Volgende week woensdag wordt Johan Cruijff zestig jaar. Met tegenzin ondergaat hij de aanzwellende mediahype rond die verjaardag. Johan Derksen, hoofdredacteur van het toonaangevende Voetbal International, over een voetbalfenomeen dat altijd zichzelf is gebleven.

Techniek en snelheid, gratie en subtiliteit, inzicht en doorzicht, intelligentie en leiderschap: het wierookvat kan niet genoeg worden bovengehaald om de kwaliteiten van Johan Cruijff te omschrijven. De Amsterdammer was een kunstenaar op het veld, een voetballer die zich ook in de tactische facetten van het spel verdiepte. Met een door hem ontworpen soort totaalvoetbal, waarbij de tegenpartij al in de eigen speelhelft werd opgejaagd en opgesloten, leidde hij Ajax in het begin van de jaren zeventig naar drie opeenvolgende Europacups voor Landskampioenen. Cruijff, een avant-gardist van het moderne voetbal, drukte zijn stempel op de Nederlandse nationale ploeg en vierde triomfen met Barcelona. Met Ajax en de Catalaanse club was hij ook als trainer succesrijk. Tegenwoordig is hij een onnavolgbaar, en soms ook een onvolgbaar, analist op de NOS-televisie.

Cruyff, zoon van een groenteboer uit de Amsterdamse arbeiderswijk Betondorp, was een eigenwijze voetballer. Hij botste met trainers en vooral met functionarissen. Die rebellie loopt als een rode draad door zijn carrière. Toch wordt Cruijff door zijn vrienden afgeschilderd als een warme man, die zijn zestigste verjaardag liefst in alle anonimiteit zou vieren.

Johan Derksen (58) hoort bij die intimi van Cruijff. Derksen, zelf ooit een modale voetballer, is hoofdredacteur van het weekblad Voetbal International, en bouwde in zijn carrière na verloop van tijd een amicale band op met het legendarische ‘Nummer Veertien’. Samen met zes andere Nederlandse journalisten maakte hij een boek over Cruijff, een 512 pagina’s dik eerbetoon aan een voetbalicoon, zoals hij het zelf noemt. Vanuit zijn met voetbalboeken volgestouwde kantoor in Gouda vertelt Derksen, een van de scherpste pennen in de Nederlandse journalistiek, met oprechte bewondering over Cruijff, zonder zijn minpunten uit de weg te gaan. Hard en genadeloos is hij voor degenen die Cruijff in de weg liepen.

Johan Derksen: ‘Er verschijnen dezer dagen zeven boeken over Cruijff. Dat vindt hij vreselijk. Vooral omdat het grootste deel van de auteurs nooit met hem heeft gesproken. Voor Cruijff hoeft al die poespas niet. Gegarandeerd gaat hij geen enkel van die zeven boeken lezen. Hooguit zal hij er eens in bladeren. Hij houdt niet van al die drukte rond zijn persoon, maar het hoort kennelijk bij die zestigste verjaardag.

‘Iedereen geeft zijn mening over Cruijff, zelfs alternatieve dames uit het Amsterdamse grachtencircuit, die gaan dan even de amateur-psycholoog uithangen. Cruijff moet dat maar laten gebeuren, hij heeft dat allemaal niet in de hand. Vreselijk vind ik dat er ook mensen worden opgevoerd om een negatief beeld over hem te schetsen. Zijn broer Hennie bijvoorbeeld, die de meest gore informatie op straat gooit. Die heeft op televisie gezegd dat Johan met de verkeerde vrouw getrouwd is, terwijl hij al veertig jaar gelukkig met haar is. Die Hennie is kennelijk wat aandacht tekort gekomen, een ontzettend vervelende man.’

Veel van die mensen hebben Johan Cruijff het succes niet gegund. Ook en vooral binnen de voetballerij.

JOHAN DERKSEN: Dat is absoluut zo. Neem nu de glorieperiode van Ajax, in het begin van de jaren zeventig. Ik heb eens gehoord hoe Johan en Piet Keizer de tactiek bespraken. Tot in de kleinste details namen ze alles door. Maar Rinus Michels, de trainer, liet wel uitschijnen dat híj de bezieler was van de successen. Terwijl hij alleen maar uitvoerde wat Cruijff hem zei. Trouwens, later hebben Cruijff en Keizer me verteld: ‘Als we hadden gedaan wat Michels ons vroeg, dan moesten we anders voetballen en pakten we nooit drie keer de Europacup.’

Cruijff en Keizer bepaalden alles, de anderen mochten meespelen. Michels was wel zo verstandig om in te zien dat Cruijff het beter wist dan hij. Trouwens, wie bepaalde in de gouden periode van Feyenoord de tactiek van de ploeg? Rinus Israël en Willem van Hanegem. En niet Ernst Happel. Terwijl die toch een onkreukbaar imago had. Slimme trainers luisterden naar Cruijff. Wie dat niet deed, mocht na een tijdje opkrassen. Kijk naar Hennes Weisweiler en Helenio Herrera bij Barcelona, die maakten er een prestigestrijd van. Ze wilden Cruijff vertellen hoe hij moest voetballen. Lang heeft het niet geduurd voor ze werden ontslagen.

Tussen Rinus Michels en Johan Cruijff heeft het nooit echt geboterd.

DERKSEN: Nee. Van de kant van Michels heeft dat te maken met frustratie en jaloezie. Toen Ajax drie keer de Europacup won, schreef de pers: ‘Dat kunnen wij ook met Cruijff.’ Vervolgens ging Michels een soort haat ontwikkelen tegenover Cruijff, hij gunde hem het succes niet. Michels heeft tot het EK van 1988 moeten wachten vooraleer hij met de Nederlandse nationale ploeg een eerste prijs won zonder Cruijff. Dat koesterde hij. Later zorgde hij ervoor dat Cruijff nooit bondscoach werd. Cruijff wilde geen trainerscursus volgen, hij zei dat hij geen vier jaar naar die docenten wilde gaan luisteren, dat ze beter naar hem zouden luisteren want dan konden ze veel leren.

Michels moest ervoor zorgen dat Cruijff een diploma kreeg zonder cursus. Hij heeft dat op een zeer dubieuze manier tegengehouden, zogezegd om geen precedent te scheppen. De KNVB kwam daar achter en zette dat recht, waardoor Cruijff als trainer van Ajax aan de slag kon. Toen Cruijff dan later te kennen gaf dat hij bondscoach wilde worden, heeft Michels dat als technisch adviseur verhinderd en schoof hij telkens weer anderen naar voren. Hij was bang dat Cruijff succesrijk zou zijn, daar kon hij echt niet mee leven. Michels was een hoogst onaangename man. Bij hem draaide alles om geld en macht, hij liet zich voor ieder advies betalen. Het opmerkelijke aan Cruijff is dat hij Michels altijd met alle mogelijke egards behandelde. Terwijl hij goed wist wat er was gebeurd.

Cruijff debuteerde op zijn zeventiende in de eerste ploeg van Ajax. Herinnert u zich die periode nog?

DERKSEN: Heel goed zelfs. Hij speelde zijn eerste competitiewedstrijd tegen Groningen. Zijn naam werd met een K geschreven, niemand die hem kende. Hij was zo frêle dat iedereen dacht: die wordt binnen de kortste keren onder de grond gestopt. Fysiek was hij een jeugdspeler, geen volwassen man. Maar als je hem dan zag voetballen, hoe hij met dat soepele lichaam alle aanslagen ontweek, hoe hij verdedigers afblufte en zijn technisch vermogen gebruikte en anderen al stuurde, dat was fenomenaal. Voor mij is Cruijff de beste voetballer aller tijden. Beter dan Pele en Maradona. Cruijff bepaalde zijn rol op het veld, hij was een centrumspits die zich constant naar het middenveld liet afzakken, niemand die nu nog zo speelt.

Cruijff verloor heel vroeg zijn vader.

DERKSEN: Hij was twaalf toen zijn vader stierf. Ze moesten toen verhuizen want zijn moeder moest voor de kost gaan zorgen. Ze werd huishoudster van de Ajax-trainer. Die woonde namelijk vroeger op het Ajax-stadion, toen nog De Meer. De toenmalige trainer, de Engelsman Vic Buckingham, woonde daar alleen en de moeder van Cruijff maakte daar niet alleen de boel schoon, ze kookte ook. Toen Johan dan ’s middags van school kwam at hij mee, met zijn moeder en Buckingham. Daar heeft hij ook Engels leren spreken.

Ik moet zeggen: het is nog altijd heel aangrijpend als Johan over zijn vader vertelt. Als hij voorbij de begraafplaats rijdt, dan zegt hij nog altijd: dag pa. Als hij voor het graf staat, voert hij met hem ook gesprekken. Hij beweert ook altijd dat zijn vader alles ziet, dat hij hem van boven heeft zien debuteren. Als hem onrecht wordt aangedaan zegt hij: ‘Ik hoef niets te doen, boven zien ze alles, ze grijpen wel in.’ Daar gelooft hij echt heilig in. Ook al gaat hij niet naar de kerk.

Wanneer hebt u hem leren kennen?

DERKSEN: Toen ik hier in 1977 kwam werken, sprak hij niet met Voetbal International. Dat had te maken met een conflict met de toenmalige hoofdredacteur Joop Niezen die het functioneren van Cruijffs zaakwaarnemer, zijn schoonvader Cor Coster, had bekritiseerd. Op een gegeven moment kreeg Cruijff problemen met Ajax en toen waren er nog drie journalisten die hem verdedigden: Jaap De Groot van De Telegraaf, Fritz Barend die voor Vrij Nederland schreef, en ik. Toen ontstond er een merkwaardige situatie: hij praatte niet met een journalist die het voor hem opnam.

Op een gegeven moment, toen Cruijff trainer van Ajax was, maakten we een Europese verplaatsing naar het Ierse Dundalk. Ton Harmsen, de voorzitter van Ajax, ontbood me voor een gesprek. Hij zei dat ik met mijn verhalen Cruijff de indruk gaf dat hij goed bezig was. Terwijl dat volgens Harmsen anders was. Vervolgens brandde hij Cruijff helemaal af. Hij wilde dat ik dat allemaal schreef. Daar had ik geen probleem mee. Op voorwaarde dat ik Harmsen mocht citeren. Dat wilde hij niet, ik moest zogezegd alles uit eigen naam schrijven. Daar paste ik voor. Woedend was Harmsen omdat ik dit niet wilde doen. Vervolgens klampte hij een journalist van Het Algemeen Dagblad aan en die liet zich wel inpakken en misbruiken.

Die hypocriete spelletjes achter de schermen, dat gestook, dat was typisch voor Ajax. Ik ergerde me daar vreselijk aan en heb Cruijff ingelicht. Daarna ben ik hem gaan verdedigen en zijn we naar elkaar toegegroeid. Johan waardeert het heel erg als je loyaal bent met hem. Zoiets vergeet hij niet.

Is hij veranderd in de loop van de jaren?

DERKSEN: In het geheel niet. Hij heeft nog altijd dezelfde humor, dezelfde opgewektheid, ik zie hem haast nooit somber, hij is echt een erg warme man. Als er iemand géén sterallures heeft, dan is het Cruijff wel. Als je die blagen van voetballers nu ziet, ze zijn allemaal eerder miljonair dan volwassen. Cruijff is een keurig opgevoede jongen uit een middenstandsmilieu, met ouderwetse principes. Als de kinderen op vakantie wilden, dan moesten ze daarvoor gaan werken, terwijl geld toch geen probleem is voor hem. Hij heeft altijd heel bescheiden geleefd. Ik zeg weleens: voor zo’n ster is het bijna teleurstellend hoe eenvoudig hij is.

Toch botste hij vaak met bestuurders.

DERKSEN: Hij kwam op voor zijn rechten. Als Ajax in een uitverkocht stadion Europees speelde en van de televisie veel geld kreeg, dan vond hij niet dat de spelers tevreden moesten zijn met duizend gulden. In dat soort dingen was hij heel principieel. Een conflict heeft ook zijn carrière als international beëindigd, hij was toen 30 jaar. Dat gebeurde net vóór het WK van 1978 in Argentinië. Als Cruijff een dispuut had, was hij bikkelhard. Dan zei hij: ‘Geen probleem, ik speel gewoon niet.’ Hij liet niet met zich sollen. Toen hij bij Ajax werd uitgerangeerd, ging hij in de herfst van zijn carrière naar Feyenoord en pakte met de club de dubbel. Hij was toen al 36, na iedere wedstrijd moest hij zich drie dagen laten verzorgen. Hij presteerde puur op rancune. Dat maakt ook deel uit van zijn persoonlijkheid. Ik heb nooit iemand gezien die zo immuun was voor succes, of hij nu verloor of won, Cruijff kwam op dezelfde manier uit de kleedkamer. Maar als je aan zijn eergevoel raakte…

Hij was een adept van aanvallend voetbal. Ook en vooral als trainer.

DERKSEN: Hoe ouder hij werd, hoe extremer en roekelozer in die aanvallende denkbeelden. Toen hij bij Barcelona zat, werd ik op een gegeven moment eens gebeld door zijn assistent, Tonnie Bruins Slot. Die was helemaal in paniek want Cruijff wilde in een competitiewedstrijd zonder doelman spelen, hij wilde de laatste man een keepertrui laten aantrekken en die gewoon laten meevoetballen. Hij vond het zonde om die keeper in zijn doel te laten staan. Ik kon dat gelukkig uit zijn hoofd praten. Terwijl Cruijff heel eigenwijs is. Bovendien denkt hij dat hij van alles verstand heeft, dat is een beetje zijn zwak punt. Als je met hem over voetbal zit te praten, dan lost hij tussendoor nog eens het probleem van de werkloosheid op, het fileprobleem, de politieke situatie in Irak, dat is voor hem allemaal een fluitje van een cent. Bij Ajax bedachten ze weleens woorden die niet bestonden. En dan ging Johan uitleggen wat die woorden betekenden.

Hij was trainer van Ajax en Barcelona, maar voelde er nooit voor om naar andere clubs te gaan.

DERKSEN: Terwijl hij waanzinnige aanbiedingen kreeg. Ik herinner me een voorstel van Juventus, onvoorstelbaar. Maar toen zei hij: ‘Ik woon hier prachtig in Barcelona, wat moet ik nou in een Italiaanse industriestad?’ Hij heeft vaak andere trainers werk gegeven. Valencia kwam met hem onderhandelen, hij zei dat hij niet geïnteresseerd was, maar liet de naam van Guus Hiddink vallen. Frank Rijkaard zit door hem in Barcelona en als Rijkaard vertrekt, zet hij daar wellicht Ronald Koeman neer. Cruijff heeft veel invloed in Barcelona, ook al door zijn innige band met voorzitter Joan Laporte. Maar niet alleen bij Barcelona. Hij droeg ook Marco van Basten voor als bondscoach toen ze hem nog eens wilden.

Vandaar dat hij als enige in Nederland Van Basten blijft verdedigen.

DERKSEN: Inderdaad. Terwijl Van Basten nu gebaat is met een flinke draai om zijn oren. Hij doet alles fout wat hij fout kan doen, het is een verschrikking, hij is echt ongeloofwaardig. Maar Cruijff blijft hem steunen. Ik vind het mooi om loyaal te zijn, maar het kan zich ook tegen je keren.

Hij is sociaal heel erg geëngageerd. Hij richtte onder meer de Johan Cruijff Foundation op.

DERKSEN: Hij waakt over dat project, maar laat zijn dochter het administratieve werk doen. Administratief is hij de grootste ramp die er bestaat. Hij heeft geen agenda, geen notitieboekje, geen mobiele telefoon. Maar hij heeft zo’n fotografisch geheugen dat hij alle telefoonnummers die hij nodig heeft uit het hoofd kent. Heel raar. Cruijff koketteert niet met dat beeld van weldoener. We hebben zijn boek gratis gemaakt, de opbrengst is bestemd voor de Johan Cruijff Foundation. In Nederland liggen er dankzij hem in tal van achterstandswijken kunstvelden voor straatjongens. Financieel is Cruijff natuurlijk al lang onafhankelijk, ook al zijn er na zijn carrière een paar zaken misgegaan en deed hij wat verkeerde investeringen.

Opvallend is dat hij publiekelijk zelden mensen heeft aangevallen.

DERKSEN: Zelfs niet als ze de grootste onzin over hem vertelden. Zo’n Louis van Gaal bijvoorbeeld, die riep dat Cruijff de jeugd van Ajax had verwaarloosd, dat hij daar een chaos had achtergelaten. Typisch Van Gaal: doet altijd alsof hij slim is, maar roept nooit slimme dingen. Cruijff is die uitspraak niet vergeten, maar hij zal Van Gaal openlijk niet aanvallen, hooguit laat hij eens iets doorschemeren. Ook op televisie is hij voorzichtig. Omdat hij weet: alles wat ik zeg, wordt honderd keer uitvergroot.

Op televisie is hij in zijn analyses soms even ongrijpbaar als vroeger op het veld.

DERKSEN: Het probleem is dat de mensen hem vaak niet begrijpen, dat degenen die het voetbal niet zo van nabij volgen, denken: waar heeft die man het over? Cruijff heeft heel veel woorden nodig om iets uit te leggen, hij springt constant van de hak op de tak. En de interviewers durven hem vanuit een soort gêne niet te onderbreken, ze laten hem maar raaskallen. Zijn vrouw zegt hem dat achteraf vaak: ‘Wat heb je nu weer verteld? Er was weer geen touw aan vast te knopen.’

Het zal dus voor hem een opluchting zijn als de aandacht rond zijn 60e verjaardag voorbij is.

DERKSEN: Hij zal die boeken razendsnel opbergen. In de wetenschap dat hij vijf jaar gerust is. Tot zijn 65e. Dan begint het gegarandeerd opnieuw.

DOOR JACQUES SYS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content