Volgens Alison Des Forges, de grand lady van de mensenrechten, is de humanitaire crisis in Oost-Congo even erg als in Darfur. En in Rwanda hebben de gacaca-rechtbanken alle geloofwaardigheid verloren. ‘Er hangt een sfeer zoals in een bar die om twaalf uur sluit en waar iedereen nog snel een laatste drankje wil krijgen.’

Tijdens een seminarie in het Europees Parlement zit de Amerikaanse Alison Des Forges met een frons op haar voorhoofd te luisteren naar de Congolese hulpverleenster Marie-Noël Cikuru: ‘In Kivu is een cultuur van verkrachting ontstaan. Het begon de voorbije jaren als een oorlogswapen door rebellen, maar door de straffeloosheid is het nu uitgegroeid tot een terreurmiddel voor alle partijen. Het is een oorlog binnen de oorlog, een barbaarse oorlog tegen vrouwen. Zowel piepjonge als hoogbejaarde. Traditionele culturele, sociale of morele normen gelden niet meer. Er is alleen nog de wet van de sterkste. Het is niet alleen de wil om vrouwen te verkrachten voor de seks, maar ook om ze werkelijk kapot te maken. Vrouwen ondergaan groepsverkrachtingen. Ze worden met hiv besmet. Ze krijgen nadien een kogel in hun vagina. Ze worden opengekerfd met messen. Het is niet meer rationeel te vatten…’

Na het seminarie, dat door Kris Berwouts van het netwerk EurAc georganiseerd is, serveert Alison Des Forges koffie met koekjes in het Brusselse kantoor van de mensenrechtenvereniging Human Rights Watch. De telefoon rinkelt onophoudelijk, want zowat iedereen, van hoog tot laag, lijkt vandaag met haar te willen praten tijdens haar blitzbezoek aan Brussel. Ze is dan ook een internationaal boegbeeld van de humanitaire organisaties. Als negentienjarige studente trok ze in 1963 naar Tanzania, waar ze diep geschokt was door de ellende in de kampen van Tutsi-vluchtelingen uit Rwanda. Alison Des Forges, historica, afrikaniste en uithangbord van Human Rights Watch, schreef in 1999 het standaardwerk over de Rwandese genocide Leave None to Tell the Story (Laat niemand over om het verhaal te vertellen). Na 770 verschrikkelijke pagina’s eindigt het boek met de zin: ‘The story must be told. ‘

De nu 64-jarige grand lady van de mensenrechten is nog altijd erg actief en reist morgen door naar Bujumbura. Zij kwam als jonge Amerikaanse vrouw in Centraal-Afrika terecht in hetzelfde jaar als haar legendarische landgenote Dian Fossey bij de gorilla’s op de vulkanen, maar voelt zich er helemaal niet mee verwant.

Alison Des Forges ( slaakt een gilletje): ‘Ben je gek! Toen ik voor mijn werk over de mensenrechten te dicht in haar buurt kwam, richtte Dian Fossey ooit een geweer op mij. Zij wilde niet dat ik haar werk met de apen kwam storen. Je kunt je voorstellen dat ik helemaal niets gemeen heb met zo iemand…’

U was geschokt bij uw eerste bezoek in 1963. Is de toestand in Centraal-Afrika gebeterd?

ALISON DES FORGES: ( diepe zucht) Als je naar de basisindicatoren van het gewone leven kijkt – voeding, medische zorg, veiligheid, levensverwachting – is de toestand slechter dan veertig jaar geleden. Voor gewone mensen was het toen minder wanhopig en gewelddadig dan nu. Op dit moment richt men zich tegen de fundamenten van het overleven zelf. Vrouwen worden niet alleen brutaal verkracht maar hun voortplantingsorganen worden beschadigd, en kinderen worden in grote aantallen met geweld als kindsoldaten ingelijfd. Het voornaamste treffen is niet meer tegen de soldaten van het andere kamp, maar tegen de burgers. Het doel is schrik en terreur aanjagen om een regio te onderwerpen. Dat is de belangrijkste nieuwe tendens: terwijl de bevolking vroeger volgens het internationaal recht moest worden beschermd, wordt ze nu als eerste doelwit getroffen en niet zomaar als collaterale schade.

De Rwandese genocide van 1994 – een miljoen doden in honderd dagen – was een soort oorlog tegen de Tutsi-bevolking. Is het daarmee begonnen?

DES FORGES: Dat was natuurlijk niet de eerste genocide, maar het heeft in Afrika wel een voorbeeld van een gruwelijke strategie gesteld. Het buitengewone van deze genocide – en dan spreek ik als historica – is het succes waarmee een relatief klein aantal planners de staatsmachinerie en bevolking in die grootschalige slachtingen heeft kunnen meesleuren. Dat konden ze precies door die politiek van angst en terreur. En ten tweede natuurlijk doordat de internationale gemeenschap hen toeliet om dat te doen. De genocide kon perfect voorkomen én gestopt worden, maar de wereld trok zich terug.

U hebt toen in New York het diplomatieke offensief meegemaakt om alle VN-troepen weg te halen en de moordenaars de vrije baan te laten?

DES FORGES: Ja, daar dragen de Belgische politici een grote verantwoordelijkheid: zij wilden na hun eenzijdige terugtrekking gezichtsverlies voorkomen door er een collectieve terugtrekking van te maken. Tijdens de bijeenkomsten van de Veiligheidsraad kwamen de Belgische diplomaten zich letterlijk in de gang posteren en de deuren belegeren! Maar alle leden van de Veiligheidsraad die met die cover-up hebben ingestemd, zijn medeverantwoordelijk. Het is geen toeval dat in het weekend van 16 en 17 april, toen de Belgische terugtrekking een feit was, door het regime in Kigali beslist werd om de genocide naar andere regio’s uit te breiden. Zij hadden nu de handen vrij. In het begin dacht ik dat het internationale falen aan onverschilligheid en racisme te wijten was, maar nu denk ik dat het voortkwam uit de verwarring en het onvermogen om oplossingen te bedenken. Zij bleven terugvallen op de klassieke manier om een oorlog aan te pakken – neutrale bemiddelaars die een wapenstilstand vragen – en beseften niet dat een genocide een fundamenteel andere aanpak vergt.

U was deze zomer opgeroepen als expert op het proces in Brussel tegen de Rwandese majoor Bernard Ntuyahaga, die veroordeeld werd voor de dood van de tien para’s. Tegenover u stonden andere ‘experts’ die de genocide bijna in twijfel trokken. Alsof het dertien jaar later een polemiek tussen believers en non-believers is geworden?

DES FORGES: ( grimlacht) Ja, zo is dat. Maar alle grote historische feiten leiden achteraf tot verhitte polemieken. Ik probeer van iedereen mee te pikken wat relevant is. Het jammere gevolg was wel dat het proces-Ntuyahaga op den duur meer een politiek proces over de context was dan een feitelijk onderzoek naar de waarheid. Ik vind het goed dat deze processen in België gevoerd kunnen worden, maar de rechtbank slaagde er niet in om de politieke retoriek te weren, zoals bij het eerste proces tegen ‘de vier van Butare’ wel nog mogelijk was geweest. Een gemiste kans dus.

Belangrijk vindt u dat er geen straffeloosheid is. Maar de traditionele gacaca-processen, die in Rwanda nu in een sneltreinvaart worden afgehaspeld, lopen volgens u helemaal verkeerd. Waarom hebt u er geen vertrouwen in?

DES FORGES: De volksrechtbanken van de gacaca werden in 2002 ingesteld omdat de gevangenissen hopeloos overbevolkt waren en het met de klassieke rechtspraak nog honderd jaar ging duren voor alle zaken waren gevonnist. Dus werden in de dorpen traditionele tribunalen opgericht, gebaseerd op gemeenschapsparticipatie en transparantie. Het probleem is dat er nadien liefst 815.000 mensen in beschuldiging zijn gesteld voor medeplichtigheid aan de genocide. De bijsturingen door de administratie en de politiek werden steeds groter. Er werden ‘flexibele criteria’ gehanteerd, dat zette aan de basis de deur open voor persoonlijke afrekeningen en opportunisme. Dit jaar werden enkele honderdduizenden zaken afgehandeld. Volgend jaar moet het al afgelopen zijn. Mensen hebben geen recht op een advocaat en worden letterlijk aan de lopende band berecht. Er zijn heel wat incidenten met slachtoffers en getuigen die vermoord of geïntimideerd werden. Volgens een onderzoek heeft amper tien procent van de betrokkenen nog vertrouwen in de gacaca. Zoals een diplomaat mij zei: het is een trein die van een helling naar beneden dondert zonder dat er nog een chauffeur aan boord is. Of zoals iemand anders in Rwanda zei: het is de sfeer zoals in een bar die om middernacht sluit en waar iedereen nog een laatste drankje wil bestellen…

Het gacaca-systeem kreeg veel krediet in België, dat het sponsort, maar blijkt nu een omgekeerd effect te hebben dan bedoeld. Had Brussel niet meer druk moeten uitoefenen op Kigali?

DES FORGES: Het stelsel heeft zich zo snel ontwikkeld dat de gegevens niet duidelijk waren. Nu is de situatie wel duidelijk, en dus moeten de donorlanden scherp toekijken en druk uitoefenen om de misbruiken te beëindigen. Op lange termijn moeten we het effect nog afwachten, maar op korte termijn is het duidelijk dat het de spanningen tussen Hutu’s en Tutsi’s juist nog heeft verscherpt. De vijandigheid en woede zijn erdoor toegenomen. In plaats van een open en tegensprekelijk debat is het meer een politiek proces en een instrument van machtscontrole geworden. Bovendien zijn er geen processen over de oorlogsmisdaden van het Rwandees Patriottisch Front (RPF) dat aan de macht is gekomen. Dat leidt tot een indruk van eenzijdig recht en niet tot verzoening.

U hebt zelf een aantal zaken gevolgd. Was u niet de enige getuige in de zaak tegen de Belgische pater Guy Theunis?

DES FORGES: Ja, ik had vroeger nog vaak met hem samengewerkt rond mensenrechten in Rwanda. Zijn zaak was een goed voorbeeld van een vervolging die om politieke redenen was begonnen en waarvan de bewijzen totaal onvoldoende waren om de beschuldiging te staven. Toen ik daar als enige getuige van de verdediging gesproken had, werd mij het zwijgen opgelegd door een belangrijk generaal die zei: ‘Het is niet wijs van u om in het voordeel van pater Theunis te spreken. Ik ben verheugd te zien dat de kerk op deze manier wordt vernederd.’ Toen ik hem vroeg wat ze concreet tegen pater Theunis hadden, zei hij: ‘Dat heeft geen belang.’ Als ik die generaal mag geloven, was het dus een actie tegen de kerk en diende pater Theunis als zondebok.

Enkele maanden geleden kwamen twee katholieke nonnen vrij nadat het gacaca-tribunaal een volkomen gebrek aan bewijs had vastgesteld. Maar ze hadden wel al twaalf jaar onschuldig opgesloten gezeten?

DES FORGES: Verschrikkelijk, maar zij hebben nog geluk dat ze vrijgelaten zijn. Tienduizenden anderen zitten nog vast. De echte onschuldigen zijn het slechtst af, want wie een bekentenis aflegt komt het eerst aan bod om berecht en eventueel vrijgelaten te worden.

Daarom roepen mensenrechtenorganisaties op om geen mensen aan Rwanda uit te leveren: er is geen eerlijk proces, er zijn folteringen, en de gevangenissen zijn mensonwaardig.

DES FORGES: Deze zomer hebben wij nog geprotesteerd omdat er ruim twintig gevangenen doodgeschoten waren in een half jaar tijd, in diverse afzonderlijke incidenten. Velen zaten vast om gacaca-misdaden. De enige uitleg die we kregen was dat ze probeerden te ontsnappen. Maar uit de reconstructie bleek dat onmogelijk te zijn. Het ging vaak om standrechtelijke executies. Velen kregen gewoon een kogel in het hoofd.

Toen u dit jaar aanklaagde dat de opstandige generaal Laurent Nkunda in Oost-Congo rechtstreeks kinderen in Rwanda kon werven, zei de Rwandese president Paul Kagame dat u aan de drugs had gezeten. Correct?

DES FORGES: ( blaast) Natuurlijk, wat dacht u? Het is typisch voor de manier waarop dit uiterst repressieve regime met kritiek omgaat. De boodschapper wordt geviseerd en niet de boodschap. Er zijn effectief heel wat Rwandese kindsoldaten de grens overgehaald naar Kivu, maar daar wordt niet ernstig op geantwoord. Kagame heeft natuurlijk op sommige vlakken ook verbetering gebracht. Het regime wordt duidelijk geleid door Tutsi’s op de belangrijkste politieke, militaire en economische posten, maar het zou verkeerd zijn te concluderen dat alleen het belang van één etnische groep wordt gediend. Het is meer het regime van een politieke elite, en daar horen ook Hutu’s bij. De elite wil gewoon voor zichzelf het recht voorbehouden om het land te blijven besturen. Kagame is de sterke man en heeft stabiliteit gebracht. En de internationale gemeenschap klampt zich nog altijd vast aan dat eiland van rust in de chaos van de Grote Meren. Daarom wordt geen druk op hem uitgeoefend.

Maar 85 procent Hutu’s onder de knoet en meestal verarmd op het platteland: dat moet toch op termijn het zaad voor nieuwe conflicten bevatten?

DES FORGES: Ja, en dat is de spanning die je voelt groeien. Maar tegelijk voel je ook tussen de Tutsi’s onderling de spanningen toenemen. De voorbije dagen is nog een van zijn voormalige militaire chefs uit het land gevlucht.

De Antwerpse professor Filip Reyntjens, die de genocide voorspeld had, krijgt al jaren geen visum meer. U wel?

DES FORGES: In de jaren negentig was dat ook soms onmogelijk voor mij. Maar sindsdien hebben Amerikanen geen visum meer nodig. Dat is mijn geluk.

Is het toeval dat de drie Belgische kolonies Congo, Rwanda en Burundi de ergste slachtingen van de voorbije decennia hebben gekend?

DES FORGES: Het is mogelijk dat het koloniaal bestuur een rol heeft gespeeld, maar het is complexer en meer genuanceerd dan dat. De demografie speelt een rol: het gebied van de Grote Meren kent te veel bewoners voor een te klein landbouwareaal. De bevolking bestaat ook grosso modo uit twee etnische groepen, en we weten allemaal dat zo’n bipolair systeem veel moeilijker ligt, kijk maar naar België ( lachje). Ik denk dat het koloniale bewind niet uit was op een verdeel-en-heersbeleid, maar wel op de goedkoopste vorm van bestuur met de minste inzet van eigen volk: dus een indirect bestuur via steun aan een favoriete inlandse groep.

In Congo is er nu een VN-vredesmacht die geweld mag gebruiken om de bevolking te beschermen. Dus zijn er lessen uit de genocide getrokken?

DES FORGES: Ja, maar de VN reageren toch niet snel en goed genoeg op de crisis, vinden wij. Alle partijen hebben zich ongestoord kunnen bewapenen. Er zijn honderdduizenden mensen ontheemd en tienduizenden vrouwen verkracht. De toestand in Kivu is even erg als in Darfur. De VN-macht kreeg nu een beter mandaat om de bevolking te beschermen, maar wist duidelijk niet hóé. Door de oorlogsstokers zelf aan te pakken? Vorig jaar was er een offensief tegen Laurent Nkunda, maar uiteindelijk heeft men hem met rust gelaten, hoewel men hem had kunnen oppakken als oorlogsmisdadiger. Of willen de VN alleen maar een schild voor de bevolking zijn?

Eeuwige vraag: wie schoot de Rwandese president Juvenal Habyarimana volgens u neer?

DES FORGES: Het Franse onderzoek wijst naar de huidige president Kagame en het RPF, en die informatie lijkt mij geloofwaardig. Ik denk dat het RPF ook wist dat het tot grote moeilijkheden zou leiden. Maar dat is daarom nog niet de oorzaak van de genocide. De oorzaak ligt bij degenen die de bevelen voor de genocide gaven en die de haat opzweepten en de voorbereidingen troffen om alle Tutsi’s uit te roeien. Maar het neerschieten van het vliegtuig was natuurlijk een tragische trigger die het gebeuren in de hand werkte.

Volgens sommigen draait het in die regio al jaren om de bodemrijkdommen. Is dat volgens u ook zo?

DES FORGES: Ja, één grote rooftocht, zowel door internationale firma’s als door lokale krijgsheren. Ook Congolese regeringsleiders proberen die voor eigen voordeel aan te wenden. Het materiële profijt speelt mee waarom alle partijen zich schuldig hebben gemaakt aan moord, verkrachting en het gebruiken van kindsoldaten.

DOOR CHRIS DE STOOP/foto’s photo news

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content