Honderd jaar geleden, op 19 april 1906, werd in de Rue Dauphine in Parijs een man aangereden door een kar. Het regende op dat ogenblik. De kar was zwaar geladen en werd door paarden getrokken. Bij het oversteken van de straat is de man op de natte stenen uitgegleden en onder de wielen van de kar terechtgekomen. Hij was op slag dood.

Pierre Curie was al ziek op het ogenblik van zijn fatale ongeluk. Het mysterieuze radium dat hij, samen met zijn vrouw Marie Sklodowska-Curie, had ontdekt en onderzocht, tastte zijn gezondheid aan. ‘Radioactiviteit’ noemde Marie de straling die uit de stof vrijkomt en die zij met passionele nieuwsgierigheid trachtte te begrijpen.

Henri Becquerel had deze straling in 1896 voor het eerst opgemerkt bij het element uranium. Op dat ogenblik hield Pierre Curie zich nog bezig met klassiek natuurkundig onderzoek van kristallen en magnetisme. Hij leerde Marie Sklodowska kennen, een Poolse studente die zich toelegde op het probleem van de uraniumstralen. Pierre trouwde met haar en zo begon wat wellicht de vruchtbaarste maar ook de meest uitputtende samenwerking werd van een echtpaar in de geschiedenis van de wetenschap.

Marie Curie ontdekte dat een uraniumhoudend erts méér straling uitzendt dan alleen van het uranium afkomstig kan zijn. Het erts moet nóg een onbekend element bevatten dat de bron van deze straling is. Pierre liet zijn eigen werk in de steek en stortte zich ook op het onderzoek van de radioactiviteit. Maandenlang hebben ze samen gezwoegd om de onbekende stof uit het uraniumerts te isoleren. Het was herculesarbeid, afmattend en ongezond, in een laboratorium dat niet meer was dan een onverwarmde loods met een lekkend dak. Marie verrichtte de chemische bewerkingen om de gezochte stof uit het erts af te zonderen, Pierre voerde de metingen uit op het verkregen extract. Eind 1898 vingen ze in een buisje het element in zuivere toestand op dat ‘een miljoen keer’ sterker straalde dan uranium. ‘Radium’ noemden ze het. Acht ton ruwe grondstof hadden ze verwerkt om minder dan een tiende gram radium te winnen.

Later beschreef Marie die vreugde die ze allebei voelden wanneer ze ’s nachts in het laboratorium kwamen en het geheimzinnige element in het donker zagen gloeien.

De gevaren ontdekten ze ook. Als de huid dagenlang in contact komt met een capsule die radium bevat, ontstaat een brandwonde die moeilijk geneest, merkte Pierre op na experimenten bij zichzelf.

In 1903 mochten Pierre en Marie Curie samen met Becquerel de Nobelprijs voor natuurkunde in ontvangst nemen. In zijn toespraak wees Pierre op de enorme energievoorraad die in het inwendige van de stralende atomen blijkt te bestaan. ‘Het kan gevaarlijk zijn wanneer deze energie in criminele handen komt’, waarschuwde hij toen al.

Een verkeersongeluk maakte een einde aan het leven van deze man voor de radioactiviteit dat gedaan zou hebben. Marie Curie overleefde hem nog bijna dertig jaar maar stierf dan aan leukemie, waarschijnlijk een gevolg van de langdurige blootstelling aan radioactieve straling.

Wordt de mens er beter van wanneer hij de geheimen van de natuur leert kennen, vroeg Pierre Curie zich nog af in zijn Nobel-toespraak. Hij leek te twijfelen maar wilde optimistisch blijven, als het middel maar – zoals het dynamiet van Alfred Nobel – uit criminele handen blijft.

Hoe zou hij de handen noemen die een halve eeuw later van uranium een wapen maakten, miljoenen keren dodelijker dan dynamiet, en sindsdien de vinger aan de trekker houden?

GERARD BODIFéE IS NATUURKUNDIGE.

Gerard Bodifée

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content