Na Schumann, Brahms, Sjostakovitsj en Mendelssohn, prijkt nu Igor Stravinsky op de affiche voor de componistenhappening in deSingel. Een gesprek met Daniele Callegari, chef-dirigent bij deFilharmonie.

Callegari dirigeert deFilharmonie op 7/3 in de Stravinsky Happening in deSingel, die rechtstreeks wordt uitgezonden door Klara. Op 17, 18 en 19 juni dirigeert hij nieuw werk van Stefan van Eycken en de negende symfonie van Mahler in het Brusselse PSK, de Antwerpse Elisabethzaal en de O.L.V.-Basiliek in Tongeren.

Daniele Callegari deed bij ons voor het eerst van zich spreken toen hij in 2000, bij het orkest van de Munt, Antonio Pappano verving in een uitvoering van Tosca en van Mahlers Derde symfonie. Ondanks zijn opera-achtergrond en het feit dat het voor hem een primeur was, maakte die derde Mahler een onuitwisbare indruk. Een jaar later werd hij aangenomen als chef-dirigent van deFilharmonie. Als operadirigent staat hij nog geregeld in de Munt (o.a. voor Pierre Bartholomées Oedipe sur la route en Ernest Chaussons Le Roi Arthus), maar ook in München, Wenen en Berlijn treedt hij op, en binnenkort zelfs in de arena van Verona en de New Yorkse Met. Symfonisch concentreert hij zich haast uitsluitend op zijn Antwerpse orkest.

Callegari staat bekend om zijn heldere, elegante en gepassioneerde slagtechniek, maar ook om zijn veeleisende en gedisciplineerde aanpak: twee voorwaarden om het orkest op middellange termijn net die extra kwaliteitsgroei te helpen bereiken die nodig is om mee te kunnen draaien in het internationale orkestencircuit. Twee eigenschappen ook die onmisbaar zijn om een overtuigende Stravinsky op poten te zetten. Volgende zondag dirigeert hij onder meer twee van Stravinsky’s meest populaire – en meest geniale – partituren: De Vuurvogel en Petrouchka: ‘Misschien inderdaad een wat eenzijdige keuze. Maar een keuze die onvermijdelijk is in het ontwikkelingsproces van het orkest. De Sacre du Printemps is wellicht belangrijker, maar ook nog net iets moeilijker. Vandaar dat ik er liever nog een seizoen mee wacht. De latere Stravinsky komt aan bod in de andere concerten.’

Callegari is zelf lang percussionist geweest in het orkest van de Scala van Milaan, waar hij met heel wat grote dirigenten heeft samengewerkt, zoals Giulini, Abbado, en Muti. Maar de twee dirigenten die het meest indruk op hem gemaakt hebben, waren Lorin Maazel en Leonard Bernstein: ‘Vreemd genoeg twee dirigenten die nauwelijks een woord spraken, maar die echt alles konden overbrengen met de handen, en de ogen. Wat Stravinsky betreft, herinner ik me een heel indrukwekkende Vuurvogel met Abbado, net twintig jaar geleden. Voor Stravinsky heb je vooral een heel goede slagtechniek en een onwankelbare ritmiek nodig. Het is heel belangrijk dat het orkest je slag onmiddellijk begrijpt en dat je duidelijk slaat. Met verbale uitleg kom je bij Stravinsky niet ver. Alles moet in de handen zitten.’

In de twee jaar dat Callegari met deFilharmonie werkt, is er heel wat veranderd. In nauw overleg met muziekdirecteur Philippe Herreweghe en intendant Jan Raes (die vanaf 13 mei naar Rotterdam vertrekt, en opgevolgd wordt door Hans Waege) zijn er een aantal ontslagen gevallen, audities gehouden, en vacatures opnieuw ingevuld. Door grondige en gedisciplineerde repetities is de klank tegelijk homogener en gedifferentieerder geworden. Philippe Herreweghe heeft het orkest vooral een stilistisch verantwoord palet bijgebracht in het repertoire van Bach (!) tot Bruckner, Callegari spitst zich toe op het virtuozere twintigste-eeuwse repertoire: ‘Philippe en ik werken in de beste verstandhouding. Vorige week hebben we nog audities gehouden en samen overlegd welke mensen we best kunnen gebruiken in het orkest. Toch zijn we qua karakter en werkwijze heel verschillend. In zekere zin complementair. Net daarom is het zo goed en belangrijk dat het orkest veel kan werken met Philippe en met mij. De kwaliteit van een orkest wordt bepaald door twee dingen: de snelheid waarmee het een moeilijk programma op punt krijgt, en de flexibiliteit waarmee het zijn klank kan aanpassen aan verschillende stijlperiodes of aan de klankvoorstellingen van een dirigent. Denk maar aan Wenen, Amsterdam of Berlijn: die orkesten zijn in staat om de ene dag Mozart of Brahms te spelen met Harnoncourt of Rattle, en ’s anderendaags met evenveel ziel en overtuiging met Muti of Sanderling.

‘Bij deFilharmonie merken zowel Philippe als ik, elk met onze eigen klankvoorstelling en werkwijze, dat de musici nu veel beter en sneller begrijpen en kunnen realiseren wat we willen. Omdat ze ons beter kennen, en omdat ze zelf ook technisch en muzikaal gegroeid zijn. Daardoor kunnen we ook steeds moeilijkere programma’s aan, en dat maakt het voor het orkest dan weer steeds plezieriger en opwindender om te repeteren. Als musicus ben je altijd beter voorbereid, en heb je meer plezier in je werk, naarmate de uitdaging groter is.’

Jo Paumen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Expertise