Op 14 maart kiezen de Spanjaarden een nieuw parlement. De winnaar, of hij nu van ‘links’ of van ‘rechts’ is, zal vooral aandacht moeten hebben voor de Baskische en Catalaanse periferie.

Wat ook de uitkomst is van de parlementsverkiezingen van 14 maart, de jonge Spaanse democratie begint aan een volledig nieuw hoofdstuk. Het is de negende keer sinds de dood van Franco dat de Spanjaarden hun vertegenwoordigers naar de Cortes (het parlement) sturen, maar het is voor het eerst dat van tevoren vaststaat dat er een nieuwe premier komt.

De twee tenoren die de voorbije kwarteeuw het politieke toneel hebben beheerst, zijn er niet meer bij. De socialist Felipe González, premier van 1982 tot 1996, en de centrumrechtse José María Aznar, die de acht daaropvolgende jaren La Moncloa bezette, komen op geen enkel stembriefje meer voor. González was eind jaren negentig al naar het tweede plan geschoven toen zijn door schandalen geteisterde Partido Socialista Obrero Español (PSOE) in verkiezingsnederlagen begon te grossieren, maar al die tijd bleef de Andalusiër in het parlement. Aznar verkondigde al een paar jaar dat hij het na twee ambts-termijnen voor bekeken zou houden, ondanks de absolute meerderheid die zijn Partido Popular (PP) in 2000 behaalde. Hij doet zijn woord nu gestand.

Onder González en Aznar is het ontwikkelingsland dat Franco had achtergelaten, tot een welvarende natie uitgegroeid. Spanje noemt zich graag een van de snelst groeiende economieën ter wereld, de lonen naderen het Europese niveau, de aanzwellende middenklasse is tevreden. Tijdens de acht jaar Aznar is de openbare dienstverlening stelselmatig teruggeschroefd, de ziekenhuizen kampen met lange wachtlijsten, de scholen zijn overbevolkt, de woningen bijna onbetaalbaar. Het ongenoegen is groot, de PSOE spint er electoraal garen bij. Maar wie genoeg verdient, gaat naar een privé-ziekenhuis, stuurt zijn kinderen naar een privé-school, en steekt zich zwaar in de schulden om een fatsoenlijk appartement af te betalen. Het verklaart waarom ook de Partido Popular zich van een blijvende aanhang verzekerd weet. De met olie besmeurde Galicische stranden en het massale verzet tegen de Irak-oorlog hebben de conservatieven klappen toegebracht, maar de schade bleef beperkt. PP en PSOE zijn elkaar nu ongeveer waard. Toen 23 miljoen Spanjaarden vorig jaar nieuwe gemeenteraden kozen, bedroeg het verschil slechts een paar honderdduizend stemmen, in het voordeel van de socialisten.

TROUWSTE LUITENANT

Begint Spanje op 14 maart een nieuw hoofdstuk of kiest het meteen voor een nieuw boek? De Partido Popular zet Mariano Rajoy Brey in, door premier Aznar persoonlijk als zijn opvolger aangewezen. De 48-jarige Galiciër is Aznars trouwste luitenant, al sinds 1989 toen Aznar de pas opgerichte Partido Popular in handen kreeg en de spoken van het Franco-regime wilde verdrijven. Aznar bedankte Rajoy met belangrijke ministerposten in beide regeringsploegen. Een ervaren rot, op het spreekgestoelte minder agressief dan de huidige premier, maar binnenskamers even hardvochtig rechts.

De socialistische kandidaat heet José Luis Rodríguez Zapatero, ZP voor de kameraden (spreek uit: zèta pee), afkorting van ‘ Zapatero Presidente’. De man die in 2000 het roer overnam van een verscheurde partij, leidde de PSOE vorig jaar naar haar eerste verkiezingsoverwinning in tien jaar. De jurist uit León is vier jaar jonger dan zijn tegenstander, komt niet meteen uit de González-stal, maar zet zich ook niet nadrukkelijk tegen zijn voorganger af. Zapatero is op de eerste plaats het boegbeeld van een nieuwe generatie politici die niet door de Transitie, de overgang van dictatuur naar democratie, is gevormd. Zijn frisse imago van sportieve vader, op de affiche nonchalant met losgeknoopte stropdas, steekt nadrukkelijk af bij de keurige, bedaarde indruk die Rajoy, de kandidaat met de grijzende opa-baard, wil overbrengen. Kiest Spanje op 14 maart ZP, dan kiest het duidelijk voor veel meer dan voor de socialistische partij.

Mariano Rajoy is zijn campagne gestart in Santiago de Compostela, niet alleen zijn thuishaven, maar ook een symbolisch zwaarbeladen plek. Santiago, de pelgrimsstad, staat voor het katholieke Spanje, het is van hieruit dat de reconquista, de strijd tegen de Moren die het fundament voor de Spaanse natie legde, eeuwenlang van brandstof werd voorzien. De symboliek is de Partido Popular op het lijf geschreven. De PP voert campagne met een Spaanse landkaart op de affiche, een uitdagend gebaar in een land waar miljoenen er nooit aan denken zichzelf Spanjaard te noemen.

Zeker sinds de Partido Popular in de Cortes geen steun meer van doen heeft uit de periferie, gaat ze ongenuanceerd tegen elke vorm van regionalisme te keer. Wie meer autonomie eist, wil Spanje opblazen, herhaalt Aznar uitentreuren. Het heeft de regionalistische bolwerken alleen maar sterker gemaakt. Bij de Baskische deelstaatverkiezingen van 2001 ging de rechts-nationalistische PNV zo fors vooruit dat minister-president Juan José Ibarretxe nu een plan voor verregaande autonomie op tafel heeft gelegd. De Catalaanse stembusgang in november vorig jaar verdreef het eveneens rechts-nationalistische Convergència i Unió (CiU) wel van de macht, maar de partij van Jordi Pujol bleef de grootste partij in het regioparlement. Bovendien maakte het linkse Esquerra Republicana de Catalunya (ERC), dat de Catalaanse onafhankelijkheid in haar programma heeft, een spectaculaire sprong voorwaarts, een sprong die een linkse coalitie met socialisten en groenen mogelijk maakte. Het is veelbetekenend dat CiU en ERC nu samen 69 van de 135 zetels bezetten in het regioparlement. En ook de Catalaanse socialisten van minister-president Pasqual Maragall staan als sterk federalistisch te boek. Als PNV en ERC hun opmars ook op 14 maart in forse zetelwinst vertaald zien, zal de hoofdstad niet langer naast de barst in Spanje kunnen kijken.

De Baskische afscheidingsbeweging ETA heeft die barst nog wat dikker in de verf gezet. Twee weken geleden kondigde ze een wapenstilstand af die alleen in Catalonië geldig is omdat ze daar ‘een belangrijke stap vooruit’ ontwaart ‘van de krachten die naar onafhankelijkheid streven’, aldus een videocommuniqué. Eind januari was uitgelekt dat ERC-boegbeeld Josep Lluís Carod-Rovira, de nummer twee van de regioregering, geheime gesprekken had gevoerd met de ETA in Frankrijk, buiten medeweten van minister-president Maragall. Carod-Rovira ontkent dat hij over een gedeeltelijke wapenstilstand heeft onderhandeld, maar hij gaf de faux-pas toe en stapte op uit de regioregering. Hij is nu ERC-lijsttrekker voor het nationale parlement.

HAPERENDE RODE MOTOR

Had deze nationale stembusgang vorig jaar plaatsgevonden, dan werd Zapatero ongetwijfeld de nieuwe premier van Spanje. Door de Prestige en Irak heerste een algemeen klimaat van onvrede, er zat sleet op Aznar. Maar sinds de gemeenteraadsverkiezingen hapert de rode motor. Twee rebellerende PSOE-leden in het pas verkozen deelstaatparlement van Madrid blokkeerden de vorming van een linkse coalitie en verplichtten de Madrilenen nog eens naar de stembus te trekken. De uitslag was voorspelbaar: de PP won. Ook de recente crisis in Catalonië zou Zapatero stemmen kunnen kosten, vooral van kiezers buiten Catalonië. De PP doet alvast hard zijn best om socialisten, nationalisten en terroristen zoveel mogelijk op een hoop te gooien.

De peilingen geven Rajoy nu de meeste kansen. Maar een absolute meerderheid zou onbereikbaar zijn en dat maakt ze onrustig bij de PP. Aznar eiste onlangs onverhuld, en tot ongenoegen van Rajoy’s entourage, een agressievere campagne van zijn dauphin. Een groot links front dreigt, beseft de afscheidnemende premier. De socialisten kunnen het tegenwoordig opperbest vinden met het communistisch geïnspireerde Izquierda Unida. En de barst aan de Spaanse periferie kan de PSOE flink in de kaart spelen. Carod-Rovira kondigde al aan de ERC-stemmen aan Zapatero cadeau te doen. Op 14 maart zullen de ogen niet op Madrid maar op Barcelona gericht zijn.

Rudy Pieters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Expertise