De regularisatiecommissie trekt zich traag op gang. Maar wat gebeurt er met de illegalen die uit de boot vallen? Een enquête.
Het blijft voor de insiders een wonder dat vorig jaar, zo snel na de start van de nieuwe regering, een akkoord bereikt kon worden over de regularisatie van illegalen in ons land. Een paar maanden eerder was dat nog volstrekt ondenkbaar. De impasse, waarin het vluchtelingenbeleid was terechtgekomen, werd gedeblokkeerd. De paars-groene ploeg beroemde zich op veel ’trendbreuken’, maar dit was er een die niemand kon loochenen. Alleen het tijdsschema dat door de regeringsnota werd vooropgezet lijkt totaal onhaalbaar. Men zou ‘binnen een jaar’ niet alleen de regularisaties afwerken, maar ook de hele asielprocedure radicaal hervormen. Over dat laatste werd de laatste maanden alvast niets meer vernomen.
De regularisatiecommissie, waarvoor een gloednieuwe administratie uit de grond moet worden gestampt, heeft vorige week voor het eerst vergaderd. Zes maanden na de start van de campagne lijkt dat niets te vroeg. Eind vorig jaar was er al een mislukte start (na de ingreep door de Raad van State) omdat de regularisatie in een wet moest worden geregeld. De tweede reden voor vertraging was het politieke getouwtrek over de benoeming van 32 magistraten in de commissie (expliciet met politiek rugnummer erbij), waarvan er nog tien werden vervangen. Ten slotte zorgde ook een machtsconflict tussen de secretaris en de eerste voorzitter van de commissie voor verder uitstel – zoals onlangs door het Centrum voor Gelijke Kansen werd aangeklaagd.
Het is dus te begrijpen dat de sociale begeleiders, die ruim 50.000 mensen konden overtuigen om uit de schaduw te treden, nu met veel ongeduld zitten te wachten. Maar ook na de regularisatie zullen er tienduizenden illegalen overblijven, die om diverse redenen uit de boot vielen. Het Steunpunt Mensen Zonder Papieren en het Kerkwerk Multicultureel Samenleven hielden daarover een enquête. Zij ondervroegen 340 vreemdelingen die van de regularisatiecampagne op de hoogte waren: 57 procent vroeg de regularisatie aan, 43 procent deed dat niet. Omdat er zonder twijfel ook een groep is die helemaal niét op de hoogte was, mag men besluiten dat ongeveer de helft van de illegalen niet door de campagne bereikt werd.
Het gebrek aan vertrouwen in de betrokken instanties is een belangrijke reden waarom veel mensen zonder papieren niet over de brug zijn gekomen; zelfs mensen die hier al tien jaar of langer verblijven. Het gerucht dat men op het gemeentehuis dadelijk aangehouden zou worden, en andere wilde geruchten, hebben hun effect niet gemist. Verbazend veel respondenten antwoordden dat ze geen regularisatie hebben aangevraagd omdat ze geen vertrouwen hebben in de Belgische regering (24 procent), in de gemeentediensten (17 procent), of in de regularisatiecommissie zelf (13 procent). De schrik om hun adres op te geven heeft 21 procent van de respondenten ervan weerhouden een aanvraag te doen. Níémand vulde in dat hij geen papieren wou en doelbewust voor een leven in de illegaliteit koos.
Slechts 31 procent van de respondenten deed geen aanvraag omdat ze niet aan de criteria van de wet beantwoordden. Het gebrek aan duidelijkheid van de criteria heeft tot veel misverstanden geleid. Aan veel sans-papiers werd ten onrechte afgeraden om een aanvraag in te dienen (ongeveer 22 procent). Veel vreemdelingen met een precair verblijfsstatuut (zoals Filipijnse dienstmeisjes in Brussel) werden het slachtoffer van die verwarring. Anderen dachten dat ze eerst een advocaat nodig hadden (die ze niet konden betalen) of kregen expliciet de raad om géén aanvraag in te dienen. Een kwart van de mensen slaagde er gewoon niet in om voldoende bewijzen te vinden en voor nog eens elf procent was de tijd gewoon te kort.
Didier Vanderslycke, een pionier van de illegalenwerking in België, die nu in de regularisatiecommissie zit, trekt dan ook als eerste conclusie dat de inschrijvingsperiode – drie weken in januari – veel te kort was. In Spanje loopt momenteel een regularisatiecampagne (waarvoor minstens 200.000 aanvragen worden verwacht) van maart tot einde juli; ruim vier maanden. Ten tweede heeft het aan vertrouwenwekkende informatie ontbroken bij zowel de doelgroep, de maatschappelijke organisaties als de lokale openbare besturen. Ten derde heeft het onduidelijke, spitstechnologische karakter van de criteria voor veel dubbelzinnigheid gezorgd.
Toch is, door de grote inzet van particuliere diensten en openbare besturen, de campagne een ‘relatief succes’ geworden volgens Didier Vanderslycke, en moet de regularisatiecommissie nu alle kansen krijgen om de dossiers af te handelen. Daarmee zijn de acht kamers van de commissie vorige week alvast begonnen.
Didier Vanderslycke: Ik mag als lid van de commissie niet uit de biecht klappen, maar ik kan wel zeggen dat de eerste dossiers correct afgehandeld werden en doorgezonden naar de minister, die moet beslissen. Het is mogelijk dat er mensen met een politieke stempel in de commissie zitting hebben, maar mij stoort dat niet als ze maar kennis van zaken hebben. Het is wel meteen duidelijk geworden dat we in dit tempo nog twee of drie jaar bezig zullen zijn. In september zal de regering de bemanning op z’n minst moeten verdubbelen; we zitten nu met acht kamers, maar volgens mij moeten er wel twintig komen.
Internationaal zegt men dat elke regularisatiecampagne ook ‘slachtoffers’ maakt. Wat gebeurt er met ‘regularisatieslachtoffers’ die net uit de boot vallen?
Vanderslycke: Dat wordt een groot probleem. Nu al wordt het Steunpunt Mensen Zonder Papieren elke week geconfronteerd met ‘regularisatieslachtoffers’, die met hun hoofd tegen de muur lopen. Wat met de Filipijnse dienstmeisjes die, na tien jaar verblijf in België, op de gemeente ten onrechte te horen kregen dat zij niet in aanmerking kwamen? Wat moet er gebeuren met die Marokkaanse mevrouw zonder papieren, die hier verblijft sinds 1963 en die in januari nog geen aanvraag durfde indienen? Veel mensen hebben, na een jarenlang verblijf in de illegaliteit, niet in enkele weken tijd die enorme, mentale omschakeling kunnen maken. Wat met de mensen die in januari nog niet aan de formele criteria beantwoordden, maar nu wél? De huidige aanpak is discriminerend voor die groep wachtenden. Vroeger konden individuele mensen nog op humanitaire gronden een beroep doen op artikel 9 van de vreemdelingenwet; maar dat wordt sinds de regularisatiecampagne niet meer toegepast volgens onze ervaring. Kortom, die mensen staan er slechter voor dan vroeger, want ze zijn in een vacuüm terechtgekomen. Ze vallen tussen wal en schip.
De regering heeft gezegd dat dit een eenmalige actie is. Maar in het buitenland ziet men dat er meestal vrij snel nieuwe regularisatiecampagnes nodig zijn?
Vanderslycke: Er is behoefte aan nieuwe maatregelen voor een duurzaam regularisatiebeleid. De regering zal daar niet onderuit kunnen. Te meer omdat zij, in de regeringsnota van vorig jaar, de regularisatie gekoppeld heeft aan andere maatregelen, zoals de snelle verwerking van de achterstallige asieldossiers en de totale hervorming van de asielprocedure. De regering had zich zelfs op een tijdsschema vastgepind: binnen het jaar. Dat schema kan onmogelijk aangehouden worden. Dus moet ook het regularisatiebeleid geactualiseerd worden.
De regering zou de huidige instanties afschaffen en samensmelten tot één nieuwe, efficiënte asielinstantie. Hoe zit het daarmee?
Vanderslycke: Niets meer van gehoord. Er zijn daar momenteel geen teksten voor. Ik begin te vrezen dat het dezelfde kant uitgaat als met die regeringscommissaris en andere maatregelen die de na de dood van Sémira Adamu werden aangekondigd. Die plannen zijn daarna ook spoorloos verdwenen. Hebt u nog iets gehoord over het Observatorium voor migratiestromen dat deze regering had gepland? Dat gaat zich wreken op de regering. Het essentiële punt blijft dat deze problematiek eindelijk eens zou moeten worden losgekoppeld van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Een eigen staatssecretariaat voor het vreemdelingenbeleid, dat zou niets te veel zijn.
Mensen met zware sociale en economische problemen blijven ook na hun regularisatie-aanvraag met dezelfde problemen zitten?
Vanderslycke: Ja, op dat vlak is er weinig of niets veranderd. Zij hebben alleen recht op dringende medische hulp. Volgens de rechtbanken hebben zij recht op OCMW-steun, als zij in de procedure zitten, maar de regering weigert hen die te geven. Daarmee neemt de regering een fundamenteel onrechtvaardige houding aan. Als iemand nog een jaar lang op een beslissing moet wachten, kan die dus een jaar lang tot ellende veroordeeld zijn. Gelukkig krijgen ze nu wel een voorlopige arbeidskaart als ze een werkgever vinden, die hen officieel wil tewerkstellen. Maar dat is maar een minderheid.
De vertegenwoordigers van de niet-goevernementele organisaties hebben nu zelf zitting in de regularisatiecommissie. Wordt het dan niet moeilijk om nog dezelfde onafhankelijke, kritische houding aan te nemen als vroeger?
Vanderslycke: Vroeger kwamen wij meer op straat en in de media, nu zitten we rond de tafel. Sommige ngo’s hebben geweigerd daaraan mee te doen, zoals de Franstalige Liga voor de Mensenrechten. Maar wij ijveren al jaren voor een regularisatie en willen nu dan ook niet aan de zijkant gaan staan. Officieel hebben de vertegenwoordigers trouwens in eigen naam zitting in de commissie; maar wij hebben onderling natuurlijk nauw contact. Uiteraard beseffen we dat wij zelf kritisch gevolgd zullen worden door de maatschappelijke organisaties; de begeleiders van de mensen zonder papieren zitten vol spanning te wachten. Zij hebben zich in januari kapot gewerkt – zonder enige toelage van de overheid – om zoveel mogelijk mensen te overtuigen. Zij riskeren als eersten het deksel op de neus te krijgen, als het nu nog misloopt. Zo’n operatie, die volledig gebaseerd is op goede wil en grote inzet, zonder regels of afspraken, is natuurlijk maar één keer mogelijk. Bij een volgende campagne zal het niet meer mogelijk zijn om al die organisaties en lokale besturen op dergelijke geïmproviseerde, verwarde, en onbezoldigde manier in het veld te sturen.
De eerste beslissingen worden nu genomen, dus ook de eerste negatieve. Kan dat niet tot grote ontgoocheling en spanningen leiden bij sommige groepen vreemdelingen?
Vanderslycke: Ik kan dat sociologisch niet voorspellen. Het risico bestaat. Als de negatieve beslissing aan de mensen bezorgd wordt, krijgen ze normaal ook meteen een bevel om het land te verlaten. En voor het verwijderingsbeleid heeft de regering wel een Task Force opgericht, maar inzage in de methodiek daarvan hebben we nooit gekregen. Maar ik denk niet dat er agressieve reacties zullen zijn. Veel mensen hebben in de illegaliteit voldoende creativiteit geleerd om nog naar andere oplossingen te zoeken.
Chris De Stoop