestaat, is het rond de economische positie van Amerika, want de VS is niet langer de supermacht van na de Tweede Wereldoorlog. De Amerikanen zijn handelsreizigers geworden en slagen er steeds moeilijker in om leiding te geven. Kortom, het optreden van de VS zal door groeiende stuurloosheid gekenmerkt worden. Zo zal Europa zich met Afrika moeten blijven bemoeien. Er is dus een dringende behoefte aan een kordaat Europees buitenlands beleid.

Vanwaar die Europese onderdanigheid tegenover Amerika ?

COOLSAET : Het blijft me verbazen dat de Europeanen, zelfs inzake de organisatie van hun continent, de Amerikaanse plannen blijven slikken. Het zijn toch de Amerikanen die de relaties met Oost-Europa, zoals de uitbreiding van de Navo, bedachten. Onbegrijpelijk is ook de afwezigheid van een politieke dialoog tussen Europa en Rusland. Het is allemaal een illustratie van het gebrek aan ambitie om internationaal als een politieke unie op te treden.

Bestaat er een relatie tussen de uitbreiding van de Navo en die van de Unie ?

COOLSAET : Het zijn twee onderscheiden processen. De verruiming van de Navo was een binnenlandse dossier van de VS, waarbij Europa niet eens heeft meegespeeld. Het gedroeg zich als een loopjongen. Ik heb nooit begrepen waarom we het Amerikaans standpunt zo slaafs volgden en niet eens een eigen project voor een politiek Europa formuleerden. We hebben wel mee de mythe ondersteund dat het hier om een historische doorbraak ging. Dat is het natuurlijk niet. Het is een operatie die vanuit de Amerikaanse binnenlandse politiek werd gedicteerd. Indien we sommige landen van Centraal- en Oost-Europa tot de Weu hadden toegelaten en tegelijk een verruiming van de Unie aanboden, hadden we een reëel antwoord gegeven op de stabiliteitsbehoeften van die landen. De Navo kan dat niet, ze heeft geen instrumenten om de democratie te ondersteunen. Kortom, de officiële reden voor de Navo-uitbreiding is gewoon window-dressing. Ze is voor niets nodig en Europa heeft zich hier door de VS op sleeptouw laten nemen.

Dreigt de euro die goede relaties met de VS niet grondig te verstoren ?

COOLSAET : Natuurlijk. Als de euro naast de dollar de belangrijkste reservemunt wordt, komen er sowieso wrijvingen met de VS. Als heel het buitenlands beleid van Europa gericht is op zijn economische machtspositie, voorzie ik grote transatlantische moeilijkheden. Anderzijds kan de euro een instrument worden om ooit een opvolging van de Bretton Woods-instellingen te realiseren. Dat is nodig om de monetaire en financiële stromen opnieuw in dienst van het productieve economie te stellen. We zullen de compleet vrije kapitaalmarkten opnieuw een bedding moeten geven. Met de EMU kunnen we alvast in Europa de nefaste invloed van concurrentiële devaluaties vermijden, maar dat is onvoldoende. De euro moet het vertrekpunt van een voluntaristisch beleid op wereldvlak worden. Bretton Woods was dat ook, maar dan in het voordeel van de VS.

De devaluaties waren tevens een middel van de natiestaat om zijn tewerkstelling te beschermen. Dat verdwijnt. Meer dan ooit dreigt nu een concurrentieslag. De linkerzijde verdedigde de euro. Is zij de nuttige idioot ?

COOLSAET : Niet wanneer ze de euro als een hefboom voor een monetaire ordening op wereldniveau gebruikt. Als daar de concurrentiële devaluaties niet worden uitgeschakeld, wordt Europa de speelbal van een globale speculatie. Je mag dus niet bij de grenzen van Europa stoppen. De euro moet de springplank van een Bretton Woods-bis worden, zoniet ben je gezien en krijg je een concurrentieoorlog, waar zelfs Europa aan ten onder kan gaan.

Volgens het Verdrag van Maastricht moest er een tegenmacht tegen het monetaire komen. Ondanks de vele pleidooien van Jacques Delors en andere progressieve geesten, bleef het bij woorden. Waarom zou het nu anders zijn ?

COOLSAET : In het begin van deze eeuw was er een groot geloof in de deugden van de absolute vrijhandel en deregulering. Dat leidde in 1929 tot de krach van Wall Street en nadien in een even groot geloof in de noodzaak van staatsinterventie. Toen heeft John Maynard Keynes de fundamenten voor het Bretton Woods-systeem en het sociale-zekerheidsstelsel gelegd. Omdat men in het midden van de jaren zeventig geen antwoord op inflatie en werkloosheid vond, stak het zogenaamde neoliberalisme de kop op. De glorietijd van Ronald Reagan en Margaret Thatcher was in aantocht. Het zou best kunnen dat er zich nu opnieuw een omslag aandient en dat men de regulerende rol van de staat weer als een normaal zal beschouwen.

Dat is alleszins niet de opvatting van Tony Blair.

COOLSAET : Als de deregulering die hij bepleit en de uitstoot uit de sociale zekerheid waarvoor hij opkomt, geen werkgelegenheid schept en de inkomenskloof niet dicht, zal blijken dat de keizer naakt is. Wanneer het besef toeneemt dat zijn beleid niet slaagt, krijg je een omslag. Ik sluit het zelfs niet uit dat Jospin binnenkort tot een vertegenwoordiger van new left wordt uitgeroepen en dat Blair het etiket old liberal krijgt.

Opmerkelijk is wel dat die discussie zich vooral binnen de Europese sociaal-democratie concentreert.

COOLSAET : Dat lijkt me normaal. Veel meer dan de rechterzijde heeft de socialistische beweging behoefte aan doelstellingen. Het debat over de lange-termijnstrategieën is doorgaans boeiender en duidelijker bij links. De rechterzijde heeft daar minder nood aan. Zij heeft meestal genoeg aan het beheer van het bestaande.

Is dat onderscheid ook in de diplomatie merkbaar ?

COOLSAET : In feite is de buitenlandse politiek de voorzetting van de binnenlandse politiek met andere middelen. Ze vertolkt de belangen van een maatschappelijke elite in een bepaalde staat. Als de Belgische diplomatie momenteel de klemtoon op de sociaal-economische aspecten van de Europese constructie legt, is het omdat je momenteel een centrum-linkse regering hebt. Gezien haar ideologische achtergrond legt dit kabinet andere klemtonen dan een centrum-rechts kabinet zou doen.

Het internationale bepaalt steeds meer de binnenlandse agenda. Het terrein van de binnenlandse politiek krimpt voortdurend in.

COOLSAET : Ja en nee. Sinds de jaren zeventig merk je een fenomeen wat ik de ?verbinnenlandsing? van de buitenlandse politiek noem. Steeds meer actoren gaan een rol in de buitenlands beleid spelen. De ministers van Binnenlandse Zaken, Arbeid, Milieu en Financiën begeven zich nu voortdurend op Europees terrein. Daardoor is de klassieke diplomatie haar monopolie op het internationale kwijt. Het is echter niet zo dat het buitenland de mogelijkheden van de binnenlandse politiek beperkt.

Gaat u zich na deze retraite opnieuw in het activisme gooien ?

COOLSAET : Ik wou de krachtlijnen van het Belgisch buitenlands beleid opnieuw onderzoeken. Dat is gebeurd. Anderzijds is er de vraag hoe het nu verder moet met wat in het jargon global government wordt genoemd. Nu alles steeds globaler en afhankelijker van elkaar wordt, moet je een idee hebben hoe je daarmee moet omspringen. Dat onderzoeksterrein moet nu aangepakt worden en ik hoop dat we vanuit Gent af en toe inhoudelijke impulsen kunnen geven.

Uw geloof in de macht van de intellectueel is intact ?

COOLSAET : Ik deel de mening van Shimon Peres, die ooit zei dat je intellectuelen geen politieke macht moet geven. Academici moeten zich niet in de plaats van de politiek stellen. Ze moeten wel uitzoeken waar een politiek toe leidt en wat de gevolgen van een bepaald beleid zijn. Luc Huyse is een seismograaf, hij heeft de witte beweging gevoeld voor ze er was. De academicus kan dus een rol spelen. Hij moet de wetenschap dan wel plaatsen waar ze moet staan, in het midden van de samenleving en niet in een ivoren toren.

Paul Goossens

De Belgische delegatie aan de overzijde van Nederlandse tijdens het vooroverleg tussen de Beneluxlanden : een grote onderscheiding voor Europa.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content