De missionarissen en antropologen die zich rond 1850 in Melanesië ophielden, ontdekten daar een opvallende cultus. De aanhangers probeerden wild gesticulerend westerse schepen naar de oevers van hun eilanden te lokken. Die zouden niet alleen een overvloed aan goederen aanvoeren, maar tevens een messias aan wal zetten en paradijselijke tijden inluiden: geen gezeik, iedereen rijk! Dergelijke Cargo Cults werden inmiddels zowat overal gesignaleerd.
In Vlaanderen duikt een nieuwe versie op. De aanhangers maken papieren modellen van een economisch beleid en scanderen, breed gesticulerend, voortdurend creativiteit! creativiteit! creativiteit! Ondertussen tekenen zij wild met kleurstiften onbegrijpelijke schema’s op grote vellen papier (geflipte charts geheten). Oppersjamaan, m@m@ Ceysens, noemt zich ‘Vlaams minister van Economie’ en bedacht een toverformule: ‘we moeten geen producten, maar verhalen verkopen’. In het buitenland wordt lucht gekocht en worden verhalen verkocht. Haar volgelingen leven niet in Vlaanderen maar in Flanders District of Creativity, kortweg D.C., zoals District of Columbia, een verwijzing naar de raket die nu in Vlaanderen zou neerdalen met een cargo nieuwe technologie, brede winstmarges, kennisintensieve sectoren, voortdurende vernieuwing en zelfs betere peilingen voor de VLD. Onder ondernemers wordt enig scepticisme gesignaleerd.
De messias van de cultus is Richard Florida, auteur van The rise of the creative class. Voor inzicht hoeft men dat boek niet te lezen. Daarom is het Florida ook niet te doen. Zijn boek is één brok pure nostalgie naar de jaren tachtig en het yuppiedom. ‘De levensstijl van de creatieve klasse is een gepassioneerde zoektocht naar ervaring’… ‘Wij vullen elke seconde, op het werk zowel als in de vrije tijd, boordevol creatieve stimuli en ervaringen’… ‘hard werken en hard spelen’… De lezer komt zelfs te weten (blz. 316) dat het geslaagde lid van de creatieve klasse met een SUV rijdt (een Sport Utility Vehicle, zo’n dure jeep die veel verbruikt en dubbel zoveel slachtoffers maakt onder zwakke weggebruikers als andere personenwagens). De yuppies die nu Creative Class heten, vormen daarenboven niet zomaar een kleine kudde hyperkinetische nerds. Neen. Amerika deelt zich zowaar in tweeën op: aan de ene kant de hightechkosmopolieten, aan de andere de gewone werkende mensen, de mensen van het platteland en, helemaal onderaan de ladder van de evolutie volgens Florida, de kerkgangers.
Die onzin blijkt onweerstaanbaar en is waarschijnlijk bemoedigend voor wie ooit geloofde in het opgefokte, met neoliberalisme doorspekte yuppiegedoe van de jaren tachtig, maar zich nu, twintig jaar ouder, voelt wegzakken in inspiratieloosheid, onbenulligheid en onzekerheid over de verdere (politieke) loopbaan.
Maar laten we niet op een negatieve noot eindigen. Een constructief voorstel: zou de Vlaamse minister van Economie haar creativiteit niet resoluut de vrije loop laten, niet alleen verhalen verkopen, maar ook woorden, de Nederlandse woordenschat bijvoorbeeld. Laat mensen een patent kopen op de woorden die in de dikke Van Dale staan. Telkens als een woord wordt gebruikt, heeft de eigenaar recht op een vergoeding. De voordelen van zo’n maatregel zijn duizelingwekkend. Om te beginnen, verdient de Vlaamse overheid (dat zijn wij allemaal) er een fikse stuiver aan. De eigenaars zullen het gebruik van hun woorden stimuleren; de taal zal worden opgestuwd door gezonde concurrentie; de juiste zinnen ontluiken op het snijpunt van vraag- en aanbodcurves. Eindelijk plukken wij de rijpe vruchten van de totale vermarkting. Onze groeicurven klimmen naar ongekende hoogtes.
Hopelijk komt er rond dit voorstel een maatschappelijk debat. Kwestie van even na te denken over de wijze waarop eigendomsrechten worden gelegd op de vruchten van het denken. Dat denken – alsook de wetenschap, technologie en kunst die eruit voortvloeien – wordt dikwijls door de overheid betaald (door ons allemaal dus). Als er met de resultaten van dat denken geld te rapen valt, zijn de zakelijken er echter als de kippen bij en zetten de belastingbetalers een stap opzij. De Wereldhandelsorganisatie doopte zijn akkoord daarover TRIPS ( Trade Related Aspects of Intellectual Property). Het erkent het belang van kennis voor economische groei, maar bezegelt een ontwikkeling waarvan velen (pessimisten ongetwijfeld) vrezen dat ze kennis tot louter handelswaar maakt. De bouwstenen van de creativiteit, ontnomen aan de wetenschappelijke gemeenschappen die op een open wijze naar kennis streven, zouden weleens kunnen verschralen, zo wordt gevreesd. Maar allee, toch zeker niet in Flanders D. C.
Mark Elchardus