Carolyn Christov-Bakargiev over de betekenis van Alberto Burri vandaag.
De jonge Italiaanse curator en auteur Carolyn Christov-Bakargiev maakte de retrospectieve Alberto Burri samen met Maria Grazia Tolomeo van het Palazzo delle Esposizioni in Rome. In diezelfde stad is (tot 20/6) de door haar verzorgde tentoonstelling Citta’Natura te zien. Het thema is de verhouding tussen de stad en het platteland, tussen natuur en cultuur, doorheen de tijd en de identiteit van beschavingen en hun mythes. In België was ze één van de curatoren van de tentoonstelling Taking on a normal situation in het kader van Antwerpen ’93.
CHRISTOV-BAKARGIEV : Ik denk dat het interessant is om Burri vandaag ook in relatie te zien met het debat over het natuurlijke en het kunstmatige. Op dit ogenblik heeft iedereen het er over hoe alles artificieel is. Er zit een zekere aanmatiging in dat soort post-pop internet-attitude. Mensen schijnen te denken dat we het toeval en de gebeurtenissen in de wereld kunnen domineren. In zijn gebruik van artificiële materialen, geeft Burri als kennisgeving mee hoe we hun bestemming niet kunnen controleren. Hij maakt een statement over de relatie tussen cultuur en natuur, die vandaag zeer relevant is denk ik. En dit moet uitgewerkt worden door heel wat jonge kunstenaars. Ik weet dat Piet Coessens ( PSK, jb) een expo met de Zuid-Afrikaan William Kentheridge plant, en ik denk dat dit niet onlogisch is met deze expo : kunstenaars als hij hebben een gelijkaardige positie van twijfel tegenover de fictie en de idee dat we in een fictie leven, die ook Burri had. Vaak zijn het kunstenaars uit plaatsen waar culturele ontwrichting en menselijke problemen opgedoken zijn, die het meest gevoelig blijken voor die thema’s.
Zijn er nog redenen waarom een jong curator als u zich met een klassiek modern kunstenaar bezighoudt ?
CHRISTOV-BAKARGIEV : Dit moment vertoont gelijkenissen met het moment onmiddellijk voor de explosie van Arte Povera : in de eerste helft van de sixties was er dat grote enthousiasme voor ruimte, de maanlanding kon niet uitblijven, er was het idee dat architectuur en kunst zouden samenkomen… de tijd van optical en cinetic art, het soort tentoonstellingen als The responsive Eye in 1965. Dan stortte het plots allemaal in omdat het niet waar was dat het allemaal zo simpel was. En ik heb zowat het gevoel dat we in een gelijkaardig moment van groot enthousiasme voor nieuwe technologie en experimenteren zitten. Maar tegelijk zitten we ook zeer dicht bij een intellectuele ineenstorting en een opening, in positieve zin dus. Zoals indertijd ook de generatie van Smithson en anderen met de hele idee van entropie kwam.
De andere reden is gewoon een hommage aan een kunstenaar die onlangs stierf, februari 1995. En de derde reden heeft te maken met het modernisme. Het is erg belangrijk dat het modernisme opnieuw doordacht wordt. Het hele post-modernisme is zo’n cliché geworden. In zijn hoogste en meest gearticuleerde vormen is het een te dominerend paradigma. Dit paradigma komt voort uit het relativisme dat te wijten is aan het feit dat het model van kennis op taal gebaseerd wordt. Als taal het model wordt van de hoogste vorm van kennis dan doordringt het alles, van psychoanalyse tot semiologie. Dan bereik je dat soort glissement des signes, waar alles erg relatief is. Dat is het dominante paradigma van de jongste dertig jaren.
Er zijn tentoonstellingen nodig die daarover negotiëren met waarlijk modernistische posities en Burri had een waarlijk modernistische positie. Hij had een erg hoge dunk van het schilderen, van het pictoriaal oppervlak, van de mogelijkheid tot compositie, en zijn assemblages brengen de realiteit in het schilderij. In sommige opzichten is hij de laatste modernist ( lacht). Maar met een sterk gevoel erbij. Het is nu belangrijk om dat opnieuw te doordenken, net zoals het belangrijk is om Europese cultuur en Europese identiteit opnieuw te doordenken. Dat is geen reactionaire positie. Ik sta zeer dicht bij kunstenaars die zeker niet eurocentrisch van oorsprong zijn. Politiek is dit contrast tussen Europa en niet-Europa erg relevant, maar esthetisch houdt het niet veel steek. Ik bedoel, dit bestaat niet : dat idee van Europese en niet-Europese kunst. Europa is een menselijk project. Na jaren van kritiek op het eurocentrisme is het belangrijk om dat opnieuw te doordenken, want onvermijdelijk zijn de historische gebeurtenissen die zich in Europa voordoen zo kolossaal en zo heftig, cultureel heftig ook, dat als je het probleem verwijdert, je enkel een probleem creëert. Als je in plaats daarvan Europese geschiedenis en historische bewustwording opnieuw doordenkt, is het mogelijk om vooruit te komen. Burri’s werk ging daar helemaal over hoewel hij het daar zelf niet mee eens zou zijn, schilder en modernist zijnde.
Wat te doen met de notie van genezing bij Burri ?
CHRISTOV-BAKARGIEV : Ik denk dat de notie van genezing erg belangrijk is, in filosofische zin. Er is ook een element van catharsis in het werk net zoals bij de body-kunstenaar die altijd zichzelf snijdt. Als we in termen van zelfgeseling en genezen moeten spreken, dan, ja : sommige scheurwonden zijn de zijne, en dan worden ze gedicht. Ik weet echter niet hoe ik dat psychoanalytisch moet ontwikkelen, omdat ik daar niet voor opgeleid ben. Niettemin, de idee van de strappo is zeer belangrijk, de naam van het woord ook : de scheur, de spleet, de grote spleet. Enerzijds is dat erg emblematisch, en anderzijds is het gewoon wat het is : een gat in het plastic. Er is dus het heen en terug tussen de onvermijdelijke referenties aan wat er in het leven gebeurt en aan het drama van de wereld, oorlog, de vernietiging van Europa en de vernietiging van het lichaam en de kunst. Maar het gaat heen en terug, want op het ogenblik dat je zegt dat het als de wond op de huid van het lichaam is, doet het schilderij je terugkeren : nee, het is dat niet, het is kunst. Want het wordt gecomponeerd binnen een verheven idee van compositie en kunst. Het is alsof je nooit het een of het andere kunt zeggen. Het is dus beide tegelijkertijd. En dat is waarom ook Fontana’s ruimte interessant is, op een zeer verschillende manier, want hij was een optimist, bij hem ging het om ruimte en licht en de omgeving en de mensen die in de ruimte bewegen. Maar terwijl het ruimte en beweging en licht in ruimte is, en tijd, is het ook schilderkunst. Dat is interessant omdat het die ambiguïteit heeft. De beste kunst heeft die ambiguïteit, denk ik.
J.B.